ECLI:NL:TADRARN:2010:YA0843 Raad van Discipline Arnhem 09-96

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2010:YA0843
Datum uitspraak: 12-04-2010
Datum publicatie: 24-06-2010
Zaaknummer(s): 09-96
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verweerster heeft zich voldoende ingespannen om de belangen van klager naar behoren te behartigen in een strafzaak. Verweerster heeft klager voldoende voorgelicht over het onderzoek bij het PBC en getracht nader forensisch onderzoek te bewerkstelligen.

09-96

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

Bij brief van 11 maart 2009 heeft Mr. M-L.A.J. Hoppenbrouwers namens mr R.J. Dil, Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Arnhem ter kennis van de Raad gebracht de klacht van:

klager

verblijvende in de P.I. [ ]

tegen:

verweerster

advocaat te [ ]

1. Na het insturen van de klacht bij brief d.d. 11 maart 2009 aan de Raad, heeft klager te kennen gegeven nieuwe stukken te willen toevoegen aan het dossier. Het dossier is daartoe aan de Deken geretourneerd. Bij brief van 5 oktober 2009 heeft de Deken het dossier opnieuw gezonden naar de Raad voor Discipline ter definitieve afhandeling van de klacht.

2. De klacht is behandeld ter openbare zitting van 25 januari 2010. De Raad heeft bij de behandeling van de klacht zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr. A.E. Zweers, voorzitter en mrs. P.J.M. van Wersch, C.J. Lunenberg-Demenint, E.D. Breuning ten Cate en H.F.J. Maissan, leden van de Raad en is bijgestaan door mr. P.J.G. van den Boom als griffier.

3. Ter zitting zijn klager en verweerster verschenen.

4. De klacht heeft de volgende achtergrond. Verweerster  heeft klager vanaf november 2007 tot en met augustus 2008 in een strafzaak bijgestaan. Klager is vervolgd voor de moord c.q. doodslag op zijn voormalige echtgenote en partner in november 2007. In eerste aanleg is klager veroordeeld. Gedurende het gerechtelijk vooronderzoek en in aanloop naar de zitting heeft verweerster klager een groot aantal malen bezocht en het verloop van het onderzoek met hem besproken. Klager was er van overtuigd dat zijn ex-echtgenote/partner op het moment van haar overlijden verkeerde onder invloed van drugs en/of medicijnen en dat zij zou werken in de porno-industrie. Verweerster heeft op aandringen van klager bewerkstelligd dat videobanden / cd-roms die zich in de woning bevonden zijn onderzocht op beelden van het slachtoffer, die niet zijn aangetroffen. Verweerster heeft telefonisch overleg gevoerd met de Officier van Justitie over een nader bloedonderzoek.

Het Pieter Baan Centrum heeft naar aanleiding van multidisciplinair onderzoek geconcludeerd dat er bij klager sprake was van (een) waanvoorstelling(en) op het moment van het plegen van het strafbare feit en dat hij verminderd toerekeningsvatbaar is. De rapportage heeft enige tijd op zich laten wachten. De rechtbank heeft op enig moment een zitting gewijd aan het horen van klager als verdachte naar aanleiding van de feiten en omstandigheden die hebben geleid tot de moord c.q. doodslag. Verweerster was op deze zitting aanwezig. De vragen van de rechtbank richten zich voornamelijk op klager als verdachte.

Klager is in hoger beroep bijgestaan door een andere advocaat. In hoger beroep zijn aanvullende onderzoekingen verricht, op verzoek en instigatie van de raadsman die klager in hoger beroep bijstond. Er is nader bloedonderzoek verricht, getuigen zijn gehoord en een contra-expertise op het onderzoek van het Pieter Baan centrum is uitgevoerd.

Klager is gehuwd geweest met het slachtoffer. Na de echtscheiding hebben zij zich verzoend.  Uit hun huwelijk zijn twee kinderen geboren, die erfgenaam zijn van hun moeder. Klager is geen erfgenaam. 

5. De klacht luidt als volgt.

Verweerster heeft zich niet gedragen zoals een goed advocaat betaamt door:

a. geen gehoor te geven aan klagers verzoek om te bewerkstelligen dat er nader onderzoek zou worden gedaan door justitie en politie ondermeer naar sporen van drugs en/of alcohol in het bloed van het slachtoffer;

b. onvoldoende alert te zijn met betrekking tot het onderzoek dat klager moest ondergaan in het Pieter Baan Centrum en klager over het onderzoek niet correct te informeren;

c. klager gebrekkig te verdedigen bij gelegenheid van de mondelinge behandeling door de Rechtbank;

d.  zich onvoldoende in te spannen met betrekking tot de nalatenschap van klagers ex-partner en door klager ter zake slecht te informeren over zijn positie en die van de kinderen;

e. tekort te schieten bij de verdediging van de belangen van de heer [  ], hetgeen tekenend is voor de werkwijze van verweerster;

f. vaak slecht bereikbaar te zijn en onvoldoende zorg te dragen voor vervanging;

g. zich onvoldoende in te spannen ten behoeve van de behartiging van klagers belangen en hem onvoldoende te informeren en voor te lichten.

6. Verweerster heeft gemotiveerd verweer gevoerd en aangevoerd dat zij zich voldoende voor klager heeft ingespannen om extra onderzoek te laten doen, hetgeen niet tot gevolg heeft gehad dat daar bewijs voor de stellingen van klager uit is voortgekomen. Zij heeft telefonisch contact gezocht met de Officier van Justitie, die haar heeft medegedeeld dat het bloed niet nader onderzocht kon worden, omdat er als gevolg van de crematie geen bloed meer voorhanden was.

Klager heeft een bepaalde beleving, die voor klager als werkelijkheid geldt, doch die niet altijd overeenkomstig de werkelijkheid is zoals derden die kennen. Klager is zeer moeilijk te overtuigen van feiten en/of omstandigheden die niet in zijn beleving passen. Verweerster heeft klager uitgebreid en correct geïnformeerd over het onderzoek dat zou worden en is verricht door het Pieter Baan Centrum. Klager kon aanvankelijk niet wachten om naar het Pieter Baan Centrum te gaan.

Tijdens de eerste mondelinge behandeling zijn de feiten besproken. Tijdens het bespreken van de feiten is de rol van de raadsman niet groot, omdat een verdachte wordt verondersteld zelf te antwoorden.

Verweerster heeft klager geprobeerd uit te leggen dat, nu hij niet gehuwd was met zijn ex-partner en de ex-partner klager ook niet bij testament heeft aangewezen als erfgenaam, hij nagenoeg geen invloed heeft op de afwikkeling van de nalatenschap van zijn ex-partner.

Verweerster heeft geprobeerd zo optimaal mogelijk bereikbaar te zijn voor klager. De bemoeienis van verweerster bij de afwikkeling van de nalatenschap van de ex-partner is dan ook niet bijzonder groot geweest. Verweerster is slechts bemiddelend opgetreden, zodat een derde werd gemachtigd om klager te vertegenwoordigen.

Verweerster kon de heer Bolwerk niet bijstaan in verband met een mogelijk tegenstrijdige belang, nu haar stagiaire de inmiddels ex-partner van de heer Bolwerk bijstond.

Op momenten dat verweerster niet aanwezig was, hetgeen slechts in een korte periode het geval was,  heeft zij steeds gezorgd voor vervanging. Haar kantoorgenoot , die haar op de meeste bezoeken die zij bracht aan klager heeft vergezeld, was op de hoogte van de zaak en nam dan voor haar waar.  Verweerster heeft klager in aanloop naar de zitting veelvuldig, wel negentien keer, bezocht.

7.  De Raad beoordeelt de klacht als volgt.

  Klachtonderdeel a.

Verweerster heeft op verzoek van klager telefonisch geïnformeerd en overleg gevoerd met de officier van justitie omtrent het nader onderzoeken van het bloed van het slachtoffer. Alhoewel in de eerste onderzoeksvragen aan de orde kwam de vraag of dergelijke sporen zich in het bloed van het slachtoffer bevonden is het bloed van het slachtoffer daarop aanvankelijk niet getest. De officier van Justitie heeft verweerster medegedeeld dat er geen bloedmonsters meer aanwezig waren en dat, nu het slachtoffer inmiddels was gecremeerd, geen nader onderzoek verricht kon worden. Het feit dat in hoger beroep dit onderzoek wel is uitgevoerd maakt het oordeel over klachtonderdeel a. niet anders. Binnen de mogelijkheden die er op dat moment lagen heeft verweerster zich voldoende ingespannen om nader onderzoek te laten verrichten. Op aandringen van klager heeft verweerster bewerkstelligd dat nader onderzoek is verricht naar de in de woning aanwezige videobanden / cd-roms waaruit zou zijn af te leiden dat het slachtoffer in de porno-industrie zou werken. De door klager bedoelde band is niet aangetroffen. Op de wel aangetroffen banden zijn geen afbeeldingen van het slachtoffer gevonden. Verweerster treft geen verwijt dat het bestaan van bepaald beeldmateriaal niet is aangetoond. Klachtonderdeel a is derhalve ongegrond.

  Klachtonderdeel b.

Verweerster heeft aangevoerd dat zij klager uitgebreid heeft geïnformeerd over de mogelijke gevolgen van het onderzoek door het Pieter Baan Centrum. Verweerster heeft klager voorgehouden dat hij kon weigeren zich te onderwerpen aan het onderzoek. Klager heeft echter de medewerking aan het onderzoek gegeven. Het feit dat het resultaat van het onderzoek voor klager tegenvallend is maakt nog niet dat er geconcludeerd kan worden dat verweerster hem op dit punt onvoldoende heeft voorgelicht en/of geïnformeerd. Klachtonderdeel b. is derhalve ongegrond.

  Klachtonderdeel c. 

De behandeling ter terechtzitting heeft in twee keer plaatsgevonden, omdat eerst twee dagen voor de eerste zitting de rapportage van het Pieter Baan Centrum beschikbaar was. Op de eerste zitting zijn de feiten en omstandigheden besproken.

Bij klager bestaat kennelijk de indruk dat verweerster zich tijdens deze zitting onvoldoende heeft ingespannen voor klager, door zich onvoldoende te mengen in de ondervraging en hem onvoldoende heeft bijgestaan in de beantwoording van de vragen. De rol van een raadsman bij het onderzoek ter terechtzitting naar de feiten is echter beperkt. De rechtbank leidt het onderzoek.

Voor zover in dit klachtonderdeel besloten ligt dat verweerster klager vlak voor de zitting heeft geconfronteerd met het onderzoek van het Pieter Baan Centrum, waardoor klager danig van slag is geraakt, treft verweerster daarvan geen verwijt, nu klager voorbereid diende te zijn op het bespreken van de rapportage. Verweerster treft derhalve geen tuchtrechtelijk verwijt met betrekking tot de door haar gevoerde verdediging ter terechtzitting. Klachtonderdeel c. is derhalve ongegrond.

  Klachtonderdeel d.

 De rechtsbijstand die verweerster aan klager verleende had in het bijzonder betrekking op de strafzaak. Met betrekking tot de afwikkeling van de nalatenschap van het slachtoffer en ex-echtgenote van klager heeft verweerster slechts een bemiddelende rol gespeeld bij de verstrekking van een volmacht aan de zus van het slachtoffer om namens klager als wettelijk vertegenwoordiger van de nog minderjarige zoon en in het kader van de verkoop van de woning op te treden. Klager was uitdrukkelijk geen erfgenaam. De nalatenschap diende in het belang van de erfgenamen, de kinderen van klager, zo spoedig mogelijk te worden afgewikkeld. Nu verweerster geen opdracht had klager op dit punt bij te staan, hetgeen kan worden afgeleid uit de verstrekte volmacht,  treft verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt over de wijze van afwikkeling. Ook dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

  Klachtonderdeel e.

 Klager heeft geen zelfstandig belang te klagen over de belangenbehartiging ten aanzien van een andere persoon. Klager is derhalve niet ontvankelijk in dit klachtonderdeel.

  Klachtonderdeel f.

 Niet aannemelijk is geworden dat verweerster slecht bereikbaar was en onvoldoende zorg heeft gedragen voor vervanging. De indruk die de Raad heeft gekregen is tegenovergesteld. Verweerster heeft klager veel aandacht gegeven door hem veelvuldig te bezoeken in de aanloop naar de zitting. Haar kantoorgenoot vergezelde verweerster daarbij meestal, zodat ook haar kantoorgenoot op de hoogte was van de zaak. Voor zover verweerster niet zelf op kantoor bereikbaar was heeft klager zich ook kunnen wenden tot deze kantoorgenoot. Klachtonderdeel f. is derhalve tevens ongegrond.

  Klachtonderdeel g.

Klachtonderdeel b. betreft in feite een samenvattende klacht naar aanleiding van de diverse klachtonderdelen. Nu alle klachtonderdelen ongegrond zijn, en er ook overigens geen feiten en omstandigheden zijn gebleken op grond waarvan zou moeten worden geconcludeerd dat er sprake was van het onvoldoende behartigen van de belangen van klager, is ook dit klachtonderdeel ongegrond.

De beslissing van de Raad luidt als volgt:

Klager is niet ontvankelijk in klachtonderdeel e. De klacht is voor het overige in al zijn onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door de Raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 12 april 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.

Griffier     Voorzitter