ECLI:NL:TADRARN:2010:YA0839 Raad van Discipline Arnhem 09-27

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2010:YA0839
Datum uitspraak: 12-04-2010
Datum publicatie: 24-06-2010
Zaaknummer(s): 09-27
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht dat verweerder onvoldoende aandacht aan de zaak heeft besteed ongegrond. Het oordeel van de door de rechter benoemde deskundige doorslaggevend. Verweerder valt niet te verwijten dat hij geen second opinion heeft weten te bewerkstellgen. Omvang van de declaraties naar aanleiding van klacht klaagster genoegzaam opgelost.

09-27

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

Bij brief van 10 november 2009 heeft M-L.A.J. Hoppenbrouwers namens R.J.A. Dil, Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Arnhem ter kennis van de Raad gebracht de klacht van:

Klaagster

wonende te [ ]

tegen:

verweerder

advocaat te [ ]

1. De klacht is behandeld ter openbare zitting van 25 januari 2010. De Raad heeft bij de behandeling van de klacht zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr. A.E. Zweers, voorzitter en mrs. P.J.M. van Wersch, D.J. Lunenberg-Demenint, E.D. Breuning ten Cate en H.F.J. Maissan leden van de Raad en is bijgestaan door mr. P.J.G. van den Boom als griffier.

2. Ter zitting zijn klaagster, vergezeld door haar echtgenoot, en verweerder verschenen.

3. De klacht betreft het optreden van verweerder als advocaat van klaagster vanaf september 2007 in een zaak tegen de leverancier van vloertegels. De vloertegels voldeden naar de mening van klaagster niet.

Verweerder zou zich niet hebben gedragen zoals een goed advocaat betaamd doordat:

a. verweerder onvoldoende deskundig en onzorgvuldig was bij het concipiëren van stukken. Het eerste concept voor een dagvaarding van 27 september 2007 was inhoudelijk onjuist en is op aanwijzing van klaagster gewijzigd. In de definitieve dagvaarding werd de gedaagde partij onjuist aangeduid;

b. door de vele taal- en spelfouten die op aanwijzing van klaagster moesten worden gecorrigeerd extra veel kosten zijn veroorzaakt;

c. in de procedure niet op de juiste wijze is verzocht om een second-opinion uit te brengen door een andere deskundige;

d. tijdens het intakegesprek is overeengekomen dat de kosten van rechtsbijstand de vordering niet zouden overstijgen, hetgeen echter wel is gebeurd. Al in januari 2008 overstegen de kosten de vordering en bovendien werd het uurtarief zonder overleg verhoogd met € 30,--. Er werd niet adequaat gereageerd op bezwaren tegen de declaraties;

e. er te weinig tijd is besteed aan de zaak;

f. er onvoldoende deskundig is gehandeld, onder andere door niet voor aanvang van de procedure te wijzen op het belang van een deskundigenrapport en door voor aanvang van de zaak niet een deskundige te raadplegen.

4. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Verweerder heeft aangevoerd dat hem in deze geen tuchtrechtelijk verwijt past. Verweerder heeft met klaagster bij aanvang van de zaak gesproken over het belang van de rapportage van een deskundige. Klaagster heeft een deskundige geraadpleegd. De rapportage van deze deskundige is in het geding gebracht. Klaagster stelt ten onrechte dat verweerder niet zou hebben gevraagd om aanwijzing van een tweede deskundige te benoemen door de rechter.

De rechter heeft het verzoek tot benoeming van een tweede deskundige in de procedure afgewezen. Overigens staat geenszins vast dat de benoeming van een tweede deskundige zou hebben geleid tot een voor klaagster positieve afloop van de zaak. Door de opstelling van klaagster kon dit in hoger beroep ook niet aan de orde komen.

In de dagvaarding is de leverancier van de tegels abusievelijk in privé gedagvaard, hetgeen later echter is hersteld. Voor het overige kleven er geen gebreken aan de dagvaarding. Het concept van de dagvaarding heeft verweerder voorgelegd aan klaagster, die een aantal correcties heeft aangebracht. Het doorvoeren van deze correcties heeft overigens niet tot extra kosten geleid voor klaagster. Klaagster is naar behoren geïnformeerd over het procesrisico en over de aan haar zaak bestede tijd en kosten van rechtsbijstand. Bovendien is gematigd gefactureerd. Weliswaar is het kostenaspect in relatie tot de vordering bij het intakegesprek aan de orde gekomen, een prijsafspraak daarover is echter niet gemaakt. Een prijsafspraak is wel later gemaakt, als gevolg waarvan de declaraties zijn aangepast. Verweerder heeft klaagster voldoende deskundig en adequaat bijgestaan. Aan haar zaak heeft verweerder voldoende tijd besteed en hij heeft alles gedaan om deze tot een goed einde te brengen.

5. De Raad gaat uit van de volgende gegevens.

Verweerder heeft klaagster bijgestaan in een geschil waarbij aan de orde was de deugdelijkheid van een door de wederpartij geleverde partij tegels aan klaagster. Bij aanvang van de procedure is door verweerder met klaagster gesproken over het inschakelen van een deskundige. Daarop heeft klaagster zelf een deskundige ingeschakeld, die een korte rapportage heeft opgesteld met betrekking tot de vloertegels. De conclusie van deze deskundige was dat de vloertegels niet voldeden.

In de loop van de procedure die is gevoerd is door de rechter op enig moment een deskundige benoemd. Het oordeel van die deskundige was ongunstig voor klaagster. Volgens de deskundige bezaten de tegels de eigenschappen die klaagster op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De door klaagster geuite gebreken zijn, aldus de deskundige inherent aan het product. Namens klaagster heeft verweerder in de procedure aanvankelijk bezwaar aangetekend tegen de declaratie van de deskundige, omdat naar het oordeel van klaagster de deskundige zijn werk niet goed zou hebben verricht. Voorts zijn de procespartijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het deskundigenbericht en is een schrijven van de door klaagster ingeschakelde deskundige in de procedure overgelegd. Tot slot heeft verweerder namens klaagster verzocht op de voet van artikel 200 Burgerlijke Rechtsvordering een tegenonderzoek te laten verrichten. De rechter heeft de conclusie van de deskundige tot de zijne gemaakt en daarmee de bezwaren van klaagster terzijde gesteld. De vordering van klaagster is derhalve afgewezen en klaagster is in de proceskosten veroordeeld.

Tijdens het intakegesprek ten kantore van verweerder  zijn de kosten in relatie tot de hoogte van de vordering aan de orde gekomen. Na de eerste mondelinge behandeling bleek dat de kosten de vordering waren overstegen met meer dan € 1.000,--. Vervolgens heeft een gesprek op het kantoor van verweerder, in aanwezigheid van zijn patroon, plaatsgevonden. Afgesproken is dat aan klaagster nog een maximum van 3 uur ad € 220,-- per uur exclusief kantoorkosten en BTW in rekening zou worden gebracht. De verhoging van het uurtarief die vlak daarvoor was doorgevoerd werd daarmee ongedaan gemaakt.

6. De Raad beoordeelt de klacht als volgt.

 Klachtonderdeel a.

Verweerder heeft de dagvaarding in concept toegestuurd aan klaagster. De conceptdagvaarding is aan klaagster voorgelegd teneinde te onderzoeken of de dagvaarding een juiste weergave van de feiten bevatte. Klaagster heeft daarop enkele wijzigingen aangebracht en heeft een aantal taal- en spelfouten geconstateerd. Concepten worden voorgelegd aan een cliënt ter correctie en/of goedkeuring. Het feit dat correcties moeten worden doorgevoerd levert echter niet een tuchtrechtelijk verwijt op.

Het dagvaarden van de leverancier in privé is een omissie die verweerder tijdig in de procedure heeft hersteld. Klaagster heeft daarvan geen nadeel geleden. Ook op dit punt treft verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt.  Klachtonderdeel a. is dan ook ongegrond.

Klachtonderdeel b.

Niet is komen vast te staan dat door het uitvoeren van de correcties in de conceptdagvaarding extra kosten zijn ontstaan voor klaagster of dat de procedure anderszins onnodig en onacceptabel is vertraagd. Klachtonderdeel b is derhalve eveneens ongegrond.

Klachtonderdeel c.

In de procedure heeft verweerder namens klaagster een aantal gelegenheden aangegrepen om naar voren te brengen het niet eens te zijn met de conclusie van de door de rechter benoemde deskundige. Hij heeft in dat kader ook aangedrongen op het benoemen van een tweede deskundige door de rechter, welk verzoek echter door de rechter is afgewezen. Verweerder heeft zijn verzoeken niet op onjuiste wijze gedaan. De wijze waarop verweerder de verzoeken naar voren heeft gebracht heeft niet geleid tot het afwijzen van het verzoek een tweede deskundige te benoemen. De overtuiging van klaagster dat door toedoen of nalaten van verweerder het verzoek tot het benoemen van een tweede deskundige is afgewezen, berust op een onjuiste lezing van het vonnis. Klachtonderdeel c is derhalve tevens ongegrond.

Klachtonderdeel d.

Tijdens de mondelinge behandeling is komen vast te staan dat weliswaar in het intakegesprek is gesproken over het feit dat de kosten in relatie zouden moeten staan tot de hoogte van de vordering, doch dat er op dat moment geen concrete prijsafspraak is gemaakt. Deze prijsafspraak is wel gemaakt naar aanleiding van klachten die klaagster uitte tegen de omvang van de declaraties in een bespreking die plaatsvond op 8 maart 2008. In deze bespreking is tevens aan de orde gekomen dat het uurtarief van verweerder inmiddels was verhoogd, waar klaagster tegen protesteerde en welke verhoging is teruggebracht. Niet is komen vast te staan dat door verweerder niet adequaat is gereageerd op bezwaren tegen de geuite declaraties. Verweerder heeft in samenspraak met zijn patroon de klachten van klaagster serieus genomen. Partijen zijn uiteindelijk tot overeenstemming gekomen over de hoogte van de kosten. Klachtonderdeel d is derhalve tevens ongegrond.

Klacht onderdeel e.

Onvoldoende is komen vast te staan dat verweerder onvoldoende tijd heeft besteed aan de zaak. De indruk die de Raad uit de bestudering van het dossier heeft gekregen is eerder een andere. Verweerder heeft steeds adequaat en tijdig gereageerd in de procedure. Klachtonderdeel e. is derhalve tevens ongegrond.

 Klacht onderdeel f.

Voor aanvang van de procedure hebben klaagster en verweerder gesproken over het belang van een deskundige. Verweerder heeft onder de aandacht gebracht dat het oordeel van een deskundige van doorslaggevende aard in de procedure zou (kunnen) zijn. In dat kader heeft klaagster een deskundige opdracht gegeven tot het uitbrengen van een rapport, welk rapport door verweerder in de procedure is ingebracht.

De rapportage van de door klaagster ingeschakelde deskundige was echter summier in relatie tot het deskundigenrapport dat de door de rechter benoemde deskundige heeft uitgebracht. Klaagster veronderstelt dat, indien de partijdeskundige een meer lijvig rapport had uitgebracht, de (door de) rechter (benoemde deskundige) anders zou hebben beslist. Dat staat echter allerminst vast. De door klaagster ingeschakelde deskundige is een partijdeskundige. De benoeming van een deskundige door de rechter vindt zijn reden in veronderstelling dat deze een onafhankelijke rapportage uitbrengt, omdat hij niet is gelieerd aan een van de procespartijen, in tegenstelling tot een deskundige die is ingeschakeld door een van de partijen. Ook dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

 De beslissing van de Raad luidt als volgt:

 De klacht is in al zijn onderdelen ongegrond. 

Aldus beslist door de Raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 12 april 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.

Griffier     Voorzitter