ECLI:NL:TADRARN:2010:YA0749 Raad van Discipline Arnhem 09-97

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2010:YA0749
Datum uitspraak: 26-04-2010
Datum publicatie: 21-06-2010
Zaaknummer(s): 09-97
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Omdat klager de bijstand door verweerder niet meer kon betalen en verweerder niet op basis van toevoeging wilde optreden is de zaak overgenomen door een andere advocaat. Verweerder heeft toen het van klager ontvangen voorschot per abuis tegen een té hoog uurtarief  verrekend met zijn declaratie. Eenmaal daarvan op de hoogte heeft verweerder het teveel zonder deugdelijke specificatie en declaratie behouden als ver-goeding voor nawerk terwijl hij voor overdracht van de zaak al twee uur had gerekend. In zoverre gegrond, enkele waarschuwing.  

09-97

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

Bij brief d.d. 11 november 2009 heeft mr. R.J.A. Dil, deken van de orde van advocaten in het arrondissement Arnhem, ter kennis van de raad gebracht de klacht van:

hierna te noemen

klager

tegen

verweerder.

1. De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 15 februari 2010, waar zowel klager, bijgestaan door zijn huidige advocaat mr. [A], als verweerder is verschenen.

De raad heeft bij de behandeling van de klacht zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, en mrs. J.R.O. Dantuma, G.E.J. Kornet, P.R.M. Noppen en R.R.J.A. Olie-Hallmans, leden van de raad, en is bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier.

2. Verweerder heeft klager in 2007 bijgestaan als advocaat met als doel de verkoop van klagers appartement aan de [adres] te [woonplaats] ongedaan te maken. Klager had zijn appartement verkocht tegen een veel te lage prijs; hij was ten tijde van de verkoop onder invloed van drugs en medicijnen geweest. De klacht heeft betrekking op de financiele aspecten van de verhouding tussen klager en verweerder.

3. Blijkens de samenvatting van de klacht door de deken in diens aanbiedingsbrief aan de raad van [….] 2009 heeft klager zich over het volgende beklaagd.

1. Verweerder is onzorgvuldig geweest bij het declareren van zijn bemoeienissen. Hij heeft een, gezien de situatie van klager, forse voorschotnota gezonden en laten betalen door de broer van klager.

Vervolgens heeft hij zodanig veel gedeclareerd dat geen sprake is van een redelijke declaratie. De declaratie is onredelijk op grond van het gehanteerde tarief en de hoeveelheid tijd die in rekening is gebracht.

Meer in het bijzonder had verweerder geen tijd in rekening mogen brengen voor de overdracht van het dossier.

2. Verweerder heeft bij het aanvaarden van zijn opdracht niet de financiële gevolgen daarvan met klager besproken.

3. Verweerder heeft noch bij aanvang van de zaak noch later met klager de mogelijkheid van gefinancierde rechtshulp besproken. Bovendien heeft hij niet schriftelijk vastgelegd dat klager afstand van zijn recht op gefinancierde rechtshulp zou hebben gedaan.

Naast zijn klacht heeft klager verzocht te bepalen dat verweerder tekort is geschoten in de zorg die hij jegens hem diende te betrachten.

4. De raad gaat bij zijn beslissing uit van de volgende gegevens, zoals die uit het onderzoek van de klacht door de deken en het onderzoek ter zitting van de raad naar voren zijn gekomen.

Klager is begin [….] 2007 met verweerder in contact gebracht door mr. [B], toen nog bij verweerder op kantoor werkzaam als advocaat in de familie- en strafpraktijk. Klager zat op dat moment circa 6 weken gedetineerd. Tijdens haar bezoek aan klager in de penitentiaire inrichting vernam mr. [B] dat klager spijt had van de verkoop van zijn appartement althans tegen de overeengekomen prijs van

€ 110.000,-. Hij had dat appartement in 2005 voor  € 154.000,-gekocht. Gezien de stijging van de markt zou het in 2007, gezien ook de vraagprijzen van vergelijkbare appartementen, vermoedelijk meer dan €  160.000,- hebben kunnen opbrengen. Bij de verkoop zou klager onder invloed van drugs zijn geweest en zijn wil niet hebben kunnen bepalen. Mr. [B] heeft daarop telefonisch contact gezocht met verweerder en hem de vraag voorgelegd of hij deze verkoop voor klager zou kunnen proberen terug te draaien. Er diende snel gehandeld te worden omdat het notarieel transport stond geagendeerd op [….] 2007. Mr. [B] wist verweerder - die geen toevoegingszaken behandelde - te vertellen dat klager over voldoende financiële middelen beschikte om hem te kunnen betalen. Verweerder heeft zich toen door laten verbinden met klager. Zij hebben voornamelijk over de inhoud van de zaak gesproken, en kort over de kosten van verweerders bijstand. Klager bevestigde dat hij geld had om verweerder te kunnen betalen. Verweerder vroeg om een voorschot van € 5000,- ex b.t.w. Klager verwees verweerder daarvoor naar zijn broer.

Verweerder heeft vervolgens op [….] 2007 telefonisch contact gehad met klagers broer [H] op diens vakantieadres in [land]. Volgens broer [H] zou het vermogen van klager, afkomstig uit de nalatenschap van zijn ouders, in korte tijd sterk verminderd zijn maar zou er op dat moment nog circa € 25.000,- op klagers rekening staan. Direct na terugkeer van zijn vakantie zou hij voor betaling van de voorschotnota ad € 5950,- zorg dragen. Hij heeft dat ook gedaan, en wel op [….] 2007, van zijn eigen rekening. Achteraf is gebleken dat de rekening van klager op [….] 2007 al leeg was.

Verweerder heeft op [….] 2007 per brief aan de notaris ten overstaan van wie het transport zou plaatsvinden de koopovereenkomst vernietigd op grond van een wilsgebrek. In [….] 2007 had klager al de sleutels van het appartement aan de koper afgegeven. Verweerder heeft daarom een concept-dagvaarding in kort geding opgesteld waarin hij heeft gevorderd de koper te veroordelen het appartement te verlaten. Het overleg respectievelijk contact daarover met klager – die inmiddels weer op vrije voeten was - verliep moeizaam.

Nadat klager hem in [….] 2007 had verzocht een gedeelte van het voorschot over te maken voor het betalen van zijn huur en een eigen bijdrage voor mr. [B] was dit voor verweerder aanleiding te veronderstellen dat klager wellicht voor een toevoeging in aanmerking zou kunnen komen en heeft hij klager begeleid naar een ander advocatenkantoor. Dat kantoor heeft de zaak vervolgens weer overgedragen aan mr. [A] voornoemd die de dagvaarding conform het eerder door verweerder opgestelde concept heeft laten uitbrengen. De rechtbank heeft daarop bij vonnis d.d. [….] 2008 klager in het gelijk gesteld.

Op [….] 2007 heeft verweerder zijn (eind)declaratie opgemaakt en daarbij een uurtarief van € 185,00 ex b.t.w. plus 6% kantoorkosten gehanteerd. Aldus kwam hij uit op een te declareren bedrag van € 3.477,05 zodat hij van het voorschot

€ 2.472,95 aan klager moest terugbetalen. Dat heeft hij ook gedaan, onder aftrek van de kosten van een spoedoverboeking van € 4,50.

In nadere correspondentie met mr. [A] heeft verweerder eerst toegelicht dat hij met klager niet een uurtarief van € 160 all in was overeengekomen, zoals klager tegenover mr. [A] kennelijk te kennen had gegeven. Verweerder heeft erop gewezen dat zijn particuliere tarief in 2007 € 165 ex btw en kantoorkosten bedroeg en dat hem bij terugrekenen is gebleken dat per abuis het zakelijk tarief van € 185,- in rekening is gebracht.

Uitgaande van 14,9 te declareren uren zou dat neerkomen op een teveel van 14,9 x 20 x1.06 x1.19 is € 375,90. In dit aantal van 14,9 waren 2 uur voor de overdracht van de zaak begrepen.

Verweerder heeft dat bedrag, zonder dat te declareren en verder te verantwoorden, niet willen retourneren in verband met de tijd - tenminste 2 uren - die hij na de overdracht nog aan het dossier heeft moeten besteden omdat klager meerdere malen met verweerders secretaresse heeft gebeld die vervolgens weer met hem diende te overleggen, en omdat de notaris hem nog enkele keren voor overleg benaderde, evenals de broer van klager, mrs. [C], [D] en [A].

5. De raad zal de klachten gezamenlijk behandelen en beoordeelt deze als volgt.

klachtonderdeel 1

Verweerder is onzorgvuldig geweest bij het declareren van zijn bemoeienissen. Hij heeft een, gezien de situatie van klager, forse voorschotnota gezonden en laten betalen door de broer van klager.

Vervolgens heeft hij zodanig veel gedeclareerd dat geen sprake is van een redelijke declaratie. De declaratie is onredelijk op grond van het gehanteerde tarief en de hoeveelheid tijd die in rekening is gebracht.

Meer in het bijzonder had verweerder geen tijd in rekening mogen brengen voor de overdracht van het dossier.

klachtonderdeel 2

Verweerder heeft bij het aanvaarden van zijn opdracht niet de financiële gevolgen daarvan met klager besproken.

klachtonderdeel 3

Verweerder heeft noch bij aanvang van de zaak noch later met klager de mogelijkheid van gefinancierde rechtshulp besproken. Bovendien heeft hij niet schriftelijk vastgelegd dat klager afstand van zijn recht op gefinancierde rechtshulp zou hebben gedaan.

De raad is van oordeel dat verweerder bij het maken van de betalingsafspraken met klager en diens broer niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Er was sprake van een urgente situatie, waarin hij klager gezien diens detentie maar kort kon spreken. Hij moest op dat moment afgaan op de telefonische informatie die hij van mr. [B], klager zelf en – kort daarna diens broer - verkreeg. Zij gaven alle drie aan dat klager over voldoende vermogen beschikte om de kosten van rechtsbijstand zelf te kunnen voldoen. Op grond van de informatie die verweerder zegt toen te hebben gekregen – hetgeen bij gebrek aan een andersluidende verklaring van klagers broer als juist moet worden aangenomen - moet er vanuit worden gegaan dat klager op grond van eigen vermogen niet voor een toevoeging in aanmerking zou zijn gekomen. Er bestond dan ook niet de noodzaak vast te leggen c.q. aan klager te bevestigen dat klager afzag van gefinancierde rechtshulp.

Een voorschot van € 5000,- voor een zaak als de onderhavige komt de raad op zichzelf niet als buitenproportioneel voor.

Verweerder had er – en hij heeft dat ook erkend – wel beter aan gedaan het door hem te hanteren uurtarief schriftelijk aan klager of diens broer te bevestigen. Daarover is nu lange tijd onduidelijkheid blijven bestaan. Daar staat echter tegenover dat het door hem toegepaste tarief zoals door hem achteraf verklaard alleszins redelijk althans niet ongebruikelijk mag worden genoemd. Dit is voor de raad reden aan verweerder op dit punt geen tuchtrechtelijk verwijt te maken.

Dat ligt echter anders voor de aan de overdracht bestede tijd en het aantal uren, die – zo begrijpt de Raad verweerder – nadien nog in overleg met deze en gene zijn gaan zitten. Mede gelet op de omstandigheid dat klager op dat moment als financieel onvermogend diende te worden aangemerkt acht de Raad een dergelijke onduidelijke of in elk geval niet van meet af aan duidelijke verrekening met het voorschot zonder dat die tijd werd gedeclareerd en secuur verantwoord, niet juist, temeer nu over het gebruik van dat voorschot onder zodanige omstandigheden in het geheel niets was vastgelegd. Daar komt nog bij dat in de wel gedeclareerde en gespecificeerde tijd al twee uur voor overdracht van de zaak was begrepen. De met overdracht gemoeide tijd is zo, zonder nadere verantwoording en in verhouding tot de aan de behandeling van de zaak zelf bestede tijd, te ruim bemeten. In zoverre is de klacht dan ook gegrond

De beslissing van de raad luidt als volgt:

De klacht is alleen gegrond in zoverre als hiervoor is overwogen.

Verweerder wordt de maatregel van enkele waarschuwing opgelegd.

Voor het overige is de klacht ongegrond.

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 26 april 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.

griffier     voorzitter