ECLI:NL:TADRARN:2010:YA0743 Raad van Discipline Arnhem 10-33

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2010:YA0743
Datum uitspraak: 14-04-2010
Datum publicatie: 21-06-2010
Zaaknummer(s): 10-33
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Na zich uitvoerig in de zaak te hebben verdiept kiest Advocaat (toegevoegd) er voor om geen procedure voor klager aan te spannen omdat hij de zaak te weinig kansrijk acht. Daarbij is klager terechtgewezen op de mogelijkheid om een second opinion in te winnen. De klacht dat verweerder dat ten onrechte weigert is kennelijk ongegrond.

10-33

BESLISSING VAN DE VOORZITTER VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

klager

tegen

verweerder

1.

Bij brief van 23 mei 2009 heeft klager een klacht over verweerder ingediend bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zwolle-Lelystad. Mr. P.A.M. Manning, deken van genoemde orde, en zijn voorganger hebben de klacht onderzocht. Nadat gebleken was dat geen schikking kon worden getroffen heeft de deken bij brief van 16 maart 2010, ontvangen op 18 maart 2010, de klacht alsmede het klachtdossier ter kennis van de raad van discipline gebracht.

2.

De voorzitter is van oordeel dat op deze klacht bij voorzittersbeslissing behoort te worden beslist.

3.

Klager verwijt verweerder dat hij heeft gehandeld dan wel heeft nagelaten in strijd met de zorg die hij als advocaat jegens hem behoorde te betrachten, wiens belangen hij behartigde, althans behoorde te behartigen doordat hij geen schadevergoedingsprocedure tegen [bedrijf A] aanhangig heeft willen maken, terwijl hij daarvoor een toevoeging heeft ontvangen en hij tijdens het intakegesprek op [….] 2007 had meegedeeld dat de zaak gewonnen kon worden.

4.

De voorzitter gaat uit van de volgende gegevens:

Klager heeft zich in [….] 2007 tot [bedrijf A], hierna te noemen [bedrijf A], gewend met het verzoek zijn Nissan bestelbus APK te keuren. [bedrijf A] heeft onder meer 7 liter olie aan klager in rekening gebracht en de auto op [….] 2007 goedgekeurd.

Op [….] 2007 is tijdens een reis naar Duitsland het olielampje van de bestelbus gaan branden waarna de wegenwacht heeft geconstateerd dat het motorblok geen olie bevatte. Tijdens deze reis heeft klager tweemaal voor € 20,- motorolie gekocht en hiermee de motor bijgevuld.

Vervolgens heeft klager op [….] 2007 zijn bestelbus door een bergingsbedrijf naar de Nissan dealer [bedrijf B], hierna te noemen [bedrijf B], laten brengen.

[bedrijf B] heeft vastgesteld dat de motor geen olie meer had omdat de koppakking lekte. In verband daarmee is de cilinderkop gedemonteerd en opgestuurd naar een bedrijf dat zich bezig houdt met motorenrevisie om deze cilinderkop af te laten persen. Na dat afpersen van de cilinderkop bleek dat deze gerepareerd moest worden. [bedrijf B] heeft in verband hiermee telefonisch contact met klager opgenomen. Omdat klager de reparatiekosten ad € 1.953,42 te hoog vond heeft klager de auto laten ophalen waarna deze is gerepareerd door [bedrijf C] voor € 490,28 inclusief de kosten van het verslepen van de bestelbus.

Klager heeft [bedrijf B] € 333,20 moeten betalen om de autosleutel (en daarmee de bestelbus) terug te krijgen.

Bij brief van [….] 2007 heeft klager [bedrijf A] aansprakelijk gesteld voor de schade die hij heeft geleden door het niet correct afsluiten van de deksel op het motorblok. Op deze brief heeft [bedrijf A] niet gereageerd.

Op [….] 2007 heeft klager verweerder tijdens het inloopspreekuur van het kantoor bezocht. Hem is een informatieblad overhandigd waaruit blijkt wat de bedoeling van het inloopspreekuur is.

Bij brief van [….] 2007 heeft een kantoorgenote van verweerder klager bevestigd dat hij zich tot hun kantoor heeft gewend omdat de motor van zijn bestelbus lekte en dat hij in verband daarmee de bestelbus naar [bedrijf B] heeft gebracht en dat [bedrijf B] volgens klager niet correct heeft gehandeld.

Bij brief van […..] 2007 heeft de kantoorgenote van verweerder [bedrijf B] gevraagd waarom de bestelbus zonder toestemming van klager naar een derde was gebracht. Voorts is in die brief meegedeeld dat klager wenste te weten wat er met de motor is gebeurd.

Bij brief ingekomen op [….] 2007 heeft [bedrijf B] bericht dat klager toestemming had verleend voor het opsturen van de cilinderkop en dat er geen sprake van was dat motor was geruild voor een andere.

Bij brief van [….] 2007 heeft de kantoorgenote van verweerder klager gevraagd om een reactie op de brief van [bedrijf B]. Voorts heeft zij klager bericht dat het haar voorkomt dat [bedrijf B] correct heeft gehandeld. Ook schrijft zij dat zij begrijpt dat klager de reparatiekosten wil verhalen op het bedrijf dat de onderhoudsbeurt heeft uitgevoerd. Zulks acht zij niet mogelijk omdat klager mede door het tijdsverloop niet kan aantonen dat de olielekkage te wijten is aan het niet correct uitvoeren van de onderhoudsbeurt, immers niet uitgesloten is dat de bestelbus door andere oorzaken olie is gaan lekken.

Bij brief van [….] 2008 heeft klager de kantoorgenote van verweerder bericht dat hetgeen [bedrijf B] schrijft niet juist is en hetgeen hij heeft meegedeeld tijdens het intakegesprek wél.

Voorts schrijft klager bij brief van [….] 2008 aan de kantoorgenote van verweerder dat [bedrijf A] teveel olie in de motor had gedaan en dat de rubberen isolatiering van de motordeksel tussen de buizen van het motorblok is gevonden. Aldus was de motor niet goed afgesloten waardoor de problemen zijn ontstaan.

Bij brief van [….] 2008 heeft een andere kantoorgenote van verweerder klager bericht dat hij niet beschikt over bewijs van het feit dat die isolatiering tussen het motorblok is aangetroffen en dat daarom zijn vordering hoogstwaarschijnlijk zal worden afgewezen. Voorts heeft zij klager (naar aanleiding van het punt dat [bedrijf A] te veel olie in het motorblok zou hebben gedaan) bericht dat zij contact heeft opgenomen met een Nissan garage en dat haar is meegedeeld dat 7 liter gebruikelijk is. Ook heeft zij klager bericht dat de kosten bij een dealer garage altijd vele malen hoger zijn dan bij een niet dealer en dat zij van mening is dat correct is gehandeld door [bedrijf B] en dat zij daarom niets voor hem kan betekenen. Tot slot heeft zij klager bericht dat het hem vrijstaat bij een andere advocaat een second opinion te vragen.

Per e-mail d.d. [….] 2008 heeft klager aan de kantoorgenote van verweerder bericht dat hij een toevoeging heeft en betaald heeft en dat zij de zaak niet goed heeft begrepen.

Bij brief van [….] 2008 heeft de kantoorgenote van verweerder klager bericht dat zij overgaat tot sluiting van het dossier.

Per e-mail van [….] 2008 heeft klager de kantoorgenote verweerder bericht dat de zaak niet kan (mag) worden afgesloten en dat de zaak voor de rechter moet worden gebracht.

Per e-mail van [….] 2008 heeft de kantoorgenote van verweerder klager bericht dat zij de zaak niet voor de rechter zal brengen waarna klager de kantoorgenote heeft bericht dat vast staat dat hem schade is berokkend, dat de zaak moet doorgaan, dat hem niet interesseert wie dat doet en dat een toevoeging is verleend voor de behandeling van de zaak.

Bij brief van [….] 2008 heeft verweerder klager bericht dat het de taak van een advocaat is de cliënt te wijzen op de haalbaarheid van een procedure en dat een advocaat zijn werkzaamheden mag staken indien er geen sprake is van een haalbare zaak.

Op [….] 2007 heeft verweerder een toevoeging aangevraagd bij de Raad voor Rechtsbijstand om klager terzijde te staan inzake een geschil betreffende de reparatie van een auto tegen [bedrijf B]. Op [….] 2008 is deze toevoeging aan verweerder verleend. Aan klager is een eigen bijdrage in de kosten van de rechtshulp opgelegd van € 92,-. De eigen bijdrage heeft klager voldaan.

5.

Ter toelichting op zijn klacht heeft klager het volgende aangevoerd:

Advocaten hebben niet het recht te beslissen over zijn zaak.

[bedrijf A] is aansprakelijk voor het zonder sluitingsring sluiten van het motorblok tijdens de APK-keuring. De koppakking is door de lekkage van de olie en de hitte die dit tot gevolg had vervormd.

[bedrijf B] heeft onder meer niet correct gehandeld door de bestelbus voor € 75,- te willen kopen.

6.

Verweerder heeft het volgende tot zijn verweer aangevoerd:

Het is niet juist dat hij tijdens het intakegesprek tegen klager heeft gezegd dat zijn zaak gewonnen kan worden. Hij heeft hooguit gezegd dat zijn zaak wellicht kans van slagen heeft en dat klager om een zaak aanhangig te maken bijstand van een advocaat nodig heeft.

Het is de taak van een advocaat om zijn cliënt te wijzen op de risico’s die het voeren van een procedure met zich meebrengen.

Een gerechtelijke procedure was gezien de hoogte van de schade, de moeilijke bewijspositie van klager en de mogelijke andere oorzaken van de lekkage van olie niet haalbaar.

Hoewel klager is gewezen op de mogelijkheid om een second opnion in te winnen heeft hij dat niet gedaan.

Klager heeft er geen recht op dat hij, verweerder, de zaak voortzet.

5.

De voorzitter beoordeelt de klacht als volgt:

De voorzitter begrijpt de klacht van klager aldus dat hij zich aanvankelijk tot verweerder heeft gewend omdat hij het niet eens was met de gang van zaken bij [bedrijf B] maar dat hij met name van mening is dat [bedrijf A] zijn werkzaamheden niet correct heeft uitgevoerd door de isolatiering van de deksel van de motor niet terug te plaatsen en dat hij daardoor schade heeft geleden en dat verweerder, omdat hij aan klager is toegevoegd, ten onrechte weigert een procedure voor klager aanhangig te maken. Dit laatste is niet juist.

Het is aan verweerder om te bepalen of hij een procedure tegen [bedrijf A] voldoende kansrijk acht en hij klager daarbij terzijde wil staan. Is dat niet het geval dan rest klager slechts de mogelijkheid zich tot een andere advocaat te wenden. Terecht heeft verweerder klager op deze mogelijkheid gewezen.

Uit de stukken blijkt dat de kantoorgenoten van verweerder zich om zicht te krijgen op de zaak naar behoren hebben georiënteerd door zowel bij [bedrijf B] als bij een niet bij deze zaak betrokken garage informatie in te winnen waarna zij hun standpunt hebben bepaald. Verweerder heeft dit standpunt overgenomen.

Dat bij klager valse verwachtingen zijn gewekt over zijn kansen hetzij in zijn geschil met [bedrijf B] hetzij met [bedrijf A] is niet komen vast te staan.

Het hier voorgaande leidt tot het oordeel dat de klacht van klager kennelijk ongegrond is.

HET VOORGAANDE LEIDT TOT DE VOLGENDE BESLISSING :

De klacht van klager tegen verweerder is kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 14 april 2010 door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter van de raad van discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem, en in afschrift verzonden 15 april 2010.

mr. B.P.J.A.M. van der Pol

voorzitter