ECLI:NL:TADRARN:2010:YA0592 Raad van Discipline Arnhem 10-31

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2010:YA0592
Datum uitspraak: 12-04-2010
Datum publicatie: 22-04-2010
Zaaknummer(s): 10-31
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Advocaat verkiest een arbeidsgeschil waar in de procedure reeds was aangevangen niet in behandeling te nemen omdat de zaak kansloos zou zijn. Klager reageert niet op dat standpunt maar zet zaak zelf door en bereikt dat uit coulanceoverwegingen aan hem (toch nog) € 4000,- wordt betaald. Vervolgens wordt geklaagd. De inschatting van de advocaat is in het licht van de omstandigheden van het geval (zie daarvoor de beslissing) geen onjuiste of onbegrijpelijke geweest. Klacht kennelijk ongegrond.

10-31

BESLISSING VAN DE VOORZITTER VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM inzake:

klager,

wonend te [woonplaats],

tegen:

verweerster,

advocaat te [plaats],

1. Klager heeft zich bij brief d.d. 23 mei 2009 beklaagd over verweerster. De klacht is onderzocht door althans namens de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zwolle-Lelystad. De deken heeft na afronding van het onderzoek de klacht bij brief d.d. [….] 2010 ter kennis van de raad gebracht. De stukken zijn op [….] 2010 door de raad ontvangen.

2. Klager heeft zich erover beklaagd dat verweerster hem niet in rechte heeft willen bijstaan in de procedure tegen zijn werkgever omdat de zaak kansloos zou zijn.

Klager wijst erop dat hij de zaak uiteindelijk heeft gewonnen.

3. Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter uit van de volgende gegevens.

Klager is in dienst geweest van het [werkgever] te [plaats]. Deze arbeidsovereenkomst, aangegaan voor één jaar, werd tweemaal

voor diezelfde periode verlengd en eindigde op [….] 2006 van rechtswege.

In [….] 2007 heeft klager een inloopspreekuur bezocht van het kantoor van verweerster. Verweerster heeft de bescheiden die klager toen meegebracht had bestudeerd en heeft vervolgens schriftelijk geadviseerd. Dat deed zij met haar brief van [….] 2007 waaruit het navolgende wordt geciteerd:

"Uit de stukken begrijp ik dat u tot [….] 2006 werkzaam was bij de [werkgever] te [plaats]. Op [….] 2007 heeft u een beroepschrift ingediend bij de rechtbank Zwolle - Lelystad. U bent namelijk van mening dat uw arbeidsovereenkomst ten onrechte is beëindigd….

U kunt zich inderdaad op een vernietigingsgrond van een ontslag beroepen, echter een vordering tot schadevergoeding of herstel van de arbeidsovereenkomst moet men binnen de gestelde termijn van zes maanden indienen bij de kantonrechter. Nu u uw vordering pas op [….] 2007 heeft ingediend, is de termijn overschreden. Dit betekent dat de kantonrechter uw vordering hoogstwaarschijnlijk niet in behandeling zal nemen. Derhalve kunnen wij geen werkzaamheden voor u verrichten."

Met die brief stuurde verweerster de door klager op haar kantoor achtergelaten stukken retour.

4. Het verweer is dat klager de zaak geenszins heeft gewonnen. Dat blijkt uit de vaststellingsovereenkomst tussen klager en de [werkgever]. Dat klager een schadevergoeding van € 4000,- heeft ontvangen maakt dat niet anders. Dat bedrag werd betaald om verdere proceskosten te vermijden, uit coulance.

Verder heeft verweerster aangevoerd dat zij zich ook niet verplicht had tot het verlenen van rechtsbijstand. Haar advies was kosteloos en vrijblijvend, zij verwijst daarvoor naar de inhoud van het informatieblad dat klager overhandigd kreeg toen hij het inloopspreekuur bezocht.

5. Bij de stukken bevindt zich eerder genoemde vaststellingsovereenkomst. Daaruit blijkt dat [werkgever] zich bij de conclusie van antwoord (inderdaad) op het standpunt stelde dat klager in zijn vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard. "Uit overwegingen van vermijding van verdere proceskosten als ook uit coulance overwegingen is werkgever (lees: [werkgever]) evenwel in gesprek getreden met klager en zijn gemachtigde om de mogelijkheden van een minnelijke regeling te beproeven". Verderop volgt een regeling die inhoudt dat tussen partijen komt vast te staan dat de arbeidsovereenkomst per [….] 2006 rechtsgeldig is geëindigd. Klager ontvangt van werkgever een vergoeding van € 4000,- netto.

6. Op de klacht kan door de voorzitter worden beslist. De klacht is kennelijk ongegrond.

De inschatting van verweerster dat de zaak die klager aan het kantoor voorlegde een kansloze was, is in het licht van het voorgaande geen onjuiste of onbegrijpelijke geweest. De zaak droeg een groot risico in zich dat klager de zaak zou gaan verliezen en in de proceskosten veroordeeld zou worden. Dat uiteindelijk een vaststellingsovereenkomst is bereikt met nog een positieve uitkomst voor klager maakt dat niet anders. Feiten of omstandigheden waaruit voortvloeit dat verweerster die kans zeker ook in haar overwegingen en advies aan klager had moeten betrekken, zijn niet gesteld of gebleken.

Daarbij komt dat klager het advies van verweerster blijkbaar zonder verder commentaar heeft geaccepteerd, en toen ook van zijn kant dergelijke feiten en omstandigheden niet alsnog onder ogen van verweerster heeft gebracht.

De gedachte van klager, uitgedrukt in zijn klachtbrief van [….] 2009, dat hij omdat hij op eigen kracht verder moest "werd gedwongen een bedrag te accepteren dat niet voldoet aan de geleden schade" en dat het resterende gedeelte daarvan "nu voor rekening van de advocaat dient te komen" kan de voorzitter niet volgen. Die "dwang" niet te zien. Klager was niet verplicht en heeft zich blijkbaar ook niet verplicht gevoeld om zich bij het advies van verweerster neer te leggen.

Onjuist is voorts de visie van klager dat de vaststelling in de adviesbrief van verweerster dat de kantonrechter de zaak "hoogstwaarschijnlijk niet in behandeling zal nemen" en de vaststelling die daarop volgde "derhalve kunnen wij geen werkzaamheden voor u verrichten" een tuchtrechtelijk verwijt opleveren. Dat verweerster destijds de conclusie heeft getrokken dat zij niets voor klager kon betekenen is in feite een inschatting en keuze die, juist of onjuist, alleszins te begrijpen valt in het licht van hetgeen de kwestie zelf blijkens het bovenstaande te zien heeft gegeven.

Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing:

De klacht van klager tegen verweerster is kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 12 april 2010 door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter van de raad van discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof  te Arnhem, en in afschrift verzonden op 12 april 2010.

Mr. B.P.J.A.M. van der Pol