ECLI:NL:TADRARN:2010:YA0456 Raad van Discipline Arnhem 09-68
ECLI: | ECLI:NL:TADRARN:2010:YA0456 |
---|---|
Datum uitspraak: | 01-03-2010 |
Datum publicatie: | 31-03-2010 |
Zaaknummer(s): | 09-68 |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | Verweerder is onvoldoende adequaat en actief opgetreden om de aanspraken van klaagster op kinderalimentatie zeker te stellen. Verweerder heeft op de vele pogingen van klaagster om contact te krijgen eveneens onvoldoende adequaat gereageerd. |
09-68
BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Bij brief van 23 juni 2009 heeft mr. M.S. van den Berg, lid van de Raad van Toezicht van de Orde van Advocaten in het arrondissement Arnhem, ter kennis van de Raad gebracht de klacht van:
[ ],
wonende te [ ]
hierna te noemen klaagster
tegen
mr.[ ],
advocaat te [ ]
hierna te noemen verweerder
1. De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 16 november 2009, waar zowel klaagster, vergezeld door haar partner, als verweerder zijn verschenen.
2. De raad heeft bij de behandeling van de klacht op 16 november 2009 zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter en mrs. F. Klemann, P.R.M. Noppen, C.J. Lunenberg-Demenint en P.J.M. van Wersch, leden van de raad, en is bijgestaan door mr. P.J.G. van den Boom als griffier.
3. De klacht betreft het optreden van verweerder als advocaat van klaagster in de procedure over haar echtscheiding c.a.
Klaagsters verwijt verweerder:
a. Dat hij niet tijdig aanspraak heeft gemaakt op alimentatie voor haar (tweede) dochter, waardoor klaagster zeven maanden lang geen bijdrage voor haar dochter heeft ontvangen;
b. Dat verweerder niet reageerde op brieven en e-mails van klaagster en dat zij ook geen telefonisch contact met hem kon krijgen;
c. Dat zij partneralimentatie heeft moeten terugbetalen;
d. Dat haar relatie met haar oudste dochter verslechterd is doordat verweerder delen uit een e-mail van haar heeft doorgezonden aan de wederpartij, die dit aan haar oudste dochter heeft laten lezen.
4. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Hij heeft aangevoerd dat hij met klaagster heeft besproken dat het beter was eerst de uitkomst van de procedure over de partneralimentatie af te wachten alvorens een verzoek tot vaststelling van kinderalimentatie zou worden gedaan, omdat in de procedure met betrekking tot de partneralimentatie geen mogelijkheid (meer) bestond om kinderalimentatie te vragen en het de vraag was of er bij de ex-echtgenoot van klaagster wel voldoende ruimte was voor alimentatie voor twee kinderen.
Verweerder stelt dat hij een brief heeft gestuurd op 1 december 2007 waardoor de aanspraken op kinderalimentatie zijn veilig gesteld.
Klaagster kwam niet meer in aanmerking voor gefinancierde rechtsbijstand, omdat zij inmiddels samenwoonde. Voor het starten van een procedure met betrekking tot vaststelling van kinderalimentatie zou klaagsters niet langer aanspraak kunnen maken op gefinancierde rechtsbijstand, omdat zij inmiddels was gaan samenwonen. Verweerder heeft van klaagster nimmer een opdracht tot het starten van een dergelijke procedure gekregen.
Verweerder heeft voldoende adequaat gereageerd op telefoontjes en/of e-mailberichten van klaagster, zij het niet altijd op dezelfde dag. De grote hoeveelheid e-mails en de bemoeienis van de nieuwe partner van klaagster, hebben volgens verweerder wel geleid tot een vertrouwensbreuk. Verweerder heeft klaagster daarom aangeraden een andere advocaat te benaderen om haar bij te staan in de procedure inzake de kinderalimentatie. Verweerder erkent dat hij vanaf half mei / juni 2008 traag is geweest met het aanschrijven van de ex-echtgenoot van klaagster om (vrijwillige) betaling van kinderalimentatie, hetgeen te wijten is aan drukte in zijn praktijk en een ingrijpende reorganisatie binnen het kantoor. Verweerder biedt daarvoor zijn verontschuldigingen aan. Verweerder is echter van mening dat er geen termijnen zijn verstreken en dat de kinderalimentatie nog altijd met terugwerkende kracht kan worden gevraagd.
Verweerder stelt dat klaagster zelf in gebreke is geweest hem tijdig te voorzien van de informatie met betrekking tot haar gewijzigde inkomen. Het feit dat klaagster partneralimentatie heeft moeten terugbetalen heeft niets te maken met het feit dat verweerder een en ander niet netjes zou hebben nagerekend, maar is het gevolg van de beslissing van de rechtbank over een aantal financiële posten.
Verweerder heeft geen probleem gezien in het doorsturen van een e-mail van klaagster aan hem gericht, waarin het woord ‘gezemel’ staat, hetgeen betrekking heeft op het handelen en de stelling name van de wederpartij. Verweerder kan zich niet voorstellen dat deze e-mail de oorzaak is geweest van de verslechterde relatie tussen klaagster en haar dochter.
5. Bij de beoordeling van de klacht gaat de raad uit van de volgende gegevens.
Verweerder heeft klaagster bijgestaan in het kader van haar echtscheidingsprocedure. Nadat de echtscheiding was uitgesproken en voordat de echtscheidingsbeschikking was ingeschreven, heeft klaagster een andere dienstbetrekking aanvaard, waardoor haar inkomen toenam. De ex-echtgenoot van klaagster is, nadat hij kennis had genomen van de nieuwe dienstbetrekking van klaagster, een procedure tot wijziging c.q. nihilstelling van de partneralimentatie gestart.
In de loop van deze procedure is de tweede dochter van klaagster (W.), bij klaagster komen wonen. Door verweerder was op dat moment het verweerschrift in de procedure reeds ingediend. Besproken is om de uitkomst van die procedure eerst maar af te wachten, mede met het oog op de draagkracht van de ex-echtgenoot, alvorens er verder actie zou worden ondernomen in het kader van de vaststelling van een bijdrage ten behoeve van W. In die procedure is uiteindelijk met ingang van 1 oktober 2007 afstand gedaan van de partneralimentatie, aangezien klaagster op dat moment is gaan samenwonen.
Verweerder stelt bij brief van 1 december 2007 aan de ex-echtgenoot van klaagster te hebben medegedeeld dat klaagster aanspraak zou maken op een bijdrage ten behoeve van W. De ex-echtgenoot stelt deze brief nimmer te hebben ontvangen. Klaagster stelt deze brief eerst in mei 2008 te hebben ontvangen, zodat ze eraan twijfelt of deze brief wel daadwerkelijk is verstuurd.
Klaagster heeft veel (heel veel) e-mails verzonden aan verweerder. Niet alle e-mails zijn beantwoord, hetgeen onder andere blijkt uit het feit dat vragen van klaagster bij herhaling in e-mails aan de orde komen, terwijl weer niet blijkt dat verweerder die vragen c.q. opmerkingen afdoende heeft besproken met of beantwoord aan klaagster.
6. De raad beoordeelt de klachtonderdelen als volgt.
Ad klachtonderdeel a.
Verweerder heeft bij de behandeling van de zaak van klaagster op een aantal momenten de mogelijkheid gehad om de aanspraken van klaagster op een bijdrage in de kosten van opvoeding en verzorging van W. op ondubbelzinnige wijze en tijdig veilig te stellen.
Op het moment dat de tweede dochter bij klaagster kwam wonen was een procedure met betrekking tot de partneralimentatie aanhangig. De onderhoudsverplichting van de ex-man van klaagster zou uiteindelijk definitief eindigen, omdat klaagster in die periode is gaan samenwonen. Verweerder heeft, in overleg en met instemming van klaagster, afgezien van de mogelijkheid alsnog een verzoek tot vaststelling van kinderalimentatie in de reeds aanhangige procedure in te brengen. Met een dergelijk verzoek (in de procedure betreffende de partneralimentatie) zouden de aanspraken van klaagster op een bijdrage in de kosten van opvoeding en verzorging van W. in elk geval wel veilig gesteld zijn, ongeacht het antwoord op de vraag of een dergelijk verzoek tot succes zou hebben geleid.
Toen in die procedure (met betrekking tot de partneralimentatie) vast kwam te staan dat klaagster een zeker bedrag diende terug te betalen, heeft verweerder evenmin de gelegenheid aangegrepen te proberen te bewerkstelligen dat de terug te betalen partneralimentatie zou worden verrekend met een bijdrage ten behoeve van de kosten van opvoeding en verzorging van W.
Door van deze mogelijkheden geen gebruik te maken, heeft verweerder voor klaagster onnodig het risico doen ontstaan dat zij een bijdrage voor W. mis zou lopen nu ook anderszins niet buiten twijfel staat dat van de aanspraak daarop tijdig melding is gemaakt bij klaagsters ex-echtgenoot.
Er van uitgaande dat de brief van 1 december 2007 wél door verweerder is verstuurd, bevreemdt het dat deze brief niet in afschrift is verzonden aan de advocaat van de wederpartij noch aan klaagster. Het is bovendien vreemd dat verweerder, ondanks dat hij in zijn brief een termijn heeft gesteld bij gebreke waarvan een procedure aanhangig zou worden gemaakt, hij eerst in mei 2008 nadere actie heeft ondernomen. Maar die kwestie – die niet goed meer is uit te zoeken – is verder zonder veel belang omdat hetgeen wél vaststaat, in onderlinge samenhang bezien, (al) leidt tot het oordeel dat verweerder inderdaad de zaak onnodig gecompliceerd heeft gemaakt voor klaagster. Klaagster loopt hierdoor de gerede kans om een bijdrage voor haar dochter voor een periode van zeven maanden mis te lopen.
Klachtonderdeel a is derhalve gegrond.
Ad klachtonderdeel b.
Klaagster heeft zich vele malen tot verweerder gewend per e-mail en per gewone brief. De raad, kennisnemende van deze stukken, stelt vast dat verweerder niet steeds even tijdig en adequaat heeft gereageerd op al die verzoeken en opmerkingen van klaagster. Maar dat er zoveel e-mail berichten van haar kant zijn geweest en de onrust die uit de e-mails en brieven spreekt, heeft verweerder deels aan zichzelf te wijten en hij heeft die onrust kennelijk onvoldoende of in elk geval niet tijdig onderkend althans, hij heeft klaagster daarin niet gerust kunnen stellen. Het had op de weg van verweerder gelegen om tijdig en adequaat op de eerste van die vele e-mails en op de pogingen om telefonisch in contact met verweerder te komen, te reageren. Klacht onderdeel b. is derhalve eveneens gegrond.
Ad klachtonderdeel c.
De partneralimentatie, die aanvankelijk bij echtscheidingsbeschikking was vastgesteld, moest klaagster na verloop van tijd terugbetalen. Dit is echter niet aan verweerder of diens berekening te wijten. Immers, naar het oordeel van de rechtbank verwierf klaagster na de echtscheiding voldoende zelfstandig inkomsten, als gevolg waarvan zij in haar eigen levensonderhoud kon voorzien en klaagster geen behoefte meer aan een bijdrage in haar levensonderhoud had. Klachtonderdeel c is derhalve ongegrond. De raad laat hier buiten beschouwing dat die teveel betaalde partneralimentatie niet kon worden verrekend met de bijdrage voor klaagsters tweede dochter. Daarover sprak de raad zich hiervoor (bij klachtonderdeel a.) al uit.
Ad klachtonderdeel d.
De raad heeft niet kunnen vaststellen dat de relatie tussen klaagster en haar oudste dochter is verslechterd enkel als gevolg van het feit dat verweerder delen uit een e-mail van klaagster aan hem heeft doorgezonden aan de wederpartij. Het is onvoldoende feitelijk komen vast te staan dat, door aldus te handelen, verweerder een verwijt treft van deze verslechterde relatie. Klachtonderdeel d. is derhalve eveneens ongegrond.
De beslissing van de raad luidt als volgt:
De klachtonderdelen a en b zijn gegrond voor zover hierboven overwogen, de klachtonderdelen c en d zijn ongegrond.
De raad legt aan verweerder de maatregel van een enkele waarschuwing op.
Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 1 maart 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.
Voorzitter Griffier