ECLI:NL:TADRARN:2010:YA0322 Raad van Discipline Arnhem 08-90

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2010:YA0322
Datum uitspraak: 11-01-2010
Datum publicatie: 22-02-2010
Zaaknummer(s): 08-90
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Verweerder heeft zich als advocaat van een Vereniging van eigenaren onzorgvuldig gedragen jegens klaagster, zijnde een lid van de Vereniging door brieven naar een foutief adres te zenden; door zijn rol bij de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst waardoor de waarde van het appartement van klaagster is gedaald; door zich bewust onjuist uit te laten in een procedure ten overstaan van de rechtbank Utrecht en door geen respect te tonen voor de wens van klaagster om uitstel in de procedure te verkrijgen voor het zoeken van een nieuwe procureur.

08-90

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF ARNHEM

Bij brief d.d. 24 september 200 heeft mr. F.A.M. Knüppe, de toenmalige deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Arnhem, ter kennis van de raad gebracht de klacht van:

Klaagster,

tegen:

Verweerder,

1.

Op verzoek van de raad heeft mr. R.J. A. Dil, de huidige deken van genoemde Orde, bij van 7 januari 2009 het klachtdossier gecompleteerd.

Oorspronkelijk was de behandeling van deze zaak bepaald op 18 mei 2009. Op verzoek van klaagster is de behandeling wegens haar slechte gezondheid aangehouden. Vervolgens is de klacht behandeld ter openbare zitting van de raad waar namens klaagster, de heer D. en verweerder zijn verschenen.

Bij de behandeling van de klacht was de raad als volgt samengesteld: mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter en mr. J.R.O. Dantuma, mr. H.C. Brandsma, mr. C.J.M. de Vlieger, mr. E.D. Breuning ten Cate, leden van de raad, bijgestaan door mr. A.M. van Rossum als griffier.

2.

De klacht alsmede de toelichting daarop luiden als volgt.

a.

Verweerder heeft zich opzettelijk onzorgvuldig gedragen door een voor de gemachtigde van klaagster bestemde brief naar een foutief adres in Amsterdam te sturen, terwijl de gemachtigde in Amersfoort woont en het adres van de gemachtigde bij verweerder bekend is.

b.

Door zijn rol bij de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst tussen aannemersbedrijf ………. en de betrokken Vereniging van Eigenaren, hierna VVE, heeft verweerder bijgedragen aan de waardevermindering van het appartementencomplex, waarvan het appartement van klaagster deel uitmaakt.

c.

In de kop van een aan de heer en mevrouw S., zijnde één van de andere leden van de VVE, gerichte brief heeft verweerder ten onrechte de naam van klaagster genoemd.

d.

Verweerder heeft zich bewust onjuist uitgelaten over de status van de jaarstukken van de VVE. In een in de procedure ten overstaan van de rechtbank Utrecht genomen akte van 8 augustus 2007 heeft verweerder verklaard, dat de jaarstukken van de VVE waren goedgekeurd. Dat was niet juist en als goede advocaat had verweerder zich niet mogen beroepen op wat hij van horen zeggen wist, maar had hij zich - alvorens de akte te nemen - middels documentaire bewijsvoering ervan moeten overtuigen, dat de stelling van zijn cliënte juist was.

e.

Er is door klaagster om uitstel gevraagd om een nieuwe procureur te kunnen voordragen. Vervolgens is door verweerder vonnis gevraagd. Verweerder heeft de wens van klaagster niet gerespecteerd en er is sprake van een onjuiste handelwijze van verweerder.

3.

De raad gaat uit van de volgende gegevens.

Klaagster is eigenaresse van een appartementsrecht en uit dien hoofde van rechtswege lid van de VVE. Verweerder behartigt de belangen van de VVE.

De VVE heeft klaagster gedagvaard ten overstaan van de rechtbank Utrecht wegens het niet betalen van voorschotbijdragen in de kosten van beheer en onderhoud van het betreffende appartementencomplex. Namens klaagster is een reconventionele vordering ingesteld wegens schade door onrechtmatig handelen van de VVE, onverschuldigde betalingen aan de VVE, onrechtmatig uitvoeren van schilderwerk, waardevermindering van het appartementsrecht door nalatigheid van de VVE en schade door smaad en laster. Op 3 oktober 2007 is in conventie eindvonnis gewezen. Daarbij is de vordering van de VVE geheel of ten dele toegewezen en is de procedure in reconventie verwezen naar de enkelvoudige kamer van de sector handels-en familierecht. Vervolgens is in de reconventionele procedure op 5 maart 2008 een tussenvonnis gewezen, waarin een comparitie van partijen is gelast. Bij vonnis van de rechtbank Utrecht van 23 juli 2008 is de reconventionele vordering afgewezen.

Bij brief van 16 april 2008 heeft de gemachtigde van klaagster namens klaagster om uitstel gevraagd om een nieuwe procureur te kunnen voordragen. Op een datum gelegen tussen 5 maart 2008 en 16 april 2008 had de oorspronkelijke procureur van klaagster zich aan de zaak onttrokken. Verweerder heeft van deze brief een kopie ontvangen. Op 21 mei 2007 heeft verweerder namens de VVE gevraagd om vonnis te wijzen

4.

Tot zijn verweer heeft verweerder het volgende naar voren gebracht.

Verweerder erkent dat er een foutief adres is gebruikt bij het versturen van een brief aan de gemachtigde van klaagster. Dit was echter geen opzet maar een vergissing, waarvoor verweerder zijn verontschuldigingen heeft aangeboden.

Als klaagster zich niet in het beleid van het bestuur kan vinden dient zij zich daarvoor tot het bestuur te wenden. Verweerder heeft daar geen bemoeienis mee. Verweerder is op geen enkele wijze bij de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst met bouwbedrijf …….. betrokken geweest.

De rechtsbijstandverzekeraar van de VVE heeft in een dossier twee incassozaken in behandeling gegeven namelijk de zaak van klaagster en een tweede zaak tegen de heer en mevrouw S.. Om administratieve redenen is het dossier door het kantoor van verweerder niet gesplitst en zijn de twee incassozaken als één dossier in behandeling genomen. Daardoor is abusievelijk in een brief aan de heer en mevrouw S. onder de referentie ook de naam van klaagster genoemd. Uiteraard beschikken de heer en mevrouw S. niet over de correspondentie met klaagster.

Tussen de datum waarop namens klaagster is gevraagd om een nieuwe procureur te mogen voordragen en het datum waarop verweerder vonnis heeft gevraagd was meer dan een maand gelegen. Deze termijn was lang genoeg voor het vinden van een nieuwe procureur. Alle rolhandelingen zijn verricht conform het geldende procesreglement van de rechtbank Utrecht.

5.

De raad beoordeelt de klacht als volgt.

Verweerder is als advocaat van de VVE opgetreden, waarvan klaagster deel uitmaakt. Dit betekent nog niet, dat verweerder ook voor klaagster optreedt. Voorts staat het lidmaatschap er niet aan de weg, dat verweerder zo nodig tegen een lid van de vereniging optreedt. De omstandigheid, dat klaagster via het lidmaatschap van de vereniging indirect bijdraagt aan de kosten van verweerder maakt dat niet anders.

Verweerder is dus als advocaat van de wederpartij opgetreden.

Voorop staat dat ook naar vaste rechtspraak van het Hof van Discipline bij de beoordeling van een klacht over het optreden van een advocaat van de tegenpartij van de klager ervan moet worden uitgegaan, dat die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze, die hem – in overleg met zijn cliënt – passend voorkomt. Daarbij mag hij in het algemeen afgaan op hetgeen zijn cliënt hem heeft medegedeeld zonder verplicht te zijn de juistheid daarvan te onderzoeken, tenzij het gaat om feiten waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij niet waar zijn. Ook is het daarbij niet van belang dat de wederpartij zich door uitlatingen van de advocaat gekrenkt zou kunnen voelen. Hij dient zich slechts te onthouden van voor anderen krenkende beweringen indien hij in gemoede niet kan menen dat deze in het belang van zijn cliënt nodig zijn.

De wederpartij zal zich dus slechts in uitzonderlijke gevallen over de wijze van belangenbehartiging kunnen beklagen. Voor de tuchtrechter staat daarbij de wijze waarop de advocaat de zaak behandelt slechts ter beoordeling voor zover de advocaat zich bij die behandeling jegens de wederpartij heeft schuldig gemaakt aan enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Daarvan is de raad in de onderhavige klachtzaak echter niet gebleken.       

Meer in het bijzonder overweegt de raad naar aanleiding van de diverse klachtonderdelen als volgt.     

Ten aanzien van de klachtonderdelen a. en c.

Voor het foutief verzenden van de voor de gemachtigde van klaagster bestemde kopie heeft verweerder zijn excuses aangeboden. Het was onzorgvuldig om het verkeerde adres te gebruiken, maar dit zou alleen tuchtrechtelijke verwijtbaar zijn als verweerder wist, dat het om een foutief adres ging. Dit is niet komen vast te staan. Het gebruiken van de naam van klaagster in een kop van een aan andere leden van de vereniging gerichte brief is weliswaar slordig, maar deze slordigheid is niet zodanig ernstig, dat verweerder daarvan in tuchtrechtelijke zin een verwijt kan worden gemaakt. Beide klachtonderdelen zijn derhalve ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel b.

Voor dit klachtonderdeel ontbreekt elke feitelijke grondslag. Onweersproken is door verweerder gesteld dat hij geen bemoeienis heeft gehad met de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst met bouwbedrijf ………... Klachtonderdeel b. is derhalve ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel d.

Verweerder heeft de belangen van zijn cliënte behartigd en heeft daarbij voor klaagster onwelgevallige standpunten ingenomen. De raad is niet gebleken, dat verweerder in de door hem genomen akte binnen de vrijheid die hem als advocaat van de wederpartij toekwam met het oog op de belangen van klaagster ontoelaatbare stellingen heeft verkondigd.

Klachtonderdeel d. is derhalve ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel e.

Niet is komen vast te staan, dat verweerder niet heeft mogen handelen zoals hij heeft gedaan. Onweersproken is door verweerder gesteld, dat hij de instructies van de griffie van de rechtbank Utrecht heeft opgevolgd. Klachtonderdeel e. is derhalve ongegrond.

DE BESLISSING VAN DE RAAD LUIDT ALS VOLGT:

De klacht van klaagster tegen verweerder is in al zijn onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op                                                                    .

Griffier                                                                      Voorzitter