ECLI:NL:TADRARN:2009:YA0454 Raad van Discipline Arnhem 08-71

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2009:YA0454
Datum uitspraak: 14-12-2009
Datum publicatie: 31-03-2010
Zaaknummer(s): 08-71
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Berichten aan derden
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Het past een advocaat niet de wederpartij uit te lachen, wanneer deze ter terechtzitting het woord voert. Klacht over de intimiderende wijze waarop verweerster deskundige behandelaars van klaagster en haar kind heeft benaderd niet-ontvankelijk omdat daarover alleen die deskundigen kunnen klagen.

08-71

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

Bij brief van 19 augustus 2009 heeft mr. [A], deken van de orde van advocaten in het arrondissement [X], ter kennis van de raad gebracht de klacht van:

klaagster

wonende te [plaats]

 tegen:  verweerster

advocaat te [plaats]

1.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 14 december 2009.

Klaagster is verschenen. Verweerster is niet verschenen.

De raad heeft bij de behandeling van de klacht zitting gehouden in de volgende sa-menstelling: mr. D. Vergunst, voorzitter, en mrs. H.C. Brandsma,

E.D. Breuning ten Cate, H.F.J. Maissan en P.M. Wilmink leden van de raad, bijgestaan door mr. A. Huber als griffier.

2.

Klaagster verwijt verweerster dat:

a. verweerster voor klaagster belangrijke derden, te weten haar huisarts, de kinderarts van haar zoontje, de psychiater en makelaar [L] op een onaanvaardbare wijze heeft benaderd en hen door middel van intimidatie heeft getracht uit te schakelen;

b. verweerster zich niet correct heeft gedragen bij het verhoor door de rechter-commissaris doordat verweerster tijdens dit verhoor op onjuiste gronden is ver-trokken waardoor dit verhoor nutteloos is geweest terwijl klaagster er vrij voor heeft moeten nemen van haar werk;

c. verweerster haar heeft beledigd tijdens de mondelinge behandeling van de eer-dere klachtzaak;

d. verweerster onvolledige en onjuiste informatie heeft verstrekt in de met klaag-ster spelende procedures.

3.

De raad gaat uit van de volgende gegevens:

Klaagster is gehuwd geweest met [P].

Klaagster heeft aangifte gedaan van huiselijk geweld gepleegd door [P].

In de echtscheidingsprocedure tussen klaagster en [P] en in de strafzaak is verweerster als advocaat van [P] opgetreden.

Op verzoek van verweerster zijn klaagster en haar moeder op [….] 2008 door de rech-ter-commissaris gehoord in de strafzaak. Naar aanleiding van een discussie met de rechter-commissaris omtrent het al dan niet onder ede horen van klaagster heeft ver-weerster het getuigenverhoor voortijdig verlaten.

Uit het huwelijk tussen klaagster en [P] is op [….] 2008 een zoon geboren.

Bij brief van […..] 2008 heeft verweerster [O], psychiater van klaagster, het volgende bericht:

“Uw anamnese d.d. [….] 2008 in bijgaande brief aan de huisarts van [klaagster], dat mij heeft bereikt via het verweerschrift dat in het kader van de echtscheiding bij de rechtbank is ingediend, heeft niets van doen met een medische anamnese, maar bestaat enkel uit het napraten van uw patiënte.

Op de eerste plaats heeft mijn cliënt niet een kind genaamd [C] maar [D]. Deze naam is de officiële naam en de naam [C] heeft moeder ervan gemaakt en meent thans dat de heer [P] de naam zou hebben gewijzigd.

Behalve dat uw rapportage weinig tot geen inzicht geeft in de (medische) anamnese van uw patiënte schrijft u nogal wat zaken (beschuldigingen en verwijten) waarvan u, zonder getuige te zijn geweest, meent aan het adres van mijn cliënt te kunnen maken. Ik ben van mening dat u hiermee de grenzen van het toelaatbare hebt overschreden. Ik zal mijn cliënt adviseren om aangifte tegen u te doen op grond van smaad en valsheid in geschrifte. Tenzij u bereid bent om uw verklaring naar waarheid op te stellen zonder er zaken in te verwerken waarvan u niet uit eigen wetenschap kennis heeft of kan hebben.

Indien u echter uw ‘getuigenis’ wenst te handhaven zal ik u als getuige in de strafzaak die tegen mijn cliënt aanhangig is op laten roepen. U mag uw verklaring in dat geval onder ede afleggen. U dient erop toe te zien dat het gewijzigde exemplaar ook in de echtscheidingsdossier terecht komt. Indien dat niet gebeurt zal ik op de hiervoor ge-schetste wijze handelen.”

Bij brief van […..] 2008 heeft verweerster [Y], kinderarts van de zoon van klaagster en [P], onder meer het volgende bericht:

“Enfin voor het overige schrijft u nogal wat zaken waarvan u zonder getuige van te zijn geweest, meent aan het adres van mijn cliënt beschuldigingen en verwijten te kunnen maken. U meent zelfs dat het raadzaam is dat het kind voorlopig geen contact met vader. U bent er kennelijk niet van op de hoogte dat het kind sedert zijn geboorte amper omgang met zijn vader heeft gehad omdat deze al vrij snel door de moeder het huis heeft moeten verlaten. Dus hoe kunt u dan menen dat de klachten zonder meer aan de vader zijn toe te schrijven. U kunt niet uitsluiten dat het kind de spanning van moeder oppakt. In dat licht bezien is het zelfs beter dat het kind tijdelijk uit huis geplaatst dient te worden ten einde tot rust te kunnen komen.

Ik ben van mening dat u hiermee de grenzen van het toelaatbare hebt overschreden. Ik zal mijn cliënt adviseren om aangifte tegen u te doen op grond van smaad en valsheid in geschrifte. Tenzij u bereid bent om uw verklaring naar waarheid op te stellen zonder er zaken in te verwerken waarvan u niet uit eigen wetenschap kennis heeft of kan heb-ben. Indien u echter uw ‘getuigenis’ wenst te handhaven zal ik u als getuige in de strafzaak die tegen cliënt aanhangig is op laten roepen. U mag uw verklaring in dat geval onder ede afleggen.

U dient er op toe te zien dat de gewijzigde exemplaar ook in het echtscheidingsdossier terecht komt. Indien dat niet gebeurt zal ik de hiervoor geschetste wijze handelen.”

Klaagster heeft eerder een klacht tegen verweerster ingediend. In het proces-verbaal van de behandeling van de vorige klacht d.d. [….] 2008 staat het volgende:

“ Dr. [Q] in [plaats] is haar huisarts. Die zei haar dat verweerster hem op intimiderende toon had gebeld met de mededeling dat hij op zitting moest komen.

Terwijl klaagster dit vertelt zit verweerster te lachten. Klaagster vestigt daarop de aandacht en geeft te kennen dat zij dit buitengewoon ongepast vindt.”

4.

Ter toelichting op haar klacht heeft klaagster het volgende aangevoerd:

Haar huisarts heeft haar verteld dat verweerster hem heeft gebeld en op een intimide-rende wijze medische informatie over haar heeft gevraagd. Ook heeft haar huisarts haar meegedeeld dat verweerster hem heeft laten weten dat hij zou worden gedagvaard om als getuige bij de rechtbank te verschijnen indien hij de gevraagde informatie niet zou verstrekken.

Verweerster deelt bij elke zitting mee dat de politie haar hypotheek betaalt. Zij heeft heel vaak verteld dat dit niet juist is. Zij heeft een lening bij de stichting Sociaal-Financieel fonds van de politie Twente. Deze lening heeft zij moeten afsluiten omdat [P] zijn verplichtingen niet nakwam.

Tijdens de behandeling van de vorige klacht heeft verweerster meegedeeld dat de strafzaak tegen [P] was ingetrokken. Dit heeft zij ook aan de kinderrechter meege-deeld. Dit is niet juist.

Verweerster heeft haar beledigd door tijdens de behandeling van de vorige klacht op [….] 2008 naar voren te brengen dat zij bij een andere zitting heeft gehuild, niet nor-maal, het was gewoon janken of woorden van gelijke strekking.

Ook heeft verweerster haar gekleineerd, vernederd en respectloos behandeld, onder meer door tijdens de mondelinge behandeling van de vorige klacht op [….] 2008 op te merken dat het hier om drie keer niets gaat.

Ook tijdens het verhoor bij de rechter commissaris heeft verweerster haar beledigd.

Verweerster voert een persoonlijke strijd tegen haar en voert zaken aan die niet ter zake doende zijn. Zij zit daar behoorlijk mee.

5.

Verweerster heeft het volgende tot haar verweer aangevoerd:

Zij voelt zich gegriefd door klaagster.

Het is niet aan klaagster te bepalen op welke wijze zij [P] bijstaat.

Voorzover de klacht betrekking heeft op de wijze waarop zij artsen van klaagster heeft benaderd is klaagster niet-ontvankelijk omdat zij niet namens anderen kan klagen, tenzij zij daarvoor een volmacht heeft.

Er is geen sprake van geweest dat zij een arts van klaagster of haar zoontje heeft geïntimideerd of bedreigd.

Zij heeft de huisarts van klaagster telefonisch benaderd vanwege onduidelijkheden in het medische rapport. Hij was niet bereid haar te woord te staan. Zij heeft hem toen meegedeeld dat zij hem dan wellicht als getuige zal laten oproepen. Dat is haar taak als (straf)advocaat.

Het is niet juist dat zij onjuiste informatie heeft verstrekt. Klaagster heeft haar verwijt niet onderbouwd middels stukken.

Zij heeft per abuis gezegd dat de strafzaak is ingetrokken in plaats van dat de behandeling van de strafzaak is ingetrokken. Het OM heeft de zaak ter herbeoordeling teruggetrokken.

De rechter-commissaris heeft tijdens het verhoor van klaagster op 9 september 2008 niet correct gehandeld waardoor haar geen andere mogelijkheid restte dan het verhoor te verlaten.

5.

De raad beoordeelt de klacht als volgt:

Ten aanzien van klachtonderdeel a: het verwijt dat verweerster voor klaagster belangrijke derden, te weten haar huisarts, de kinderarts van haar zoontje, de psychiater en makelaar [L] op een onaanvaardbare wijze heeft benaderd en hen door middel van intimidatie heeft getracht uit te schakelen.

Het stond verweerster in haar hoedanigheid van advocaat van [P] vrij de artsen van klaagster en het zoontje van klaagster en [P] alsmede makelaar [L] te benaderen.

De bewoordingen van de brieven van verweerster komen de raad ongepast voor.

Klaagster kan daar echter niet over klagen omdat de brieven niet aan haar zijn gericht.

Slechts degenen die verweerster heeft aangeschreven kunnen een klacht indienen over de wijze waarop zij dat heeft gedaan. Daarom is dit klachtonderdeel niet-ontvankelijk.

Ten aanzien van klachtonderdeel b: het verwijt dat verweerster zich niet correct heeft gedragen bij het verhoor door de rechter-commissaris doordat verweerster tijdens dit verhoor op onjuiste gronden is vertrokken waardoor dit verhoor nutteloos is geweest terwijl klaagster er vrij voor heeft moeten nemen van haar werk.

De raad heeft er begrip voor dat klaagster de gang van zaken als onaangenaam heeft ervaren, klachtwaardig is het gedrag van verweerster echter niet. Daarom is dit onderdeel van de klacht ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel c: het verwijt dat verweerster haar heeft beledigd tijdens de mondelinge behandeling van de eerdere klachtzaak.

In het proces-verbaal van de behandeling d.d. [….] 2008 is vastgelegd dat verweerster lachte terwijl klaagster vertelde dat zij van haar huisarts heeft vernomen dat verweer-ster hem op intimiderende toon heeft meegedeeld dat hij op de zitting moet komen. Het past verweerster niet om te lachen wanneer klaagster aan het woord is. Aldus heeft verweerster zich beledigend gedragen jegens klaagster. Dit klachtonderdeel is gegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel d: het verwijt dat verweerster onvolledige en onjuiste informatie heeft verstrekt.

Klaagster heeft gesteld dat verweerster tijdens meerdere zittingen heeft aangevoerd dat de werkgeefster van klaagster haar hypotheek betaalt. Verweerster heeft dit niet, althans onvoldoende weersproken. Klaagster heeft een brief overgelegd waaruit blijkt dat er geen sprake van is dat de werkgeefster de hypotheeklasten van klaagster betaalt maar dat slechts een beperkt bedrag aan haar is geleend om de hypotheeklasten te kunnen voldoen.

Voldoende is vast komen te staan dat verweerster op dit punt onjuiste informatie heeft verstrekt tijdens rechtszittingen. Voor zover dit klachtonderdeel betrekking heeft op de door verweerster verstrekt informatie betreffende de betaling van de hypotheek-lasten van klaagster is het daarom gegrond.

Hoewel verweerster tot tweemaal toe heeft meegedeeld dat de strafzaak tegen [P] was ingetrokken, is niet vast komen te staan dat zij op dit punt bewust foutieve informatie heeft verstrekt. Voorzover dit klachtonderdeel betrekking heeft op de informatie die verweerster heeft betreffende de strafzaak tegen [P] is het ongegrond.

Bij brief van [….] 2008 aan de deken heeft klaagster de onderhavige klachten verwoord met het verzoek deze klachten samen met haar eerdere klacht te laten behande-len op [….] 2008.

Verweerster had er geen bezwaar tegen dat deze klachten gevoegd zouden worden bij de eerdere klacht van klaagster.

De raad heeft echter geoordeeld dat de bij brief van [….] 2008 ingediende klachten nader onderzoek vergden voordat deze konden worden behandeld.

Bij beslissing van 2 maart 2009 heeft de raad daarom alleen een oordeel gegeven over de eerdere klacht van klaagster. Deze klacht is gegrond verklaard en aan verweerster is de maatregel van berisping opgelegd.

Indien alle klachten - die een duidelijke samenhang hebben - samen zouden zijn behandeld dan had dit niet tot een zwaardere maatregel geleid dan de maatregel die is opgelegd bij de beslissing van 2 maart 2009. Daarom zal de raad bij deze beslissing geen maatregel opleggen.

DE BESLISSING VAN DE RAAD LUIDT ALS VOLGT:

Klachtonderdeel a is niet-ontvankelijk en klachtonderdeel b is ongegrond. Klachtonderdeel c is gegrond en klachtonderdeel d is gegrond in zoverre als hiervoor is over-wogen.

Aan verweerster wordt geen maatregel opgelegd omdat de raad van oordeel is dat de bij beslissing van 2 maart 2009 opgelegde maatregel toereikend is.

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 14 december 2009.  

griffier     voorzitter