ECLI:NL:TADRARL:2025:96 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-624/AL/GLD
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2025:96 |
---|---|
Datum uitspraak: | 07-04-2025 |
Datum publicatie: | 14-04-2025 |
Zaaknummer(s): | 24-624/AL/GLD |
Onderwerp: | Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: De advocaat privé |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | De raad heeft geoordeeld dat verweerder heeft zich in een privékwestie ten onrechte als advocaat van de dochter van klagers heeft voorgedaan. Verweerder heeft daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Gelet op de aard en de ernst van dit handelen is de raad van oordeel dat de oplegging van een berisping passend en geboden is. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden
van 7 april 2025
in de zaak 24-624/AL/GLD
naar aanleiding van de klacht van:
klagers
over
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 16 april 2023 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 22 augustus 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K23/65 van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 25 november 2024. Daarbij waren klagers en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.1 Verweerder is op enig moment via zijn vriendin in contact gekomen met de dochter van klagers (hierna: de dochter). De dochter van klagers zou verweerder en zijn vriendin in vertrouwen hebben genomen over haar thuissituatie en een mogelijke verkrachting op haar werk bij de McD.
2.2 De dochter verbleef op dat moment via Veilig Thuis bij een opvanglocatie.
2.3 Tussen de dochter, de vriendin van verweerder en/of verweerder heeft meermaals telefonisch contact plaatsgevonden. De transcripten van deze telefoongesprekken bevinden zich in het klachtdossier.
2.4 Op 6 juli 2022 hebben er twee telefoongesprekken plaatsgevonden tussen de dochter en de vriendin van verweerder. Tijdens het eerste gesprek geeft de vriendin van verweerder aan dat verweerder bij een collega-advocaat zou hebben nagevraagd of hij zonder toestemming van de ouders van de dochter op mag treden als haar advocaat. De collega advocaat zou hebben aangegeven dat dit niet is toegestaan.
2.5 Tijdens het tweede gesprek geeft de vriendin van verweerder aan dat verweerder zich een week eerder bij Veilig Thuis zou hebben voorgesteld als de advocaat van de dochter en dat hij op deze wijze informatie heeft verzameld.
2.6 Naar aanleiding van de mogelijke verkrachting van de dochter heeft verweerder contact opgenomen met de eigenaar van een McD-vestiging en gevraagd naar de contactgegevens van de eigenaar van de McD waar de dochter werkzaam was. Vervolgens heeft verweerder contact opgenomen met de eigenaar van deze McD . Hij heeft verweerder doorverwezen naar de manager personeelszaken, de heer vdH. Verweerder heeft contact opgenomen met de heer vdH.
2.7 Op 10 juli 2022 heeft er een telefoongesprek plaatsgevonden tussen de dochter, de vriendin van verweerder en verweerder. Tijdens het gesprek heeft verweerder aangegeven dat hij de volgende dag contact zal opnemen met de rechtbank om te vragen wat er allemaal mogelijk is.
2.8 Op 14 juli 2022 hebben verweerder en zijn vriendin de dochter voor een dagje uit meegenomen naar Den Helder.
2.9 Via Instagram heeft verweerder de dochter bericht dat ze, zo lang als ze wil, welkom is om bij hem te komen wonen.
2.10 Op 18 juli 2022 heeft er een telefoongesprek plaatsgevonden tussen verweerder en de dochter. Tijdens het telefoongesprek heeft verweerder aangegeven dat hij contact zal opnemen met Veilig Thuis. Daarbij geeft hij tevens aan dat hij eerder contact heeft opgenomen met Veilig Thuis en toen heeft aangegeven dat hij advocaat is. Daarvan zouden zij op dat moment zijn geschrokken.
2.11 In een e-mail van 18 juli 2022 aan mevrouw H (medewerkster van Veilig Thuis) heeft verweerder vanaf het e-mailadres van zijn advocatenkantoor een e-mail gestuurd. Daarbij heeft verweerder aangegeven dat de dochter tijdelijk of voor langer bij hem thuis kan komen wonen als netwerkplaatsing. Daarnaast heeft hij het volgende geschreven:
Ik mail u niet als advocaat, maar als partner-vriend van S en langs-hetveld veel aanwezige
ouder (C is de dochter van S, die softbalt met I en C speelt ook in een andere competitie
tegen I). (…) Eerder heb ik al kort met u gebeld en ik heb begrepen dat hier wat verbazing
over was. Ik heb toen gebeld om te informeren of er al een verzoek bij de rechtbank
was ingediend, omdat I ons meldde dat haar ouders haar niet uit Den Helder weg konden
halen (wat toen zou kunnen duiden op een beschermingsmaatregel). Ik heb toen ook even
verder navraag gedaan en als snel bleek dat er nog geen maatregelen waren genomen.”
2.12 Op 18 juli 2022 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen onder andere verweerder en klaagster. Na het gesprek heeft verweerder via Instagram het volgende aan de dochter gezonden:
Je moeder en je zus zeggen eigenlijk dat thuis niets mis is. Dat je vader wel een
biertje drinkt, maar heel lang geleden voor het laatste teveel gedronken heeft. Maar
dat hij je niet heeft geslagen. Je moeder vertelde eigenlijk heel erg overvallen te
zijn door het feit dat je ineens niet meer thuis bent. Ze zegt ook dat je al lang
bij een psychiater loopt en naar een psycholoog gaat. Dat je niet de waarheid hebt
verteld door te zeggen dat je vader vaak dronken is en dat je vader je zou slaan.
En dat dit niet de waarheid vertellen bij jou, maar ook bij je oudste zus, aan de
hand was en is. Ze noemde geen voorbeelden maar had het wel over je mentor volgens
mij. (…) Ik stel de vragen ook omdat ik me even afvraag of ik genoeg kennis en ervaring
heb om je op te vangen. En dan moet ik ook kritisch naar jou zijn: wat is waar en
wat heb je verzonnen (omdat je twee mensen van geweld hebt beschuldigd). Heb je al
met M gesproken over een vervolgplek? En natuurlijk wil ik er wel voor je zijn. Maar
het moet wel voor iedereen veilig zijn. Ook voor mij.”
2.13 Op 22 juli 2022 heeft verweerder aan mevrouw H een e-mail gestuurd vanaf het e-mailadres van zijn advocatenkantoor. Hij heeft het volgende geschreven:
Ik mail even over I. Ik heb afgelopen maandag 18 juli 2022 een bezoek aan moeder gebracht
in Heerhugowaard nadat ik haar (na overleg met I) had gebeld. (…) Het feit dat de
beschrijvingen van wat is gebeurd zo enorm uiteenlopen, vind ik lastig en met name
als het er om gaat om I voor meerdere dagen/weken op te vangen. Ik weet niet wie de
waarheid spreekt. Ik zie het ook niet als mijn taak om hier onderzoek naar te doen.
Maar tegelijkertijd speelt voor mij de overweging, dat ik me afvraag of ik voldoende
kennis heb om I op te vangen. Ik heb haar dit ook in contacten via insta laten weten.
Ze begrijpt dit. Ik kan het me ook niet veroorloven om in een discussies over wel
of niet ware beschuldigingen terecht te komen en ik merk dat de problematiek van I
en ook haar thuissituatie best ingewikkeld is, terwijl ik me in mijn beroep ook geen
beschuldigingen kan permitteren (ik bedoel als ik haar zou opvangen). Ik zit dus met
een enorm dilemma. Iemand willen helpen en mezelf afvragen of ik dit wel kan.”
2.14 Op 25 juli 2022 heeft mevrouw H het volgende WhatsApp-bericht aan klaagster gestuurd:
Goedemorgen S, M heeft vrij snel toen VT betrokken raakten, gebeld als advocaat van I. Hij wilde weten of er een beschermingsmaatregel was uitgesproken en of hij daar als advocaat iets in kon betekenen. (…) Ik was toen verbaast dat hij belde, 1. Omdat ik het raar vond dat I een advocaat had. Hoe kan I dat betalen en weten ouders daarvan? 2. Omdat hij moeten weten als advocaat dat ik geen enkele informatie mag delen ondanks dat I dat zegt. Ouders zijn uiteindelijk hierin de verantwoordelijke en geven toestemming met wie ik wat mag delen. Ik heb hem toen ook geen enkele informatie gegeven.
2.15 Op 16 april 2023 hebben klagers een klacht ingediend tegen verweerder bij de deken.
2.16 Op 5 maart 2024 heeft er op het Ordebureau een bemiddelingsgesprek plaatsgevonden. Tijdens het bemiddelingsgesprek zijn klagers en verweerder niet tot een oplossing van de klacht gekomen. Het onderzoek naar de klacht is vervolgens voortgezet.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) zich bij verschillende instanties voor te doen als advocaat van onze dochter,
terwijl hij dat niet was;
b) de dochter van klagers aan het ouderlijk gezag te onttrekken;
c) met zijn hulp aan de dochter van klagers voor problemen bij hulpverleningsinstanties
te zorgen en daarmee het herstel van de dochter van klagers te stagneren.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
Maatstaf
5.1 Een advocaat moet zich onthouden van handelingen waardoor het vertrouwen in de advocatuur als zodanig wordt geschaad, en zich te allen tijde dient te onthouden van een handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Dergelijk handelen is immers in strijd met de in artikel 46 van de Advocatenwet omschreven normen. Uitgangspunt is dat een advocaat moet handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsbeoefenaar mag worden verwacht.
5.2 De klacht van klagers ziet op privégedragingen van verweerder. De raad overweegt dat ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid, bijvoorbeeld in privé, het advocatentuchtrecht voor hem kan blijven gelden. Als hij zich in die andere hoedanigheid gedraagt op een wijze waardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, zal in het algemeen sprake zijn van handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. De advocaat zal in dat geval een tuchtrechtelijk verwijt gemaakt kunnen worden. Privégedragingen van een advocaat kunnen alleen dan tuchtrechtelijk van belang zijn, indien er voldoende verband bestaat met de praktijkuitoefening, of als de gedraging voor een advocaat in het licht van zijn beroepsuitoefening absoluut ongeoorloofd moet worden geacht en het vertrouwen in de advocatuur ondermijnt.
Ontvankelijkheid
5.3 Naar het oordeel van de raad is aan de hierboven genoemde voorwaarde voldaan. Er bestaat een voldoende verband tussen de door verweerder verrichte gedragingen en gedane uitlatingen en de praktijkvoering van verweerder. Bij dat oordeel is met name van belang dat verweerder zich tegenover Veilig Thuis als advocaat heeft gepresenteerd en dat hij in deze kwestie vanaf zijn werktelefoon heeft gebeld en gemaild. Dat betekent dat de klacht ontvankelijk is.
Klachtonderdeel a)
5.4 De volgende vraag is of de klacht gegrond is. De raad beantwoordt die vraag ten aanzien van klachtonderdeel a) bevestigend. Uit de inhoud van het klachtdossier, waaronder de transcripten van de verschillende gevoerde telefoongesprekken, komt het beeld naar voren dat verweerder zich met het leven van een minderjarig en zeer kwetsbaar meisje (de dochter van klagers) heeft bemoeid. Omdat verweerder van geen van de betrokkenen de advocaat was en hij onvoldoende op de hoogte was van alle feiten en omstandigheden in deze zaak, had verweerder dat - ook al was het met goede bedoelingen - niet op deze wijze mogen doen. Uit de transcripten van de telefoongesprekken en de e-mail van een medewerkster van Veilig Thuis blijkt dat verweerder zich (ten onrechte) als advocaat van de dochter van klagers heeft voorgedaan, althans heeft hij onduidelijkheid laten bestaan over de hoedanigheid waarin hij in deze kwestie - in de richting van de medewerkster van Veilig Thuis - heeft opgetreden (vergelijk gedragsregel 9). De raad is van oordeel dat verweerder daarmee tuchtrechtelijk heeft gehandeld. Dat betekent dat klachtonderdeel a) gegrond wordt verklaard.
Klachtonderdelen b) en c)
5.5 De raad is van oordeel dat uit de stukken in het klachtdossier en het verhandelde ter zitting weliswaar is gebleken dat verweerder en zijn vriendin de dochter van klagers hebben meegenomen voor een dagje uit, maar daaruit kan nog niet de conclusie worden getrokken dat verweerder haar aan het ouderlijk gezag heeft onttrokken. Ook is niet vast komen te staan dat door het handelen van verweerder het herstel van de dochter van klagers is gestagneerd. Dat betekent dat de klachtonderdelen b) en c) ongegrond worden verklaard.
6 MAATREGEL
6.1 De raad heeft geoordeeld dat verweerder heeft zich in een privékwestie ten onrechte als advocaat van de dochter van klagers heeft voorgedaan. Verweerder heeft daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Gelet op de aard en de ernst van dit handelen is de raad van oordeel dat de oplegging van een berisping passend en geboden is.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klagers betaalde griffierecht van € 50,- aan hen vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klagers geven binnen twee weken na de datum van deze beslissing hun rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.
7.2 Omdat raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond
van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 50,- aan forfaitaire reiskosten van klagers,
b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
c) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerder moet het bedrag van € 50,- aan forfaitaire reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klagers. Klagers geven binnen twee weken na de datum van deze beslissing hun rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.
7.4 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart klachtonderdeel a) gegrond;
- verklaart klachtonderdelen b) en c) ongegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van berisping op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klagers;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klagers,
op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de
Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald
in 7.4.
Aldus beslist door mr. G.F. van den Berg, voorzitter, mrs. J.J. Molenaar en M. Tijseling,
leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op
7 april 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op : 8 april 2025