ECLI:NL:TADRARL:2025:77 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 25-069/AL/NN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2025:77
Datum uitspraak: 24-03-2025
Datum publicatie: 25-03-2025
Zaaknummer(s): 25-069/AL/NN
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen de eigen advocaat over de kwaliteit van de dienstverlening kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 24 maart 2025

in de zaak 25-069 /AL/NN

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen volgens de inventarislijst van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) van 30 januari 2025 met kenmerk 2024 KNN056 / 2339957 .

1. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1 Klager had een optie op een bouwkavel. Hij wilde daarop een huis bouwen waar hijzelf en zijn autistische zoon (op termijn) verzorgd zouden kunnen worden. In verband met de bouw had klager een overbruggingskrediet nodig, maar het lukte niet dat krediet af te sluiten vanwege BKR-noteringen.

1.2 Op 2 januari 2024 heeft verweerder bevestigd dat en tegen welke voorwaarden hij klager kan bijstaan in een geschil met de [naam bank] over de BKR-noteringen.

1.3 Op 4 januari 2024 hebben partijen de zaak van klager besproken.

1.4 Verweerder heeft [naam bank] op 22 januari 2024 een sommatie gezonden tot verwijdering van de BKR-noteringen.

1.5 Op 12 februari 2024 heeft [naam bank] laten weten de BKR-noteringen niet te zullen verwijderen. Daarop heeft klager verweerder opgedragen een kort geding te starten.

1.6 Op 22 februari 2024 heeft verweerder klager een conceptdagvaarding toegestuurd.

1.7 Op 26 februari 2024 heeft verweerder klager het volgende geschreven:

“Voordat we het kort geding starten wijs ik je er wel nogmaals op dat ik de kans van slagen gering acht (beduidend minder dan 50%). In een kort geding is de drempel voor toewijzing van de vordering namelijk hoger dan in een gewone bodemprocedure. Voor een kort geding rechter moet het duidelijk zijn dat de vordering terecht is, aangezien hij snel moet beslissen. Aan de andere kant is de vordering ook niet kansloos.”

1.8 Op 10 maart 2024 heeft klager gereageerd op de conceptdagvaarding.

1.9 Op 12 en 13 maart 2924 heeft verweerder het volgende aan klager geschreven:

“Ik kan jouw voorgestelde aanpassingen echter niet allemaal rijmen met jouw eerdere brieven. Je geeft in jouw laatste reactie aan dat nooit een geldleningsovereenkomst is gesloten en dat je nooit een geldlening hebt ontvangen.”

1.10 Verweerder heeft de dagvaarding “naar de instructie van klager” aangepast en de dagvaarding is op 19 maart 2024 aan [naam bank] betekend.

1.11 Op 26 maart 2024 heeft de advocaat van [naam bank] zijn conclusie van antwoord naar verweerder gestuurd. Verweerder heeft de conclusie van antwoord om 10.51 uur naar klager gestuurd, met het verzoek om te bellen. In zijn reactie van 16.23 uur die dag heeft klager als volgt gereageerd op het verweer van [naam bank]:

“Ik lees in het verweer dat ik een armlastige sloeber ben die op slinkse wijze geld heeft overgeboekt naar zijn andere betaalrekening.

Verder lees ik dingen niet. Zoals het iedere keer opnieuw melden aan de [naam bank] dat ik geld genoeg heb. Bij productie twee laat [naam bank] het overzicht weg met bladnummer 9/15 tot en met 15/15. Daar staat toch echt dat ik de boel goed doordacht heb. € 65.000 bruto jaar inkomen en € 746 bruto per maand voor hypotheek. (netto € 350

Als we het over achterstanden van de hypotheek hebben Op 27 mei 2018 stelt [naam bank] dat ik een achterstand heb deze is echter reeds op 24 mei 2018 voldaan via de [naam bank] Verder heb ik rond 1 mei 2018 een verzoek gedaan voor een hypotheek voor mijn T(…). In dat voorstel staat toch duidelijk dat ik T(…) € 100.000 wil schenken. De aflosnota voor mijn [naam bank] hypotheken was toen al opgevraagd.

[naam bank] verweer 2.10 er staat ook dat er een overwaarde is van € 170.000. 2018 hebben we € 20.000 netto op de bank en een inkomen van bijna € 70.000

Op 11-11- 2023 vraag ik ze nogmaals gevraagd het geld op te komen halen. Weer geen gevolg. Waarom halen ze het geld niet op!!!! Omdat ze 33.500 van mijn rekening hebben gestolen!!

Ik heb de voorwaarden van de SERVICE LENING niet geaccepteerd. Als penningmeester bij de Katholieke kerk was het mijn taak mensen te helpen met financiële zaken. Dan ga ik toch niet tekenen voor een coaching traject. En als dat coaching traject er wel is kunnen er geen achterstanden ontstaan. Als dat wel gebeurt is dat een tekortkoming van de [naam bank]

Als het gaat over wel of niet voldoende inkomen is dat een interpretatie van de [naam bank]. Tot en met maart 2018 kon je bij de [naam bank] een lening krijgen al je een IVA uitkering had. S(…) had een IVA vanwege haar ontoerekeningsvatbaarheid en ik een WAO

Dus als ze wettelijk kunnen bewijzen dat ze geld van mij krijgen betaal ik dat per omgaande als de rechter dat zegt.”

1.12 Verweerder heeft daarop als volgt gereageerd:

“Op basis van jouw reactie stel ik vast dat het kort geding volstrekt kansloos is. Je maakt mijns inziens 0% kans. Ik hoop dat ik zo tot je doordring.

Duidelijk is dat je betalingen hebt ontvangen, terwijl je dat eerder hebt ontkend. Ook als geen sprake is van een Servicelening, had je de bedragen terug moeten betalen. Bovendien bestaat er een overeenkomst Serviceleng met jouw handtekening erop.

In de brief van productie 12 heeft [naam bank] dit al veel eerder aan je uitgelegd. Ik voel me door jou bedonderd dat je mij deze brief niet hebt verstrekt. Je hebt nu 3 smaken:

1. We trekken het kort geding in. Dat scheelt jou aanzienlijke advocaatkosten. Ik sluit dan de zaak en maak een afrekening van de tot nu toe gemaakte uren.

2. Ik verzoek de rechtbank het kort geding te verplaatsen, en ondertussen zoek je een andere advocaat, die wel enig geloof heeft in de kans van slagen . Ik zal mij dan ontttrekken.

3. Op de zitting erkennen we de vordering van de [naam bank] en proberen we een schikking te treffen. Daarbij moet je ervan uitgaan dat [naam bank] wil dat je de volledige vordering betaalt.

Ik ga in ieder geval niet een kansloos verhaal ophangen. (…)”

1.13 Om 16.45 uur heeft verweerder het volgende aan klager geschreven:

“Ik heb in de dagvaarding op jouw verzoek opgenomen dat je geen betaling hebt ontvangen van [naam bank].

Dat blijkt nu heel anders te zijn. Dat maakt jouw verhaal ongeloofwaardig. Ik acht het kort geding morgen mijns inziens kansloos.

Ik stel voor het kort geding in te trekken. Dat scheelt jou advocaatkosten van mij en van [naam bank].

1.14 Klager heeft daarop om 17.07 uur geantwoord dat hij heeft bewezen dat hij geen servicelening heeft gehad, dat de bank maar moet “uitspreken waarom te het geld niet ophalen” en dat hij elk punt van [naam bank] heeft weerlegd.

1.15 Verweerder heeft om 17.31 uur als volgt gereageerd:

“Ik vrees het ergste, maar dan zetten we het door. Wil je me morgenochtend bellen in de auto, zodat we de strategie kunnen afstemmen?”

1.16 Klager heeft om 20.18 uur aan verweerder geschreven:

“Ik heb het verweer sterk naar beneden gehaald.

Laat de man maar uitleggen waarom [naam bank] niet overgaat tot invordering? Zolang zij dat niet doet ben ik gegijzeld. Daarnaast wordt mij een vermogenstoename ontzegd vanwege de nieuwbouw in eigen beheer. Dat is al gauw € 100.000

proportioneel: Er komen twee eengezinshuizen vrij. We bouwen vier wooneenheden. Dat is ook het algemeen belang.

Nogmaals: ik ben nooit accoord gegaan met de voorwaarden van een SERVICE LENING. De BKR notering stelt dat het over een Service lening gaat. Dat kan dus niet. De hypotheek BKR notitie is bewezen onjuist.

[naam bank] is bewezen heel onzorgvuldig in deze casus. (...)"

1.17 Klager heeft vervolgens laten weten dat hij zeker is van zijn zaak en dat hij ervan uitgaat dat hij verweerder de volgende dag bij de rechtbank zal treffen.

1.18 Om 22.21 uur heeft verweerder nog het volgende geschreven aan klager:

“(…) Zonder bericht ga ik ervan uit dat je per se het (in mijn optiek) kansloze kort geding met mij wilt voortzetten. Ik ga dan met je naar de zitting, maar ik laat het grotendeels aan jou om de rechter uit te leggen waarom je gelijk hebt.”

1.19 Op 27 maart 2024 is het kort geding mondeling behandeld. Tijdens de mondelinge behandeling is het kort geding ingetrokken.

1.20 Op 28 maart 2024 heeft klager de samenwerking met verweerder opgezegd, vanwege het optreden van verweerder op 27 maart 2024.

1.21 Op 28 april 2024 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2. KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder dat hij is tekortgeschoten in de behartiging van de belangen van klager en dat hij klager schade heeft toegebracht.

2.2 Klager heeft gesteld dat verweerder voor hem een kort geding heeft ingesteld tegen [naam bank]. Klager en verweerder hadden afgesproken dat klager op de zitting het woord zou voeren. Daar kwam het echter niet van, omdat verweerder op de zitting plotsklaps het kort geding introk. Klager heeft door deze handeling van verweerder forse schade geleden.

2.3 De stellingen die klager aan de klacht ten grondslag heeft gelegd worden hierna, voor zover van belang, besproken.

3. VERWEER

3.1 Verweerder heeft de klacht gemotiveerd betwist. Het verweer zal hierna, voor zover van belang, worden besproken.

4. BEOORDELING

Maatstaf

4.1 De voorzitter neemt bij de beoordeling van de klacht als uitgangspunt dat, gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet, de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (zie Hof van Discipline 5 februari 2018 ECLI:NL:TAHVD:2018:32). Daarbij wordt opgemerkt dat binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden. De tuchtrechter toetst daarom of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijke handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. (HvD 3 april 2020, ECLI:NL:TAHVD:2020:80).

4.2 De voorzitter wijst er verder op dat het aan de civiele rechter is om te oordelen over de leningen van [naam bank] aan klager en de daarmee samenhangende BKR-noteringen. De tuchtrechter gaat daar niet over en het over en weer daarover gestelde zal daarom niet aan de orde komen in deze beslissing.

Klacht

4.3 Naar het oordeel van de raad heeft verweerder gehandeld in het belang van klager en is de klacht kennelijk ongegrond. De voorzitter licht dit als volgt toe.

4.4 Verweerder heeft een kort geding ingesteld voor klager. Kort voor de geplande mondelinge behandeling ontving verweerder de conclusie van antwoord van [naam bank]. De stellingen die [naam bank] daarin innam en de door [naam bank] overgelegde bewijsstukken, wierpen volgens verweerder een voor klager ongunstige blik op de zaak. Uit de onder de feiten weergegeven e-mails van 26 maart 2024 blijkt dat verweerder klager erop heeft gewezen dat zijn vordering, in het licht van het verweer van [naam bank], in kort geding geen reële kans van slagen had. De voorzitter acht dit standpunt van verweerder begrijpelijk, omdat het immers ging om een procedure waarin de voorzieningenrechter zonder bewijslevering moet beoordelen of aannemelijk is dat de bodemrechter de vordering gegrond zal verklaren.

4.5 De voorzitter volgt verweerder in zijn standpunt dat hij met de intrekking van het kort geding zonder proceskostenveroordeling ten laste van klager, heeft gehandeld in het belang van klager. Daarbij moet in aanmerking worden genomen dat voor de klager nog altijd de mogelijkheid openstond om in een bodemprocedure verwijdering van de BKR‑noteringen te bewerkstelligen.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. J.U.M. van der Werff , voorzitter, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar op 24 maart 2025.

Griffier Voorzitter

Verzonden op: 24 maart 2025