ECLI:NL:TADRARL:2025:71 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-472/AL/GLD
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2025:71 |
---|---|
Datum uitspraak: | 17-03-2025 |
Datum publicatie: | 18-03-2025 |
Zaaknummer(s): | 24-472/AL/GLD |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | De raad verklaart een klacht van een gemeente over (onder meer) de wijze van communiceren van de advocaat van de wederpartij ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem‑Leeuwarden
van 17 maart 2025
in de zaak 24-472/AL/GLD
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
gemachtigden:
over
verweerder
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 2 juni 2023 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 21 juni 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K23/82 van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 4 november 2024. Daarbij waren de gemachtigden van klaagster en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier.
2. FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.1 Aan hoveniers- en groenonderhoudsbedrijf [.....] (hierna: [....]) is door klaagster een voornemen last onder dwangsom verstuurd wegens gebruik van een perceel in strijd met het bestemmingsplan..
2.2 In een e-mail van 25 januari 2023 heeft verweerder zich als gemachtigde van [hovenier] gemeld. Verweerder heeft namens zijn cliënt om enkele aanvullende stukken gevraagd. Ook heeft verweerder om een nadere termijn voor het indienen van een zienswijze verzocht.
2.3 In een e-mail van 8 februari 2023 aan verweerder heeft de gemachtigde van klaagster op deze e-mail gereageerd en aangegeven dat zij de zienswijze graag uiterlijk op 6 maart 2023 ontvangt.
2.4 In een e-mail van 2 maart 2023 aan een medewerker van klaagster heeft verweerder het volgende geschreven:
Van u ontving ik geen nadere reactie na mijn mail van 27-02-2023. Kennelijk acht u de kwestie niet belangrijk genoeg. Het zij zo. (…) Ik staak deze correspondentie, met name omdat ik uw benadering, vooralsnog, onzuiver acht. Zo u het debat wenst voort te zetten, dan meld ik u voorshands dat uw organisatie c.q. de overheid aansprakelijk wordt gesteld en gehouden voor verdere (vermogens)schade van [hovenier]”
2.5 In een e-mail van 17 maart 2023 aan de gemachtigde van klaagster heeft verweerder het volgende geschreven:
Hetgeen ik lees en schrijf is mij meer dan bekend. Op het moment dat de overheid blijkbaar voldoende tijd heeft en neemt om een paar voor de hand liggende stukken toe te zenden, is het niet meer dan redelijk dat een burger termijn wordt gegund om te bestuderen en inhoudelijk te reageren. De ambtenaren werken thuis...; en derden werken. Niet voor niets heeft de bevolking op BBB gestemd.
2.6 In een e-mail van 20 maart 2023 uur aan de gemachtigde van klaagster heeft verweerder het volgende geschreven:
U stuurt toe > 800 bladzijden aan dossier; u wilt de termijn niet verlengen; het zij zo. uw ambtenaren hebben geen flauw benul van het gegeven dat zij er zijn voor burger en bedrijf; vide het stemgedrag in relatie tot BBB. In ieder geval maken de bestemmingsplannen, het ontbreken van voldoende inventarisatie in samenhang met het aanvangstijdstip van het gebruik 100% duidelijk dat in casu niet meer te handhaven is. De ambtenaren die voor het College voorbereiden: de geschiedenis begint niet bij u!
2.7 In een e-mail van 20 maart 2023 aan verweerder heeft de gemachtigde van klaagster als volgt gereageerd:
Dank voor de aanvulling van uw zienswijze namens de heer [M]. Uw standpunt ten aanzien van het overgangsrecht is mij bekend nu. Wij zullen dit meenemen bij de afweging over het vervolg. Wat de overige opmerkingen in deze mail en vorige mails over ambtenaren, de recente verkiezingen en BBB aan deze zaak toevoegen, is mij niet duidelijk. Dat een burger ‘boos’ is naar aanleiding van een handhavingszaak kan ik nog enigszins begrijpen. Van een advocaat niet. Omdat het hier gaat om de belangen van uw cliënt, de heer [M], zal ik er in het kader van deze concrete zaak verder geen aandacht aan besteden.”
2.8 In e-mail van 2 juni 2023 heeft de secretaris van de bezwaarschriftencommissie van klaagster een uitnodiging voor een hoorzitting om het bezwaarschrift te behandelen op 19 juni 2023 aan verweerder gestuurd.
2.9 In een e-mail van 2 juni 2023 heeft verweerder als volgt gereageerd:
Laat uw geheugen u in de steek?
210 Vervolgens heeft klaagster op 2 juni 2023 bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2.11 Op 13 juni 2023 heeft verweerder heeft volgende aan klaagster laten weten:
Ten vervolge: Spookprocedure en klachten: op deze wijze heeft een bezwaarschriftenprocedure geen zin. U kunt er dan een onderonsje tussen commissie, college en de Grote Onbekenden van maken. Het bezwaar is gegrond. Bestemmingsplaninventarisaties blijken te ontbreken. Dat kan natuurlijk niet. Zie ook Afdelingsuitspraak Ouder-Amstel. Er is geen overtreding. Elk belang ontbreekt. Aldus ook een echte belangenafweging. Dat schreef ik al in de zienswijze. Daar valt niets aan toe te voegen. Er moet voor gewaakt worden dat bestuurders en ambtenaren de ‘historie” bij henzelf laten beginnen. Zie bijvoorbeeld de kwestie “Milder”; Er is niets te handhaven; Op welk beleid steunt uw beschikking? Met allerlei standaardpassages in de bijlage kan niemand wat als ambtenaren weigeren voldoende onderzoek te doen. Het gemeentelijk dossier is niet compleet. De beslissing is onrechtmatig.”
3. KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a. in strijd te handelen met regel 6 van de Gedragsregels advocatuur.
b. in strijd te handelen met regel 7 van de Gedragsregels advocatuur.
4. VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5. BEOORDELING
Maatstaf
5.1 De klacht heeft betrekking heeft op het handelen van de advocaat van de wederpartij van klaagster. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden ingeperkt als de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat deze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.
5.2 De tuchtrechter toetst het aan de advocaat verweten handelen of nalaten aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen, waaronder de kernwaarden zoals omschreven in artikel 10a Advocatenwet. De tuchtrechter is niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, gezien ook het open karakter van de norm van de in artikel 46 Advocatenwet genoemde behoorlijkheidsnorm, wel van belang zijn. Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.
Klachtonderdeel a)
5.3 Klaagster stelt dat verweerder in strijd heeft gehandeld met gedragsregel 6. Klaagster heeft daartoe onder meer aangevoerd dat verweerder door zijn (dreigende) bewoordingen het proces frustreert. Ook heeft verweerder namens zijn cliënt een niet juridisch inhoudelijk bezwaarschrift ingediend en wil hij niet deelnemen aan een hoorzitting. Op deze manier kan geen goede heroverweging van het besluit plaatsvinden, aldus klaagster.
5.4 De raad overweegt hierover het volgende. Gedragsregel 6 bepaalt dat een advocaat een doelmatige behandeling van de zaak moet nastreven en in het oog moeten houden dat ook ten laste van een wederpartij of andere betrokkenen geen onnodige kosten worden gemaakt. De raad begrijpt dat de inhoud van de door verweerder gestuurde e-mails als vervelend worden ervaren. Bij klachtonderdeel b) zal de raad daar nader op ingaan. Dat verweerder (op tuchtrechtelijke wijze) de procedure heeft gefrustreerd, is echter niet vast komen te staan. Datzelfde geldt voor de verwijten over de inhoud van het bezwaarschrift en het niet deelnemen aan een hoorzitting; gelet op de onderbouwing van de klacht en de inhoud van het klachtdossier is niet gebleken dat verweerder hiermee in strijd met deze gedragsregel 6 heeft gehandeld. Dit klachtonderdeel wordt daarom ongegrond verklaard.
Klachtonderdeel b)
5.5 Klaagster verwijt verweerder dat hij zich in zijn e-mails onnodig grievend heeft uitgelaten over medewerkers van de Omgevingsdienst Regio Arnhem en de gemeente Lingewaard en over ambtenaren in het algemeen. De raad is van oordeel dat de door verweerder gestuurde e-mailberichten niet functioneel zijn en dat verweerder veel beter andere, minder vergaande, bewoordingen had kunnen gebruiken. De manier van communiceren door verweerder lijkt niet in het belang van zijn cliënt te zijn. Dat dit heeft geleid tot een klacht acht de raad voorstelbaar. Desondanks volgt de raad klaagster niet in haar standpunt dat er sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Daarbij is van belang dat de vrijheid van handelen van een advocaat van de wederpartij is – zoals hierover al is overwogen - groot is. Gelet op die vrijheid is de raad van oordeel dat de inhoud van de door verweerder gestuurde e-mails onvoldoende ernstig is om tot de conclusie te komen dat verweerder (onnodig) grievend is geweest als bedoeld in gedragsregel 7. Dat betekent dat dit klachtonderdeel ongegrond wordt verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht, voorzitter, mrs. E.H.M. Harbers, A.E. Mulder, M.H. Pluymen en G.W. Roest, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 17 maart 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 17 maart 2025