ECLI:NL:TADRARL:2024:98 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-758/AL/MN
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2024:98 |
---|---|
Datum uitspraak: | 15-04-2024 |
Datum publicatie: | 16-04-2024 |
Zaaknummer(s): | 23-758/AL/MN |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij. De inhoud van de brief van verweerder aan klagers is buiten proportie. De aanleiding voor de brief is geen toereikende rechtvaardiging voor de gebruikte zware bewoordingen, de dreigementen en de ernstige, maar klaarblijkelijk ongefundeerde beschuldigingen. Verder mag een advocaat niet zonder het te verifiëren aan een wederpartij schrijven dat er bij de politie aangifte van een strafbaar feit is gedaan. Klacht deels gegrond. Berisping. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden
van 15 april 2024
in de zaak 23-758/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:
klagers
over
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 20 maart 2023 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het
arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 3 november 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 2229231/MK/SD
van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 16 februari 2024. Daarbij
waren de gemachtigde van klagers en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal
opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier. Ook heeft
de raad kennisgenomen van de brief met bijlagen van verweerder van 14 november 2023
en het e-mailbericht met bijlagen van klager van 27 november 2023.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op
de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.1 VKS B.V. (hierna: VKS) heeft klagers op 18 november 2000 de aankoop van een
spaarplan genaamd Spaarbeleg Sprintplan – een effectenlease product van verzekeraar
Aegon – geadviseerd en vervolgens geregeld.
2.2 Begin 2023 heeft de gemachtigde van klagers diverse e-mails aan de heer N.
van K gezonden, waarin hij namens klagers VK persoonlijk aansprakelijk heeft gesteld
voor het feit dat geen opbrengst is behaald op het ingelegde bedrag.
2.3 Op 13 februari 2023 heeft de gemachtigde van klagers bij het Klachteninstituut
Financiële Dienstverlening (Kifid) een klacht ingediend.
2.4 Het Kifid heeft VKH B.V. (hierna: VKH) in de gelegenheid gesteld op de klacht
te reageren. Verweerder heeft namens VKH bij brief van 14 maart 2023 verweer gevoerd,
waarbij hij heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de klacht, omdat deze
is ingediend tegen de verkeerde partij. De klacht had volgens verweerder moeten worden
ingediend tegen VKS, die contractspartij is geweest van klager.
2.5 Op 17 maart 2023 heeft verweerder namens VKH en haar bestuurder VK, de gemachtigde
van klagers een brief gezonden, waarin verweerder de gemachtigde van klagers heeft
gesommeerd zijn onrechtmatig handelen te staken. In deze brief is onder meer het volgende
geschreven:
“(…) Cliënten zijn van mening dat u telkens onwaarheden verkondigt, althans halve
waarheden rondbazuint, en iedereen, waaronder ook het Kifid, onvolledig informeert
omtrent de context en de omvang van de door u gepretendeerde claims.
(…) Ondertussen hebben cliënten aangifte gedaan bij de politie vanwege primair; het
plegen van valsheid in geschrifte, althans vanwege het bewust achterhouden van de
waarheid; subsidiair smaad en laster.
Voor zover u doorgaat met het verspreiden van allerlei onwaarheden, dan pleegt u een
vergaande inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van cliënten. (…)”
2.6 Op 5 april 2023 heeft het Kifid uitspraak gedaan in de klacht van klager 1
tegen VKH. In de uitspraak is bepaald dat de klacht niet-behandelbaar is, omdat niet
VKH, maar VKS de contractspartij van klager was en deze vennootschap niet is aangesloten
bij het Kifid.
2.7 Op 18 april 2023 heeft verweerder namens VKH de gemachtigde van klagers een
brief gestuurd naar aanleiding van de beslissing van het Kifid van 5 april 2023. Hierin
heeft hij aangegeven dat zijn cliënt juridische kosten heeft moeten maken doordat
de verkeerde partij is aangesproken bij het Kifid. Verweerder heeft hieraan toegevoegd
dat als de gemachtigde van klagers doorgaat met het innemen van leugenachtige standpunten
en het afgeven van een volstrekt verkeerde voorstelling van zaken, zijn cliënte niet
zal schromen klagers en hun gemachtigde in rechte te betrekken en een integrale vergoeding
van de gemaakte juridische kosten te vorderen.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) zich onnodig grievend uit te laten tegenover klagers en hun gemachtigde.
Toelichting
Tijdens de zitting van de raad heeft de gemachtigde van klagers verklaard dat dit
klachtonderdeel de brief van verweerder van 17 maart 2023 betreft. Verweerder heeft
zich daarin tegenover klagers en hun gemachtigde onnodig grievend uitgelaten, waarbij
het met name gaat om de volgende twee passages:
“cliënten zijn van mening dat u telkens onwaarheden verkondigt, althans halve waarheden
rondbazuint, en iedereen, waaronder het Kifid, onvolledig informeert ”
en
“ondertussen hebben cliënten aangifte gedaan bij de politie vanwege primair; het plegen
van valsheid in geschrifte, althans vanwege het bewust achterhouden van de waarheid;
subsidiair smaad en laster.“
De gemachtigde van klagers heeft erop gewezen dat klagers en hij zich alleen in (buiten)
gerechtelijke procedures, maar nooit publiekelijk over VK hebben uitgelaten.
b) doelbewust een incompleet uittreksel uit de Kamer van Koophandel van VKS B.V.-
OS B.V. in de procedure bij het Kifid over te leggen.
Toelichting
Op de zitting van de raad is gebleken dat de tweede klacht in de dekenbrief over het
verstrekken van onjuiste feitelijke informatie alleen betrekking heeft op het verwijt
dat ook in de vierde klacht van de dekenbrief is geformuleerd, namelijk het overleggen
van een incompleet uittreksel. Het gaat dus om een en dezelfde klacht. Klagers hebben
erop gewezen dat de heer VK handelt onder de naam VKB. Hij is enig aandeelhouder bij
VK Holding B.V., die op haar beurt weer enig aandeelhouder is bij VK Beheergroep B.V.
én VKH B.V. VKB is bij Kifid aangesloten onder de naam VKH, die als enig aandeelhouder
VK Holding B.V. heeft met als enig aandeelhouder en bestuurder de heer VK. Om deze
eigendomsverhoudingen te verbloemen, heeft verweerder bewust de pagina’s 2 en 3 van
het uittreksel niet overgelegd.
c) in strijd met het Reglement Geschillencommissie Kifid een reconventionele vordering
inzake de procedure bij het Kifid in te dienen.
Toelichting
Klagers zijn zich ervan bewust dat een reconventionele vordering niet mogelijk is
in de klachtprocedure bij het Kifid. Klagers hebben in de correspondentie met de deken
aangegeven dat zij met dit klachtonderdeel bedoelen dat zij verweerder verwijten dat
hij bij gebreke van de mogelijkheid van een reconventionele vordering in de klachtenprocedure
bij het Kifid door middel van zijn brief van 18 april 2023 op intimiderende wijze
rechtstreeks een voorwaardelijke vordering bij klagers heeft neergelegd.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar
nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
Maatstaf
5.1 Allereerst stelt de raad vast dat het gaat om een handelen van de advocaat
van de wederpartij van klagers. Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline
komt aan een advocaat van de wederpartij van klager een grote mate van vrijheid toe
om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met
zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden
ingeperkt als de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b)
feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat ze in strijd met de
waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn
cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder redelijk
doel. De raad zal het optreden van verweerder aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
Klachtonderdeel a)
5.2 In klachtonderdeel a) wordt verweerder verweten dat hij zich in zijn brief
van 17 maart 2023 onnodig grievend over klagers heeft uitgelaten. In zijn verweer
heeft verweerder erkend dat hij in zijn brief van 17 maart 2023 zeer stellige bewoordingen
heeft gebruikt. Hij is echter van mening dat de formulering van de brief tegen de
achtergrond van de grote mate van vrijheid die hem als advocaat van de wederpartij
toekomt in het behartigen van de belangen van zijn cliënt, niet klachtwaardig is.
De raad oordeelt hierover als volgt.
5.3 Op de zitting is verweerder gevraagd wat de aanleiding was voor de brief van
17 maart 2023 en de daarin gebezigde straffe toon. Verweerder heeft verklaard dat
de aanleiding voor de brief werd gevormd doordat de klacht bij het Kifid tegen de
verkeerde besloten vennootschap was ingediend en dat zijn cliënt vreesde voor reputatieschade
voor deze vennootschap als klagers zouden besluiten de publiciteit te gaan zoeken.
Verder is ter zitting gebleken dat verweerder niet wist of zijn cliënt daadwerkelijk
aangifte had gedaan bij de politie.
5.4 De raad is van oordeel dat de inhoud van de brief van 17 maart 2023, gegeven
de aanleiding die verweerder daarvoor heeft gegeven, buiten proportie is. Waar bij
lezing van de brief de indruk werd gewekt dat er tussen partijen het nodige was voorgevallen
in de vorm van onheuse aantijgingen door klagers tegenover de cliënt van verweerder
of niet door feiten onderbouwde negatieve publiciteit, is uiteindelijk slechts de
klacht tegen de verkeerde partij en de vrees voor negatieve publiciteit de reden voor
het schrijven ervan. Er bleek dus geen sprake van het telkens verkondigen van onwaarheden,
het plegen van valsheid in geschrifte of van smaad of laster. De aanleiding voor de
brief is daarmee geen toereikende rechtvaardiging voor de gebruikte zware bewoordingen,
de dreigementen en de ernstige, maar klaarblijkelijk ongefundeerde beschuldigingen.
De raad oordeelt dat de brief daarmee de grenzen van de vrijheid die een advocaat
heeft bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt overschrijdt. De raad passeert
ook het verweer van verweerder dat hij bij het schrijven van de brief mocht afgaan
op wat zijn cliënt hem had meegedeeld en dat een advocaat van de juistheid van de
door de cliënt verstrekte informatie mag uitgaan. Naar het oordeel van de raad gelden
ook voor deze regel beperkingen en een daarvan is zeker dat een advocaat niet zonder
het te verifiëren aan een wederpartij mag schrijven dat er bij de politie aangifte
van een strafbaar feit is gedaan. Daarbij geldt dat het voor de advocaat makkelijk
vast te stellen is of er daadwerkelijk aangifte is gedaan en de mededeling de wederpartij
voor lange periode in onzekerheid brengt. Verweerder heeft daarmee de aan hem toekomende
vrijheid als advocaat van de wederpartij als bedoeld in 5.1 overschreden. Klachtonderdeel
a) zal daarom gegrond worden verklaard.
Klachtonderdeel b)
5.5 In dit klachtonderdeel wordt verweerder verweten dat hij het Kifid op het verkeerde
been heeft gezet door niet het volledige uittreksel uit het handelsregister van de
Kamer van Koophandel over te leggen, terwijl de weggelaten pagina’s juist essentiële
informatie bevatten over de eigendomsstructuur.
5.6 De raad constateert dat verweerder in zijn verweer van 14 maart 2023 in de
procedure bij het Kifid heeft vermeld dat hij als bijlage bij het verweer een uittreksel
uit het handelsregister heeft gevoegd. Onweersproken staat vast dat verweerder als
bijlage alleen de eerste pagina van het uittreksel uit het handelsregister heeft meegezonden.
Naar het oordeel van de raad stond het verweerder als advocaat van de wederpartij
weliswaar vrij om niet het volledige uittreksel in te brengen in de klachtprocedure,
maar hij had daarbij wel moeten vermelden dat het niet het gehele uittreksel betrof.
Door dit achterwege te laten heeft verweerder het Kifid tuchtrechtelijk verwijtbaar
onvolledig en daarmee onjuist geïnformeerd. Hij heeft de grenzen overschreden van
de vrijheid die hij als advocaat van de wederpartij had. Klachtonderdeel b) zal dan
ook gegrond worden verklaard.
Klachtonderdeel c)
5.7 Zoals blijkt uit de correspondentie met de deken, betreft dit klachtonderdeel
niet het verwijt dat verweerder een reconventionele vordering bij het Kifid heeft
ingediend, maar het verwijt dat hij bij gebreke van een mogelijkheid om binnen de
klachtenprocedure van het Kifid een reconventionele vordering in te dienen, door middel
van zijn brief van 18 april 2023 op intimiderende wijze rechtstreeks een voorwaardelijke
vordering bij klagers heeft neergelegd.
5.8 De raad is van oordeel dat het verweerder niet tuchtrechtelijk kan worden verweten
dat hij na de ongegrondverklaring door het Kifid van de klacht tegen zijn cliënt,
heeft getracht op deze wijze de door zijn cliënt gemaakte kosten op klagers te verhalen.
Verweerder heeft daarmee niet de hem toekomende vrijheid als advocaat van de wederpartij
overschreden. Klachtonderdeel c) zal ongegrond worden verklaard.
6 MAATREGEL
6.1 De klachtonderdelen a) en b) zijn gegrond. Verweerder heeft zich naar aanleiding van een klacht tegen zijn cliënt bij het Kifid in meerdere opzichten niet gedragen zoals een behoorlijk handelend advocaat betaamt. De raad rekent dit verweerder zwaar aan, ook vanwege zijn houding op de zitting waaruit bleek dat hij zich er niet van bewust is dat hij meer terughoudendheid moet betrachten en de proportionaliteit van zijn handelen in de gaten dient te houden. Om deze reden kan niet worden volstaan met een waarschuwing en acht de raad de maatregel van berisping passend en geboden.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet verweerder op
grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klagers betaalde griffierecht van
€ 50,- aan hen vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is
geworden. Klagers geven binnen twee weken na de datum van deze beslissing het rekeningnummer
schriftelijk aan verweerder door.
7.2 Omdat raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond
van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 50,- aan forfaitaire reiskosten van de gemachtigde van klagers,
b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
c) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerder moet het bedrag van € 50,- aan forfaitaire reiskosten binnen vier
weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klagers. Klagers
geven binnen twee weken na de datum van deze beslissing het rekeningnummer schriftelijk
aan verweerder door.
7.4 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b
en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden,
overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse
Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline"
en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart klachtonderdelen a) en b) gegrond;
- verklaart klachtonderdeel c) ongegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van berisping op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klagers;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klagers,
op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de
Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald
in 7.4;
Aldus beslist door mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, mrs. M.J.J.M. van Roosmalen en S.J. de Vries, leden, bijgestaan door mr. W.E. Markus-Burger als griffier en uitgesproken in het openbaar op 15 april 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op : 15 april 2024