ECLI:NL:TADRARL:2024:88 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-113/AL/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2024:88
Datum uitspraak: 02-04-2024
Datum publicatie: 04-04-2024
Zaaknummer(s): 24-113/AL/MN
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: voorzittersbeslissing over advocaat wederpartij. Naar het oordeel van de voorzitter mocht verweerder uitgaan van de juistheid van de informatie zoals van zijn cliënte ontvangen zonder dat hij daarnaar verder onderzoek hoefde te doen. Kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 2 april 2024

in de zaak 24-113/AL/MN

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen volgens de inventarislijst van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 16 februari 2024 met kenmerk Z 2242409 .

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1 Klager huurt een vrije sectorwoning (in een complex) van woningbouwstichting B.

1.2 In maart 2023 is de woning onder de woning van klager vrij gekomen. Namens B is door bewonersvereniging “”X” de procedure in gang gezet om deze woning (opnieuw) te verhuren. De sluitingsdatum om op de woning te reageren was 29 maart 2023. Op 4 april 2023 is de woning toegewezen aan nieuwe huurders.

1.3 Begin mei 2023 heeft klager zich meermaals zowel per e-mail als telefonisch gewend tot woningbouwstichting B met het verzoek de procedure c.q. de ondertekening van de huurovereenkomst met de nieuwe huurders ‘on-hold’ te zetten. Woningbouwstichting B heeft daarop afwijzend gereageerd. Klager heeft zich daarna gewend tot zijn rechtsbijstandsverzekeraar DAS (hierna: gemachtigde).

1.4 Op 8 mei 2023 heeft de gemachtigde van klager woningbouwstichting B aangeschreven.

1.5 In een e-mail van 10 mei 2023 heeft verweerder namens zijn cliënte, woningbouwstichting B, gereageerd op de brief van de gemachtigde van klager van 8 mei 2023. Verweerder heeft daarin geschreven:

(...) In reactie daarop bericht ik u reeds nu dat cliënte niet zal voldoen aan uw verzoek om de ‘lopende procedure te stoppen’. De ondertekening van de huurovereenkomst met de nieuwe huurder zal dan ook niet on-hold worden gezet. Voor het overige kom ik zo spoedig mogelijk nader inhoudelijk terug op uw brief.

1.6 In een e-mail van 12 mei 2023 aan de gemachtigde van klager heeft verweerder namens zijn cliënte een inhoudelijk standpunt ingenomen. Ook heeft verweerder geschreven:

(…) Ik schreef u reeds dat de lopende procedure niet zou worden gestopt. Daar bestond en bestaat ook geen reden voor, nu de verhuurprocedure juist is gelopen. (…)

De vrijgekomen woning is geadverteerd zoals dat in de afspraken met [ bewonersvereniging “”X”] is overeengekomen. Dit adverteren kon en zou ook voor uw cliënt kenbaar (moeten) zijn geweest. Voor de sluitingsdatum (29 maart 2023) zijn drie reacties binnen gekomen. Daarbij is nagegaan welke gegadigde(n) voor de woning in aanmerking kwam(en). De woning is vervolgens toegewezen conform de met de bewonersvereniging overeengekomen afspraken. Van enige oneerlijke uitkomst is dan ook geen sprake. Toen uw cliënt zich meldde op 1 mei 2023, was niet alleen de sluitingsdatum reeds lang verstreken, maar was de woning ook reeds lang aan een gegadigde toegewezen conform de procedure. Dat uw cliënt achteraf de woning ook graag had willen huren, maakt dat niet anders. Zoals gesteld is er geen enkele reden om het proces on‑hold te zetten.

Tenslotte heeft cliënte vernomen dat uw cliënt zelf contact heeft opgenomen met de nieuwe huurders van [straatnaam] op hun huidige adres en daarbij gedreigd dat hij de woning gaat proberen te krijgen. Niet alleen bestaat daarvoor geen enkele juridische grond, maar is het op deze wijze benaderen van de nieuwe huurders intimiderend en vervelend. [Cliënte] staat dit dan ook niet toe en verzoekt uw cliënt - en voor zover nodig sommeert zij hem daartoe - om daar per direct mee te stoppen. Dat is geen gedrag als goed huurder, waartoe uw cliënt wel verplicht is. (…)

1.7 Hierop heeft klager zelf met zijn e-mail van 18 mei 2023 aan verweerder gereageerd. Hij heeft daarin de beschuldiging dat hij een slecht huurder zou zijn weersproken. Verder heeft hij geschreven:

(…) De nieuwe huurders vonden het uiteraard geen leuk bericht om te horen dat de doorschuifregeling mogelijk onjuist was toegepast. En zij wisten niet hoe ik aan de informatie kwam dat de woning aan hen was toegewezen. Deze informatie heb ik overigens van de bewonerscommissie ontvangen. Zij geven bij mij aan dat er geen sprake is geweest van intimideren. Zij vragen u om hen te bellen [telefoonnummer] zodat zij dit recht kunnen zetten. Ik wil u vragen om telefonisch navraag te doen en vervolgens op basis hiervan u bericht richting mij te rectificeren. En het beweerdelijk verband met ‘goed huurder’ daar volledig uit weg te laten.

Doet u dat niet; dan voldoet u niet (meer) aan gedragsregel 8 en zal ik u hierop aanspreken. (…)

1.8 In zijn e‑mails van 24 en 30 mei 2023 heeft klager verweerder verzocht om op zijn e-mail van 18 mei 2023 te reageren. Ook heeft klager zich daarin afgevraagd of verweerder al navraag bij de nieuwe huurders heeft gedaan.

1.9 In een e-mail van 31 mei 2023 heeft verweerder richting klager gereageerd. Hij heeft daarin namens zijn cliënte het standpunt gehandhaafd. Ook heeft hij daarin geschreven dat hij het niet nodig vond om de nieuwe huurders te benaderen omdat zij niet om de discussie met klager hebben gevraagd en ook geen onderdeel daarvan uitmaken.

1.10 Op 1 juni 2023 h eeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

het standpunt van zijn cliënte, waaraan getwijfeld kon worden, niet te verifiëren en niet te rectificeren, waardoor verweerder in strijd met gedragsregel 8 heeft gehandeld.

Toelichting: Volgens klager heeft verweerder in de gevoerde correspondentie weliswaar het standpunt van zijn cliënte verwoord, maar verweerder had reden om aan de juistheid daarvan te twijfelen en had daarop terug moeten komen nadat klager hem daarop had gewezen.

Het gaat klager om de stelling van verweerder in zijn e-mail van 12 mei 2023: ‘de vrijgekomen woning is geadverteerd zoals dat in de afspraken met [ bewonersvereniging “”X”] is overeengekomen. Dit adverteren kon en zou ook voor uw cliënt kenbaar (moeten) zijn geweest’. Volgens klager wordt in de samenwerkingsovereenkomst en de daarbij behorende aanbiedingsprocedure, over adverteren niet gesproken waaruit al blijkt dat de stelling niet kan kloppen.

Ook had verweerder twijfels moeten hebben over de juistheid van de tweede stelling in zijn e-mail van 12 mei 2023: ‘(…) het op deze wijze benaderen van de nieuwe huurders is intimiderend en vervelend’. Verweerder had in elk geval na ontvangst van de e-mail van klager van 18 mei 2023 daarnaar bij de nieuwe huurders navraag moeten doen. Door dat na te laten, heeft verweerder willens en wetens genoemde onjuiste informatie niet gerectificeerd richting klager, wat tuchtrechtelijk verwijtbaar is.

3 VERWEER

3.1 Volgens verweerder kon hij uitgaan van de juistheid van de namens zijn cliënte ingenomen standpunten zonder nader onderzoek. Verweerder voert daartoe het volgende aan.

3.2 Met de eerste gewraakte stelling dat de vrijgekomen woning is geadverteerd conform de procedure die is afgesproken met de betrokken bewonersvereniging, heeft hij bedoeld te zeggen dat door zijn cliënte bekendheid is gegeven aan de vrijgekomen woning en dat daarop kon worden gereageerd. Dit heeft volgens zijn cliënte plaatsgevonden volgens de gebruikelijke procedure en via de gebruikelijke kanalen zoals die al jarenlang zo met de bewonersvereniging is afgesproken. Klager had aldus kunnen weten dat de woning vrij kwam, maar heeft te laat gereageerd waardoor de woning aan anderen is toegewezen.

3.3 Met de tweede gewraakte stelling heeft hij het standpunt van zijn cliënte verwoord. Klager heeft ongevraagd en onaangekondigd zijn toekomstige onderburen in hun oude woning benaderd met de in de visie van zijn cliënte dreigende mededeling dat klager gaat proberen om de woning zal proberen te krijgen omdat de afspraken over toewijzing onjuist zouden zijn toegepast. Dat is gedrag wat een goed huurder niet past, aldus zijn cliënte.

4 BEOORDELING

Maatstaf

4.1 Deze zaak betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij. Voor alle advocaten geldt dat zij in principe alleen de belangen van hun eigen cliënt hoeven te behartigen. Niet voor niets is partijdigheid een belangrijke kernwaarde voor advocaten (artikel 10a Advocatenwet). Zij hebben veel vrijheid om te doen wat in het belang van hun cliënt nodig is. Wel moeten zij voorkomen dat zij de belangen van de wederpartij onnodig en op ontoelaatbare wijze schaden. Advocaten mogen zich bijvoorbeeld niet onnodig kwetsend uitlaten over de wederpartij. Ook mogen zij niet bewust onjuiste informatie verschaffen om daarmee de rechter te misleiden. Verder geldt dat advocaten ervan mogen uitgaan dat de informatie die zij van hun cliënt hebben gekregen juist is. Tot slot hoeven zij in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor hun cliënt willen bereiken met de middelen waarvan zij zich bedienen, opweegt tegen het nadeel dat zij daarmee aan de wederpartij toebrengen.

4.2 De tuchtrechter toetst verder het aan de advocaat verweten handelen of nalaten aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen, waaronder de kernwaarden zoals omschreven in artikel 10a Advocatenwet. De tuchtrechter is niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, gezien ook het open karakter van de norm van de in artikel 46 Advocatenwet genoemde behoorlijkheidsnorm, wel van belang zijn.

4.3 Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.

4.4 Ten aanzien van de eerste gewraakte stelling van verweerder is de voorzitter van oordeel dat klager, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerder, zijn standpunt onvoldoende concreet heeft onderbouwd. Uitgangspunt is dat een advocaat van de juistheid van de van zijn cliënte verkregen informatie mag uitgaan. Onduidelijk is gebleven welke door verweerder van zijn cliënte ontvangen informatie daarin zo evident niet klopte dat verweerder nader onderzoek naar die feiten had moeten doen. Verweerder heeft in dat verband toegelicht dat hij met het woord adverteren niet letterlijk doelde op het plaatsen van een advertentie waarop klager lijkt te doelen.

4.5 Ten aanzien van de tweede gewraakte stelling is de voorzitter van oordeel dat verweerder daarin namens zijn cliënte heeft aangegeven dat zijn cliënte het gedrag van verweerder intimiderend vond en afkeurde met de toevoeging dat dergelijk gedrag een goed huurder niet past. Het stond verweerder naar het oordeel van de voorzitter vrij om die mening van zijn cliënte in zijn e-mail aan klager zo weer te geven zonder nader onderzoek. Dat de nieuwe huurders zich volgens klager niet door hem geïntimideerd hebben gevoeld, doet daar niet aan af.

4.6 Op grond van het vorenstaande is de voorzitter dan ook van oordeel dat verweerder niet de grenzen heeft overschreden van de vrijheid die hij als advocaat van de wederpartij had, en dus niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld richting klager. De voorzitter zal de klacht dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M. Jansen , plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 2 april 2024.

Griffier Voorzitter

verzonden d.d. 2 april 2024