ECLI:NL:TADRARL:2024:69 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-511/AL/GLD
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2024:69 |
---|---|
Datum uitspraak: | 18-03-2024 |
Datum publicatie: | 20-03-2024 |
Zaaknummer(s): | 23-511/AL/GLD |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | De raad heeft geoordeeld dat verweerder zich in een familierechtelijke procedure escalerend en onnodig grievend over de wederpartij van zijn cliënte heeft uitgelaten. Verweerder heeft zich daarmee niet gedragen zoals dat een behoorlijk handelend advocaat betaamt. Gelet op de aard en de ernst van dat handelen, en rekening houdend met de omstandigheid dat verweerder op de zitting van de raad geen inzicht in het verwijtbare van zijn handelen heeft getoond, is dat de oplegging van een berisping passend en geboden. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 18 maart
2024
in de zaak 23-511/AL/GLD
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 4 februari 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het
arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 24 juli 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K 23/25 van de deken
ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 27 november 2023. Daarbij
waren klager en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier. Ook heeft de
raad kennisgenomen van de e-mail met bijlagen van klager van 13 november 2023.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op
de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.1 Klager is in een echtscheidingsprocedure verwikkeld geraakt met zijn ex-partner.
Op 5 juni 2020 heeft de ex-partner een verzoek tot echtscheiding ingediend. Klager
en zijn ex-partner hebben samen twee kinderen. Vervolgens is onder meer over de partner-
en kinderalimentatie geprocedeerd door partijen, waarbij het onder meer ging over
de vraag aan de hand van welke informatie de Nederlandse en Marokkaanse rechter de
betreffende alimentaties kunnen beoordelen.
2.2 Op 16 november 2021 is de echtscheidingsbeschikking ingeschreven in de registers
van de burgerlijke stand.
2.3 Zowel in Marokko als in Nederland hebben verschillende zittingen plaatsgevonden
naar aanleiding van het onderliggende geschil. Op 26 maart 2021 en 10 februari 2022
hebben respectievelijk de rechtbank Gelderland en het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
uitspraken gedaan. Verweerder was daar niet als advocaat bij betrokken.
2.4 Vanaf december 2022 wordt de ex-partner van klager bijgestaan door verweerder.
2.5 Op 15 december 2022 heeft (de advocaat van) klager een verzoekschrift ingediend
bij de rechtbank Gelderland. Op 5 januari 2023 heeft verweerder een verweerschrift
ingediend. Dat verweerschrift luidt, voor zover relevant voor de onderhavige klacht,
als volgt:
Juist is ook dat de vrouw naast de echtscheiding ook een verzoek heeft ingediend bij de rechtbank in Marokko strekkende tot betaling van kinderalimentatie, welk verzoek is toegewezen. Juist is ook dat dat de rechtbank bij de vaststelling van de kinderalimentatie geen rekening heeft kunnen houden met de juiste inkomens- en vermogensgegevens van de man aangezien de man deze gegevens opzettelijk heeft verzwegen voor zowel de rechtbank in Marokko als de rechtbank en het hof hier te lande, hetgeen moeilijk anders gekwalificeerd kan worden als fraude en valsheid in geschrifte.
Het gaat daarbij om een onroerende zaak (woning) in Marokko ter waarde van € 50.000,- Dus wat het hof concludeert is dat de man een onroerende zaak in Marokko heeft, dat hij niet heeft opgegeven en opzettelijk heeft verzwegen in de procedures en ook niet heeft opgegeven bij de fiscus en de Raad voor Rechtsbijstand. Wat doet de man eigenlijk met deze onroerende zaak? Verhuurt hij dat? en met welke financiën heeft hij de zaak aangekocht? Met de verkoop van tweedehands auto's en elektra apparatuur via Marktplaats?
De man heeft inmiddels gedurende een tijdsbestek van 2 jaren, gelijk een Stalinorgel, 14 procedures, de onderhavige zaak is de 15e zaak, afgevuurd op de vrouw, hetgeen mogelijk wordt gemaakt, door zijn advocaten en allemaal op basis van toevoeging waarop hij, gelet alleen al op zijn verborgen vermogen, geen recht had (…).
Met andere woorden de man zoekt geen recht maar wraak daarbij niet gehinderd door de emoties die dat bij de vrouw en zijn kinderen teweeg brengt. Maar misschien is dat in veel echtscheidingszaken wel gewoon. Ik ben geen specialist op dat gebied. Volgens mij heb ik de laatste echtscheidingszaak rond 1989 als advocaat gevoerd.
Aangezien deze tsunami aan procedures dient te stoppen, geen enkele advocaat de vrouw ter zijde wil staan omdat zij de advocaatkosten niet meer kan opbrengen, de vrouw min of meer toevallig bij mij aanklopte en ik een dergelijk misbruik van recht en misbruik van het systeem van gefinancierde rechtsbijstand door de man niet kan aanzien, er een procesvertegenwoordiging geldt in deze procedures, heb ik ingewilligd in het verzoek van de vrouw om haar in deze zaak als advocaat ter zijde te staan tegen de door u te toe te wijzen proceskosten waarbij ik dus de rechtbank wel verzoek om de man volledig in de kosten van de onderhavige procedure te veroordelen waaronder de volledige advocaatkosten waartoe de vrouw normaliter toe gehouden zou zijn.
De man zo wordt gesteld in het verzoekschrift heeft ook behoefte aan een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen. Blijkens de uitspraken die u hier dus bij aantreft heeft de man de afgelopen twee jaren reisjes gemaakt naar de Canarische eilanden, Londen, Barcelona, België, Marokko. Waarschijnlijk heeft de man nog wat behoefte aan wat extra benzinegeld om zijn reisjes wat verder uit te breiden. Bovendien is de vliegtax iets verhoogd, zo bleek uit het nieuws en ja dat wenst de man natuurlijk ook de compenseren.
En, aldus de advocaat van de man in het verzoekschrift: "Vanwege het ontbreken van draagkracht aan de zijde van de man heeft hij al geruime tijd geen volledige uitvoering kunnen geven aan de regeling zoals is bepaald is voor wat betreft de woensdagen en donderdag." Volstrekte onzin. De redenen waarom de man de omgangsregeling niet nakomt leest u in de tussen de vrouw en de man uitgewisselde berichten die hierbij als productie 4 worden ingebracht. Eén van de berichtjes is de volgende (…). In de psychologie wordt de inhoud van een dergelijke berichten als emotionele chantage gekwalificeerd. Het zou mij ook niet verbazen als de man dit soort berichtjes ook aan zijn kinderen laat lezen, daarom noemt hij zichzelf in het bericht ook "vader" en wordt de vrouw aangeduid als "moeder". Pa maakt reisjes naar allerlei prachtige oorden, hij verzwijgt onroerende zaken in Marokko; door oeverloze procedures staan de kinderen stijf van de stress; hij procedeert ma op kosten van de belastingbetaler de schulden in, maar hij wil de vrouw wel een fijn gevoel geven door de kinderen niet op te halen.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door zich onnodig grievend
over mij uit te laten en onwaarheden te verkondigen.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht volgende verweer gevoerd. De raad zal hierna,
waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 Deze zaak betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij. De maatstaf
die het hof bij de beoordeling daarvan aanlegt is mede ingegeven door de voor advocaten
geldende kernwaarde partijdigheid en houdt het volgende in. Een advocaat geniet een
grote mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die
hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een wederpartij worden
beperkt, tenzij haar belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad.
Zo mag de advocaat (a) zich niet onnodig grievend uitlaten over de wederpartij, (b)
geen feiten poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c)
bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij
niet onnodig of onevenredig schaden zonder redelijk doel. De advocaat hoeft in het
algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met
de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan
de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op
zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig
voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
5.2 In familiezaken moet een advocaat daarnaast waken voor onnodige polarisatie tussen
de ex-echtelieden. Van een advocaat mag een bepaalde mate van terughoudendheid worden
verwacht, omdat met name de belangen van kinderen een grote rol kunnen spelen.
5.3 Klager verwijt verweerder dat hij onwaarheden heeft verkondigd. De raad is van
oordeel dat in deze zaak niet kan worden vastgesteld dat verweerder tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld door feiten te poneren waarvan hij de onjuistheid kende
of redelijkerwijs kon kennen. De raad acht daarbij van belang dat een advocaat de
belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat
zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan
en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.
In deze zaak is van een aanleiding om aan de door zijn cliënte aangedragen feiten
te twijfelen, in onvoldoende mate gebleken. Dit onderdeel van de klacht wordt daarom
ongegrond verklaard.
5.4 De raad is van oordeel dat de inhoud van het verweerschrift van verweerder wel
onnodig grievend is ten opzichte van klager. Wellicht dat het handelen van verweerder
een stevige reactie van verweerder (de advocaat van de wederpartij) rechtvaardigde,
maar met de hierboven onder 2.5 opgenomen passages uit zijn verweerschrift heeft verweerder
naar het oordeel van de raad de grenzen van het betamelijke overschreden. De bewoordingen
waarmee verweerder het handelen en de persoon van klager beschrijft, zijn cynisch
en neerbuigend van toon. Van enige functionaliteit bij het gebruik van deze gedane
uitlatingen en met name de toonzetting daarvan is, mede gelet op de context waarbinnen
deze uitlatingen zijn gedaan, naar het oordeel van de raad geen sprake. De familiekwestie
tussen klager en de cliënte van verweerder vereist een de-escalerende houding, terwijl
verweerder door de bewoordingen en toonzetting juist escalerend te werk is gegaan.
Gelet op het voorgaande is de raad van oordeel dat dit onderdeel van de klacht gegrond
wordt verklaard.
6 MAATREGEL
6.1 De raad heeft geoordeeld dat verweerder zich in een familierechtelijke procedure
escalerend en onnodig grievend over de wederpartij van zijn cliënte heeft uitgelaten.
Verweerder heeft zich daarmee niet gedragen zoals dat een behoorlijk handelend advocaat
betaamt. Gelet op de aard en de ernst van dat handelen, en rekening houdend met de
omstandigheid dat verweerder op de zitting van de raad geen inzicht in het verwijtbare
van zijn handelen heeft getoond, is dat de oplegging van een berisping passend en
geboden.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gedeeltelijke gegrond verklaart, moet verweerder op grond
van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,-
aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden.
Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer
schriftelijk aan verweerder door.
7.2 Omdat raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van
artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
b) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder a) en
b) genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden,
overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 0790 00, BIC: INGBNL2A, Nederlandse
Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline"
en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van berisping op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse
Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3.
Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht, voorzitter, mrs. E.M.G. Pouls en M.W. Veldhuijsen, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 18 maart 2024