ECLI:NL:TADRARL:2024:5 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-348/AL/OV

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2024:5
Datum uitspraak: 22-01-2024
Datum publicatie: 22-01-2024
Zaaknummer(s): 23-348/AL/OV
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld omdat hij in strijd met gedragsregel 25 een brief rechtstreeks aan de wederpartij van zijn cliënt heeft gestuurd. In het voordeel van verweerder houdt de raad er rekening mee dat verweerder heeft erkend dat hij fout heeft gehandeld en zijn excuses heeft aangeboden. Gelet op alle omstandigheden is de raad van oordeel dat de oplegging van een waarschuwing passend en geboden is.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 22 januari 2024
in de zaak 23-348/AL/OV
naar aanleiding van de klacht van:

klaagster
vertegenwoordiger: [F. H.]
over
verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 12 december 2022 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 25 mei 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2178657 van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 13 oktober 2023. Daarbij waren de vertegenwoordiger van klaagster en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier.

2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.1 Klaagster, een vennootschap, heeft een zakelijk geschil met de cliënt van verweerder.
2.2 Op 22 november 2022 heeft verweerder aan (de vertegenwoordiger van) klaagster een aangetekende brief gestuurd. De brief luidt, voor zover relevant, als volgt:

Namens cliënt […] vraag ik uw aandacht voor het volgende.

Cliënt en u zijn beiden aandeelhouders in verschillende besloten vennootschappen. Nu u beiden geheel verschillende visies heeft op de ontwikkeling van de verschillende vennootschappen zijn er tussen u beiden in mei 2021 over en weer voorstellen gedaan om aandelen over te nemen. U bood uw aandelen in […] B.V. aan bij de heer [A.], en wederkerig bood de heer [A.] zijn aandelen in […] aan bij u. U kon beiden niet tot overeenstemming komen en als gevolg van een verstoorde relatie heeft u beiden in de betreffende ondernemingen uw eigen plan ontwikkeld. Dat laat onverlet dat het onwenselijk is dat u beiden in de vennootschappen […] B.V. en […] B.V. een gedeeld belang heeft, omdat de huidige situatie onwerkbaar is.

Cliënt is bereid aan u de helft van de nominale waarde van de onderneming, thans ongeveer € 150.000,-, te betalen voor de 50% bij u in bezit zijnde aandelen. Dit betekent feitelijk dat aan u toekomt de in de onderneming niet uitgekeerde winsten van de afgelopen twee jaren, die overigens geheel de verdienste zijn van cliënt.

Indien u hiermee niet kunt instemmen stel ik namens cliënt voor dat u beiden één deskundige voordraagt, en dat die samen een derde deskundige benoemen, om op die wijze een waarde voor de aandelen te bepalen.

Indien u daar ook niet mee kunt instemmen zal bij de rechtbank een vordering ingediend moeten worden voor het benoemen van een deskundige. Ik vertrouw erop dat het zover niet hoeft te komen.

Ik verneem gaarne welke gang van zaken uw voorkeur heeft.

Een afschrift van deze brief zond ik aan uw advocaat, de heer […].

3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door in strijd te handelen met gedragsregel 25 omdat verweerder zich bij brief van 22 november 2022 rechtstreeks tot klaagster heeft gewend betreffende een aangelegenheid waarin deze, naar hij weet, door een advocaat wordt bijgestaan.

4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5 BEOORDELING
5.1 De klacht heeft betrekking op het handelen van de advocaat van de wederpartij van klaagster. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden ingeperkt als de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat deze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.
5.2 De gedragsregels beogen invulling te geven aan de eisen die mogen worden gesteld aan een goede taakuitoefening door een behoorlijk advocaat. De tuchtrechter toetst aan de norm van artikel 46 van de Advocatenwet en niet aan de gedragsregels, waarbij de gedragsregels overigens zo nodig wel van betekenis kunnen zijn bij bedoelde toets.
5.3 Gedragsregel 25 lid 1 bepaalt dat een advocaat zich met een partij betreffende een aangelegenheid, waarin deze naar hij weet door een advocaat wordt bijgestaan, niet anders in verbinding stelt dan door tussenkomst van die advocaat, tenzij deze laatste hem toestemming geeft rechtstreeks met die partij in verbinding te treden. Deze regel geldt onverminderd wanneer de bedoelde partij zich tot de advocaat wendt. Gedragsregel 25 lid 2 bevat een uitzondering op het bepaalde in lid 1 en bepaalt dat een advocaat die een aanzegging met rechtsgevolg doet, dat rechtstreeks aan een partij mag doen, mits met gelijktijdige verzending van een afschrift aan diens advocaat en op voorwaarde dat de mededeling aan een partij beperkt blijft tot deze aanzegging met rechtsgevolg.
5.4 De raad stelt vast dat verweerder op 22 november 2022 een brief aan de wederpartij van zijn cliënt heeft gestuurd. Verweerder wist dat klaagster op dat moment door een advocaat werd bijgestaan en deze advocaat heeft verweerder geen toestemming gegeven om klaagster rechtstreeks te benaderen. In die brief heeft verweerder aan klaagster een aantal voorstellen gedaan en gevraagd om daarop te reageren. Van een aanzegging met rechtsgevolg (gedragsregel 25 lid 2) is geen sprake. De raad is van oordeel dat verweerder met het sturen van deze brief in strijd met gedragsregel 25 en daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Dat deze brief is gestuurd om misverstanden te voorkomen en om een oplossing voor het geschil te zoeken, zoals door verweerder is aangevoerd, maakt dat niet anders. De raad zal de klacht daarom gegrond verklaren.

6 MAATREGEL
6.1 Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld omdat hij in strijd met gedragsregel 25 een brief rechtstreeks aan de wederpartij van zijn cliënt heeft gestuurd. In het voordeel van verweerder houdt de raad er rekening mee dat verweerder heeft erkend dat hij fout heeft gehandeld en zijn excuses heeft aangeboden. Gelet op alle omstandigheden is de raad van oordeel dat de oplegging van een waarschuwing passend en geboden is.

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,- aan haar vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 50,- aan forfaitaire reiskosten van klaagster,
b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
c) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerder moet het bedrag van € 50,- aan forfaitaire reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klaagster. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.
7.4 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 0790 00, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer 23-348/AL/OV.

BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klaagster, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.

Aldus beslist door mr. M.H. van der Lecq, voorzitter, mrs. G.N. Paanakker en S.H.G. Swennen, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 22 januari 2024.

Griffier Voorzitter

Verzonden d.d. 22 januari 2024