ECLI:NL:TADRARL:2024:46 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-851/AL/NN
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2024:46 |
---|---|
Datum uitspraak: | 05-02-2024 |
Datum publicatie: | 07-03-2024 |
Zaaknummer(s): | 23-851/AL/NN |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is klaagster kennelijk niet-ontvankelijk in deze klacht. Verweerster wordt alleen beklaagd over haar optreden namens de deken Amsterdam, niet voor optreden op eigen titel. Over exact hetzelfde verwijt heeft klaagster op 31 mei 2023 een klacht ingediend. In die klachtzaak (23-852/AL/NN) is op dezelfde datum een beslissing door de voorzitter genomen. Niet valt in te zien welk belang klaagster nog heeft bij haar onderhavige klacht over verweerster. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 5 februari 2024
in de zaak 23-851/AL/NN
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over
verweerster
mr. P.J. Verdam, in haar hoedanigheid van stafjurist van de Orde van Advocaten Amsterdam,
kantoorhoudend te Amsterdam
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen volgens de inventarislijst van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) van 7 december 2023 met kenmerk 2023 KNN039/2235588.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klaagster is in een geschil verwikkeld geraakt met haar voormalig werkgever. Zij
houdt deze werkgever aansprakelijk voor geleden schade als gevolg van de schending
van de zorgplicht tijdens haar ziekte en re-integratie.
1.2 Klaagster heeft voor bijstand in voornoemde kwestie via het Juridisch Loket een
afspraak gemaakt met mr. B. Ter voorbereiding op het intakegesprek op 7 februari 2023
heeft mr. B de van klaagster ontvangen stukken bestudeerd en met klaagster besproken.
Op 14 februari 2023 heeft mr. B aan klaagster laten weten dat zij door drukte de zaak
niet kon aannemen.
1.3 Op 9 maart 2023 heeft klaagster bij de deken in het arrondissement Amsterdam (hierna
ook: deken Amsterdam) een verzoek tot aanwijzing van een advocaat ingediend voor rechtsbijstand
in haar zaak tegen haar voormalig werkgever.
1.4 Verweerster heeft daarna namens de deken telefonisch contact gehad met mr. B.
Tijdens dat gesprek heeft mr. B laten weten dat zij inmiddels weer ruimte had om de
zaak van klaagster alsnog aan te nemen.
1.5 Op 20 maart 2023 heeft verweerster aan klaagster verzocht om haar terug te bellen.
In het daaropvolgende telefoongesprek heeft verweerster namens de deken Amsterdam
aan klaagster verteld dat zij mr. B bereid had gevonden om klaagster bij te staan.
1.6 Bij brief van 23 maart 2023 heeft verweerster namens de deken mr. B aangewezen
om de zaak van klaagster tegen haar voormalige werkgever te behandelen. In haar reactie
daarop diezelfde dag heeft klaagster laten weten dat zij mr. B niet zou benaderen
omdat zij geen vertrouwen in haar had.
1.7 Op 30 maart 2023 heeft klaagster bij het Hof van Discipline een klacht ingediend
over verweerster. Bij beslissing van 26 april 2023 heeft de voorzitter van het Hof
van Discipline deze klacht voor onderzoek en afhandeling verwezen naar de deken.
2 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
in haar hoedanigheid van stafjurist op grond van artikel 13 Advocatenwet namens de
deken Amsterdam mr. B als advocaat aan te wijzen, terwijl mr. B niet gespecialiseerd
is in gezondheidsrecht, arbeidsrecht, verzekerings- en aansprakelijkheidsrecht en
niet ten minste 8 jaar ervaring had in de urgente zaak van klaagster.
3 VERWEER
De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
Naar het oordeel van de voorzitter is klaagster kennelijk niet-ontvankelijk in deze
klacht. Verweerster wordt alleen beklaagd over haar optreden namens de deken Amsterdam,
niet voor optreden op eigen titel. Over exact hetzelfde verwijt heeft klaagster op
31 mei 2023 een klacht over de deken Amsterdam bij het Hof van Discipline ingediend.
In die klachtzaak, bij de raad bekend onder zaaknummer 23-852/AL/NN, wordt ook vandaag
een beslissing door de voorzitter genomen. Niet valt in te zien welk belang klaagster
nog heeft bij haar onderhavige klacht over verweerster. De voorzitter komt dan ook
niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht.
BESLISSING
De voorzitter verklaart: klaagster, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk
niet-ontvankelijk in haar klacht.
Aldus beslist door mr. G.F. van den Berg, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 5 februari 2024.
Griffier
Voorzitter
Verzonden d.d. 5 februari 2024