ECLI:NL:TADRARL:2024:293 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-487/AL/GLD

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2024:293
Datum uitspraak: 02-12-2024
Datum publicatie: 03-12-2024
Zaaknummer(s): 24-487/AL/GLD
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Verzetbeslissing. Geen aanleiding om aan de juistheid van de voorzittersbeslissing te twijfelen. De voorzitter heeft bij de beoordeling van beide klachtonderdelen de juiste maatstaf toegepast en rekening gehouden met alle overige relevante feiten en omstandigheden van het geval zoals die uit het beschikbare klachtdossier blijken.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 2 december 2024

in de zaak 24-487/AL/GLD

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 2 september 2024 op de klacht van:

klaagster

over:

verweerder

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op 28 december 2023 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Op 25 juni 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K 23/178 van de deken ontvangen.

1.3 Bij beslissing van 2 september 2024 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht in beide onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen.

1.4 Op 2 september 2024 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum digitaal ontvangen.

1.5 De raad heeft de inhoudelijke behandeling van het verzet gepland op de zitting van 11 november 2024. Klaagster en verweerder zijn deugdelijk voor deze zitting opgeroepen. Klaagster en verweerder hebben de raad bericht dat zij niet op de zitting aanwezig zullen zijn. De raad zal daarom schriftelijk op het verzet beslissen.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift met bijlage.

2. VERZET

2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klaagster het niet eens is met de beslissing van de voorzitter. In dat kader stelt klaagster dat die beslissing deels is gebaseerd op onjuiste feiten, omdat de voorzitter in 4.4 van de beoordeling ten onrechte heeft gesteld dat het volledige Relaas van Bevindingen is overgelegd door verweerder. Volgens klaagster is het volledige Relaas overgelegd door haar advocaat.

Verder stelt klaagster dat pagina 2 van het originele Relaas van Bevindingen zodanig is bewerkt dat niet meer zichtbaar is dat sprake is van een schending van haar eigendomsrecht door de cliënten van verweerder. Volgens klaagster duidt dit op een poging van verweerder om de rechter te misleiden met als doel zijn cliënten te bevoordelen en dat is een strafbaar feit.

2.2 Tegen de overige feiten en de klachtomschrijving komt klaagster in verzet niet op.

3. FEITEN EN KLACHT

3.1 Voor de feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4. BEOORDELING

4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2 De raad ziet op grond van de stukken geen aanleiding om aan de juistheid van de voorzittersbeslissing te twijfelen. De door klaagster aangevoerde verzetgronden slagen dan ook niet. Het is de raad niet gebleken dat de voorzitter in 4.4 van zijn beslissing is uitgegaan van een onjuist feit. Uit de overgelegde stukken blijkt immers dat verweerder de twee pagina’s van het Relaas van Bevindingen bij de conclusie van antwoord in reconventie heeft overgelegd. Daarbij merkt de raad op dat het erom gaat dat de rechter in de procedure tussen klaagster en haar buren goed en volledig is geïnformeerd. In dat opzicht is de vraag wie het Relaas van Bevindingen aan de rechter heeft overgelegd ook niet van belang. Verder kan de raad niet vaststellen dat verweerder het Relaas van Bevindingen heeft bewerkt, zoals klaagster heeft aangevoerd. Zonder feitelijke onderbouwing, die hier ontbreekt, kan de raad niet zien welke gegevens in het Relaas van Bevindingen zouden zijn bewerkt en in hoeverre de voorzitter daardoor zijn beslissing heeft gebaseerd op de beweerdelijke onjuiste feiten.

4.3 De voorzitter heeft bij de beoordeling van beide klachtonderdelen de juiste maatstaf toegepast en rekening gehouden met alle overige relevante feiten en omstandigheden van het geval zoals die uit het beschikbare klachtdossier blijken.

4.4 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. M. Jansen, voorzitter, mrs. J.G. Molenaar en A.W. Siebenga, leden, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 2 december 2024.

Griffier Voorzitter

Verzonden op: 2 december 2024