ECLI:NL:TADRARL:2024:253 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-608/AL/GLD
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2024:253 |
---|---|
Datum uitspraak: | 21-10-2024 |
Datum publicatie: | 22-10-2024 |
Zaaknummer(s): | 24-608/AL/GLD |
Onderwerp: | Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Overige gronden |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Omdat de inhoud van de klacht onvoldoende duidelijk is - wat ook betekent dat het voor verweerster lastig is om tegen de klacht verweer te voeren - is het niet mogelijk om een inhoudelijk oordeel over de klacht te geven. Dat betekent dat de voorzitter de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaart. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 21 oktober 2024
in de zaak 24-608/AL/GLD
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen volgens de inventarislijst van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) van 16 augustus 2024 met kenmerk K24/29.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten, zoals door de deken gepresenteerd in de aanbiedingsbrief
en met name af te leiden uit het verweerschrift van verweerster.
1.1 Klager werd verdacht van belaging, bedreiging van medewerkers van een hulpverleningsinstelling
en poging tot mishandeling van een medegedetineerde. Klager is voor deze feiten vervolgd.
1.2 Vanaf 14 januari 2021 heeft verweerster klager in deze strafzaak bijgestaan.
1.3 Deze strafzaak is (inhoudelijk) op de zitting van de rechtbank Noord-Nederland
van 5 april 2022 behandeld. Op 19 april 2022 heeft de rechtbank uitspraak gedaan.
De rechtbank heeft klager veroordeeld en hem een gevangenisstraf van twaalf maanden
en de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging opgelegd.
1.4 Op 22 april 2022 heeft verweerster namens klager hoger beroep ingesteld tegen
het vonnis van 19 april 2022.
1.5 Op 23 mei 2022 heeft een andere advocaat de behandeling van deze strafzaak
overgenomen. Vervolgens heeft een aantal advocaten elkaar opgevolgd. In mei 2023 heeft
verweerster op verzoek van klager de zaak weer overgenomen.
1.6 In hoger beroep is deze strafzaak op meerdere (pro-forma)zittingen behandeld.
Op de zitting van 26 februari 2024 is de zaak wederom aangehouden en is bepaald dat
de zaak inhoudelijk zal worden behandeld op de zitting van 21 maart 2024.
1.7 In een brief van 27 februari 2024 heeft klager bij de deken een klacht ingediend
over verweerster. Deze brief is op 5 maart 2024 door de deken ontvangen en geregistreerd.
2 KLACHT
2.1 De klacht van klager is in aanbiedingsbrief van de deken als volgt beschreven:
“Verweerster heeft zich niet gedragen zoals een goed advocaat betaamt door de aan
haar opgedragen opdracht niet zorgvuldig uit te voeren. Verweerster heeft hoger beroep
ingesteld zonder mijn toestemming. Ook is verweerster zonder mij naar een zitting
bij het Gerechtshof gegaan.”
3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft tegen de klacht gemotiveerd en onderbouwd met stukken verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 De voorzitter stelt vast dat klager zijn klacht in een (handgeschreven) brief aan de deken heeft neergelegd. In de klachtbrief is een zitting van 5 februari 2022 genoemd en is iets geschreven over een procedure in hoger beroep. De voorzitter begrijpt uit de klachtbrief (en de repliek) van klager dat hij ontevreden is over de wijze waarop verweerster hem in deze strafzaak heeft bijgestaan. Naar het oordeel van de voorzitter valt uit de klachtbrief van klager echter geen begrijpelijke, concreet onderbouwde klacht te destilleren. Zo is (onder meer) onbekend naar welke zitting van het hof klager verwijst. Hierdoor is (onvoldoende) duidelijk welk handelen van verweerster in de ogen van klager verkeerd en daarmee klachtwaardig zou zijn. Omdat de inhoud van de klacht onvoldoende duidelijk is - wat ook betekent dat het voor verweerster lastig is om tegen de klacht verweer te voeren - is het niet mogelijk om een inhoudelijk oordeel over de klacht te geven. Dat betekent dat de voorzitter de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaart. De voorzitter geeft klager nog mee om bij een eventuele volgende klacht bijstand te vragen van een vertrouwenspersoon die hem kan helpen bij het formuleren van zijn klacht.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk.
Aldus beslist door mr. M. Jansen, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr.
W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op : 21 oktober 2024