ECLI:NL:TADRARL:2024:11 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-592/AL/GLD

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2024:11
Datum uitspraak: 08-01-2024
Datum publicatie: 01-02-2024
Zaaknummer(s): 23-592/AL/GLD
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Verweerder heeft meerdere door zijn cliënt zelf opgestelde stukken gecombineerd tot één stuk. Het ging daarbij om een samenwerkingsovereenkomst tussen de besloten vennootschap van de cliënt en een andere vennootschap. Inhoudelijk heeft verweerder daar weinig aan veranderd; hij heeft een enkele tekstsuggestie gedaan. De overeenkomst is buiten de aanwezigheid van verweerder door de beide partijen getekend. Toen later een derde partij tot het samenwerkingsverband wilde toetreden hebben partijen dat zelf geregeld. Enkele jaren later is één van de vennootschappen uit het samenwerkingsverband gestapt. Dat heeft geleid tot een aantal gerechtelijke procedures waarbij verweerder optrad voor de overblijvende vennootschappen. De klacht richt zich er (onder meer) op dat bij verweerder sprake zou zijn van belangenverstrengeling als bedoeld in gedragsregel 15. Dit klachtonderdeel is ongegrond: de werkzaamheden van verweerder bij het tot stand komen van de samenwerkingsovereenkomst waren zeer beperkt. Met de toetreding van de derde partij heeft verweerder helemaal geen bemoeienis gehad. Klaagster is geen cliënt van verweerder en is dat ook nooit geweest. Ook de andere klachtonderdelen zijn ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 8 januari 2024
in de zaak 23-592/AL/GLD
naar aanleiding van de klacht van:

klaagster
over
verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 27 oktober 2022 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 24 augustus 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K 22/134 van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 6 november 2023. Daarbij was namens klaagster haar directeur, de heer [Van der M], aanwezig. Verweerder werd ter zitting bijgestaan door mr. [S]. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 01 tot en met 05.1. Ook heeft de raad kennis genomen van de door klaagster op 13 oktober 2023 aan de raad toegezonden stukken.

2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.1 Klaagster en Van [E] Patent B.V. zijn in 2019 overeengekomen om te gaan samenwerken en wilden daarom een samenwerkingsovereenkomst opstellen. 
2.2 In juli 2019 heeft Van [E] Patent B.V. zich in dat kader gewend tot verweerder met een zelf opgestelde aandeelhoudersovereenkomst, een ‘algemeen directeurschap-overeenkomst’’ en een stuk genaamd ‘input voor statuten’, met het verzoek deze stukken te beoordelen.
2.3 Verweerder heeft dat gedaan en de aangeleverde stukken gecombineerd tot één samenwerkingsovereenkomst.
2.4 Bij e-mail van 26 september 2019 heeft verweerder aan (de gemachtigde van) klaagster bericht dat klaagster recentelijk het concept van de samenwerkingsovereenkomst heeft bekeken en heeft voorzien van opmerkingen en verbeteringen. Ook is in die e-mail vermeld dat verweerder en Van [E] Patent B.V. naar aanleiding daarvan nogmaals naar de overeenkomst hebben gekeken en verbeteringen hebben geaccepteerd en toegevoegd en dat er nog een aantal vragen overbleven met het verzoek om dit gezamenlijk te bespreken.
2.5 Op 17 oktober 2019 is door verweerder een gewijzigde versie van de samenwerkingsovereenkomst aan klaagster en Van [E] Patent B.V. gezonden.
2.6 De samenwerkingsovereenkomst is op het kantoor van verweerder besproken en buiten de aanwezigheid van verweerder door de betrokken partijen getekend.
2.7 Voor de samenwerking is een separate rechtspersoon, [P B] B.V, opgericht, waarvan alle aandelen worden gehouden door de eveneens voor dit doel opgerichte vennootschap [J P] B.V. Klaagster en Van [E] Patent B.V. zijn de aandeelhouders van [P B] B.V.
2.8 In 2021 is een derde partij tot de samenwerking toegetreden: [A P] B.V.
2.9 Op 19 januari 2022 heeft klaagster aangekondigd het samenwerkingsverband te willen verlaten. Dit heeft geleid tot een aantal juridische procedures. Klaagster werd in die procedures bijgestaan door mr. K. Verweerder heeft zich namens [J P] B.V, [A P] B.V. en [P B] B.V. als advocaat gesteld in de procedures.
2.10 Bij e-mail van 13 september 2022 aan mr. K met (de gemachtigde van) klaagster in de cc, heeft verweerder bericht dat het gelet op de aankondiging van klaagster om de samenwerking te verlaten, verstandig zou zijn dat partijen zich concentreren op het op korte termijn beëindigen van de betrokkenheid van klaagster bij [P B] B.V. Verder wordt voorgesteld dat klaagster vóór 23 oktober 2022 vrijwillig terugtreedt als bestuurder van [P B] B.V. en haar aandelen aanbiedt aan de overige aandeelhouders. Zo klaagster daartoe niet bereid is wordt klaagster opgeroepen voor een bijzondere vergadering van aandeelhouders van [P B] B.V.
2.11 Vanwege een fout in het e-mailadres van de gemachtigde van klaagster heeft verweerder die e-mail op 14 september 2022 nogmaals rechtstreeks aan (de gemachtigde van) klaagster gezonden.
2.12 Bij e-mail van 26 september 2022 heeft mr. K. aan verweerder bericht dat volgens hem sprake is van een tegenstrijdig belang bij verweerder. In zijn reactie diezelfde dag weerspreekt verweerder dat.
2.13 Op 27 september 2022 heeft klaagster beslag laten leggen op onder andere de bankrekeningen van [A P] B.V, Van [E] Patent B.V. en [J P] B.V, alsmede op de privébankrekeningen van de aandeelhouder/bestuurder van [A P] B.V. en Van [E] Patent B.V.
2.14 Op 28 september 2022 heeft een aandeelhoudersvergadering van [P B] B.V. plaatsgevonden, waarbij klaagster is ontslagen als bestuurder van [P B] B.V.
2.15 Op 25 oktober 2022 heeft verweerder klaagster in kort geding gedagvaard met als doel het opheffen van de door klaagster gelegde beslagen.
2.16 Bij brief van 27 oktober 2022 heeft mr. J. namens klaagster aan verweerder geschreven dat [P B] B.V. nog niet op grond van artikel 476a Rv heeft verklaard welke vorderingen door het beslag zijn getroffen. [P B] B.V. wordt in die brief aansprakelijk gesteld voor de schade die klaagster hierdoor lijdt. [P B] wordt verzocht en zo nodig gesommeerd de betreffende derdenverklaring af te leggen.
2.17 Op 27 oktober 2022 is door klaagster tegen verweerder een klacht ingediend bij de deken.

3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a) in strijd met gedragsregel 1 te handelen;

Er zijn tegoeden onttrokken aan een beslag, wat in strijd is met artikel 198 van het Wetboek van Strafrecht. Verweerder had wetenschap of had wetenschap moeten hebben van de mutaties op de bankrekening van [P B] B.V. Daarnaast heeft verweerder in strijd met artikel 476a lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering gehandeld. Wanneer derdenbeslag is gelegd, is de derde verplicht verklaring te doen van de vorderingen en zaken die door het beslag zijn getroffen. Op 27 oktober 2022 is verweerder erop gewezen dat deze verklaring nog niet is afgegeven door [P B] B.V. Deze vennootschap is vervolgens via verweerder gesommeerd om deze verklaring alsnog af te geven voor 1 november 2022. De verklaring is niet ontvangen. Voor het alsnog verkrijgen van de verklaring zou klaagster een juridische procedure moeten starten wat onnodige kosten met zich brengt.

b) in strijd met gedragsregel 8 onjuiste informatie te verstrekken tijdens het kort geding met betrekking tot de opheffing van het beslag;

Verweerder heeft aangegeven dat de gelegde beslagen een probleem zouden zijn voor het saldo van de bankrekening van [P B] B.V. Dat klopt niet. Een saldotekort op de bankrekening van [P B] B.V. is onwaarschijnlijk. De stelling van verweerder dat de beslagen onder de banken het onmogelijk maakte voor [A P] B.V. en Van [E] Patent B.V. om vanaf hun rekeningen middelen aan [P B] B.V. ter beschikking te stellen om de kosten van de octrooi-instanties te voldoen is onjuist. Verweerder heeft de voorzieningenrechter een onjuist argument gegeven voor het opheffen van de gelegde beslagen. Door het verstrekken van de onjuiste informatie is klaagster financieel uitgeput.

c) in strijd met gedragsregel 15 te handelen;

Verweerder is door [J P] B.V, Van [E] Patent B.V. en klaagster gezamenlijk ingeschakeld ten behoeve van het opstellen van de samenwerkingsovereenkomst. Zij zijn tevens gezamenlijk op gesprek geweest bij verweerder. Verweerder heeft wijzigingen aan de samenwerkingsovereenkomst gebracht en staat als auteur vermeld op de overeenkomst. Verweerder heeft nooit aangegeven alleen op te treden namens Van [E] Patent B.V. Vanwege de bemoeienis van verweerder in het voortraject heeft hij onder meer kennis van de bedoelingen van partijen bij de overeenkomst en weet hij waarom voor bepaalde afspraken is gekozen. Nadat klaagster heeft aangekondigd dat hij de samenwerking wilde verlaten, zijn partijen in juridische procedures verwikkeld geraakt. Verweerder heeft zich vervolgens namens [J P] B.V, [A P] B.V. en [P B] B.V. gesteld. Dit is in strijd met gedragsregel 15. Daarnaast heeft verweerder in strijd met gedragsregel 15 gehandeld door [P B] B.V. bij te staan in een procedure met klaagster als wederpartij, terwijl klaagster nog bestuurder was van [P B] B.V. Tevens zou [P B] B.V. een afwijkend belang kunnen hebben ten opzichte van één of meer van haar bestuurders. Ook in dat geval handelt verweerder in strijd met gedragsregel 15.

d) in strijd met gedragsregel 25 de wederpartij rechtstreeks te benaderen;

Verweerder heeft op 13 september 2022 een e-mail aan mr. K, de advocaat van klaagster gezonden met de gemachtigde van klaagster in de cc. Door een spelfout in het e-mailadres is de e-mail niet bij de gemachtigde van klaagster aangekomen en heeft verweerder dezelfde e-mail op 14 september 2022 alsnog naar het juiste e-mailadres gezonden. Aangezien klaagster werd bijgestaan door een advocaat mocht verweerder de gemachtigde van klaagster niet rechtstreeks benaderen.
 
f) in strijd met de samenwerkingsovereenkomst te handelen;

Op grond van de samenwerkingsovereenkomst dienen beslissingen door het bestuur genomen te worden met tenminste drie/vierde meerderheid. Klaagster is als bestuurder niet betrokken geweest bij de beslissing om verweerder te verzoeken om [P B] B.V. te vertegenwoordigen, er is dan ook geen sprake van een drie/vierde meerderheid. Verweerder had moeten controleren of hij [P B] B.V. mocht vertegenwoordigen.

3.2 Aanvankelijk was er ook een klachtonderdeel e), maar dat is voorafgaand aan de zitting ingetrokken. Op de mondelinge behandeling heeft klaagster de resterende klachtonderdelen nader toegelicht aan de hand van een ter zitting overgelegde spreeknotitie.

4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.
 
Klachtonderdeel a) strijd met gedragsregel 1

4.2 Er is verweerder van overschrijvingen niets bekend. Daarnaast is het afgeven van een derde-verklaring niet aan de advocaat. Dat die verklaring niet is afgegeven kan verweerder dan ook niet worden verweten. Dat er hoge kosten zijn ontstaan is aan klaagster zelf te wijten.

Klachtonderdeel b) strijd met gedragsregel 8

4.3 Verweerder mag als advocaat vertrouwen op de informatie die hij van zijn eigen cliënten ontvangt, tenzij duidelijk is dat die informatie niet klopt. Daar was in dit geval geen sprake van. Verweerder heeft zich niet vergaand verdiept in de administratieve procedures binnen [P B] B.V. De hoeveelheid gelegde beslagen was van dien aard dat de mededeling van Van [E] en de heer [V] dat zij ‘financieel binnen [P B] B.V. geen kant op konden’ verweerder niet bij voorbaat onwaar, ongegrond of overdreven voorkwam. De beslagen waren veel zwaarder dan objectief gerechtvaardigd was. De opdrachtgevers van verweerder gaven nadrukkelijk signalen af dat de financiële huishouding van [P B] B.V. als gevolg van de beslagen dreigde vast te lopen en dat bepaalde kosten aan octrooi-instanties niet meer zouden kunnen worden betaald. Het is uiteindelijk aan de voorzieningenrechter om in kort geding de stellingen over en weer op hun waarheidsgehalte te toetsen.
 
Klachtonderdeel c) strijd met gedragsregel 15

4.4 Van [E] en zijn vennootschap Van [E] Patent B.V. zijn al jaren cliënt van verweerder. In juli 2019 kwam Van [E] namens Van [E] Patent B.V. bij verweerder met onder andere een aandeelhoudersovereenkomst waarin hij de beoogde samenwerking met klaagster zelf vorm had gegeven. Van [E] verzocht verweerder om de stukken te beoordelen vanuit het perspectief van Van [E] Patent B.V. Vervolgens heeft verweerder de aangeleverde conceptovereenkomsten samengevoegd in een samenwerkingsovereenkomst. Deze laatste overeenkomst is bij verweerder op kantoor besproken met Van [E] en de gemachtigde van klaagster. Verweerder is nimmer als advocaat van (de gemachtigde van) klaagster opgetreden. De declaraties van verweerder zijn steeds aan Van [E] Patent B.V. gericht en door die vennootschap voldaan. Eind januari 2022 is verweerder opnieuw door Van [E] benaderd, namens Van [E] Patent B.V. in verband met een gerezen geschil tussen Van [E] Patent B.V. en [kaagster. Verweerder heeft geen relevante kennis van [P B] B.V. of (de gemachtigde van) klaagster opgedaan die voor hen op enigerlei wijze nadelig kon zijn. De belangen van [P B] B.V, [J P] B.V. en [A P] B.V. liepen parallel. Ook op dit punt was er geen sprake van belangenverstrengeling. Verweerder heeft in het kort geding als advocaat van [P B] B.V. optreden. Vanaf 27 september 2022 was klaagster geen onderdeel meer van het bestuur. Indien één aandeelhouder ruzie heeft met een andere aandeelhouder over de afwikkeling van de uittreding en daarbij rechtsmaatregelen treft die ook het functioneren van de vennootschap direct raken, wil dat niet zeggen dat de andere aandeelhouder verweerder niet ook kan inschakelen als zijn  advocaat ter behartiging van zijn belangen als aandeelhouder van de vennootschap en de belangen van die vennootschap zelf waarmee zij wel wil doorgaan.

Klachtonderdeel d) strijd met gedragsregel 25

4.5 De overige twee aandeelhouders van [P B] B.V. hadden verweerder gevraagd om de uitnodiging voor de op 27 september 2022 geplande aandeelhoudersvergadering te verzenden. Volgens de statuten diende de oproeping plaats te vinden door middel van oproepingsbrieven gericht aan de adressen van de aandeelhouders en overige vergadergerechtigden. De oproeping diende dan ook rechtstreeks aan (de gemachtigde van) klaagster gezonden te worden. De statutaire regels prevaleren boven de gedragsregels van de advocatuur. Hiermee is (de gemachtigde van) klaagster niet in haar belangen geschaad.
 
Klachtonderdeel f) strijd met de samenwerkingsovereenkomst

4.6 Als twee bestuurders van een vennootschap verweerder vragen actie te ondernemen om het ontslag van een derde bestuurder te begeleiden en de door de derde bestuurder gelegde beslagen opgeheven te krijgen, dan geeft verweerder daar gehoor aan.

5 BEOORDELING

Klachtonderdeel a) strijd met gedragsregel 1

5.1 Gedragsregel 1 is een inleidende gedragsregel waarin in een oogopslag de gehele draagwijdte van de wettelijke betamelijkheidsnorm en haar bestaansgrond zichtbaar wordt gemaakt. In de daarna volgende gedragsregels wordt deze inleidende gedragsregel nader uitgewerkt. In dit klachtonderdeel voert klaagster een aantal specifieke feiten en omstandigheden op die in strijd zouden zijn met deze algemene gedragsregel. Daarbij gaat het om het onttrekken van gelden aan het beslag en het niet afleggen van de derdenverklaring als bedoeld in artikel 476a lid 1 Rv.
5.2 Dit klachtonderdeel is ongegrond. Klaagster heeft tegenover de betwisting door verweerder niet aangetoond of zelfs maar aannemelijk gemaakt dat verweerder wetenschap had of had moeten hebben van de mutaties op de bankrekening van [P B] B.V. Verder is het op grond van artikel 476a lid 1 Rv aan de beslagen derde om de aldaar bedoelde verklaring af te geven, niet aan verweerder.
 
Klachtonderdeel b) strijd met gedragsregel 8

5.3 Ook dit klachtonderdeel is ongegrond. Gedragsregel 8 ziet erop dat de advocaat zich zowel in als buiten rechte dient te onthouden van het verstrekken van feitelijke informatie waarvan hij weet, althans behoort te weten, dat die onjuist is. Als de advocaat is uitgegaan van de juistheid van de stellingen van zijn cliënt en ook geen reden had om daaraan te twijfelen, gaat deze gedragsregel niet op en van dit laatste is naar het oordeel van de raad in dit geval sprake. Tegenover het gemotiveerde verweer van verweerder heeft klaagster niet dan wel onvoldoende aangetoond dat sprake is van schending van gedragsregel 8. 

Klachtonderdeel c) strijd met gedragsregel 15

5.4 Deze gedragsregel gaat over belangenverstrengeling. Het is de advocaat niet toegestaan om tegelijkertijd voor meer dan één partij op te treden in een zaak waarin deze partijen een tegengesteld belang hebben en het is de advocaat ook niet toegestaan tegen een cliënt of voormalige cliënt op te treden, een en ander behoudens een aantal uitzonderingen.
5.5 Ook dit klachtonderdeel is ongegrond. Verweerder treedt niet op voor meer dan één partijen die een tegengesteld belang hebben. De partijen waarvoor verweerder optreedt hebben allen hetzelfde belang, wat wel tegengesteld is aan het belang van klaagster. Maar verweerder treedt niet op voor klaagster en klaagster is ook geen cliënt van verweerder en ook niet geweest.
5.6 Bij de totstandkoming van de samenwerkingsovereenkomst was de rol van verweerder maar zeer beperkt. Feitelijk heeft hij enkel de door partijen zelf aangeleverde stukken in elkaar geschoven tot één document. Desgevraagd heeft de vertegenwoordiger van klaagster op de zitting ook verklaard dat de wijzigingen in de concepten maar zeer beperkt waren. De samenwerkingsovereenkomst is enkel door klaagster en Van [E] Patent B.V. getekend en bij de toetreding van [A P] B.V. heeft verweerder geen enkele werkzaamheid verricht. Dat hebben partijen zelf geregeld, wat ter zitting desgevraagd ook werd bevestigd. Verweerder heeft zich ook nooit als advocaat van klaagster geprofileerd en heeft zijn werkzaamheden ook enkel aan Van [E] Patent B.V, zijn cliënte, gedeclareerd. Niet gebleken is dat tussen verweerder en klaagster een vertrouwensrelatie bestond zoals die tussen een advocaat en zijn cliënt zou bestaan. Dat verweerder bij de totstandkoming van de samenwerkingsovereenkomst, zulks op verzoek van zijn cliënt Van [E] Patent B.V, de aangeleverde stukken heeft beoordeeld en een enkele tekstsuggestie heeft gedaan maakt nog niet dat klaagster daardoor cliënte van verweerder is geworden. Het stond verweerder dan ook vrij om [J P] B.V, [A P] B.V. en [P B] B.V. bij te staan in een procedure tegen klaagster. Er is door verweerder dus niet gehandeld in strijd met gedragsregel 15.

Klachtonderdeel d) strijd met gedragsregel 25

5.7  Aan verweerder is verzocht om de oproeping voor de aandeelhoudersvergadering te verzorgen. Daar heeft verweerder gevolg aan gegeven met inachtneming van de statutaire bepalingen daaromtrent. Verweerder heeft ook de advocaat van klaagster gelijktijdig benaderd. Niet valt in te zien hoe verweerder daarmee in strijd met een gedragsregel en dus tuchtrechtelijk verwijtbaar zou hebben gehandeld. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdeel f) strijd met samenwerkingsovereenkomst

5.8 In het algemeen is het niet aan derden om zich van interne afspraken binnen een vennootschap op de hoogte te stellen, nog daargelaten dat dergelijke afspraken voor derden - juist vanwege het interne karakter - niet kenbaar zijn. Bovendien binden die afspraken de betrokken partijen en niet een derde, ook niet als die op de hoogte is van die afspraken. Verweerder was geen partij bij die afspraken en kan er dus ook niet op worden aangesproken dat deze niet zouden zijn nageleefd. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.
 
BESLISSING

De raad van discipline:
- verklaart alle klachtonderdelen en daarmee de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. F.E.J. Janzing, H. van Katwijk, E.H. de Vries en H.Q.N. Renon, leden, bijgestaan door mr. H.P.J. Meijerink als griffier en uitgesproken in het openbaar op 8 januari 2024.

Griffier                                                                                                                                                Voorzitter

Verznden d.d. 8 januari 2024