ECLI:NL:TADRARL:2023:97 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-166/AL/MN
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2023:97 |
---|---|
Datum uitspraak: | 01-05-2023 |
Datum publicatie: | 03-05-2023 |
Zaaknummer(s): | 23-166/AL/MN |
Onderwerp: | Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 1 mei 2023
in de zaak 23-166/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 27 februari 2023 met kenmerk Z 2113986/MK/sd, door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de in de aanbiedingsbrief en op de inventarislijst genoemde bijlagen.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klager heeft zich tot verweerster gewend nadat een eerder door hem gegeven opdracht
bij een voorgaande advocaat, mr. B., was beëindigd.
1.2 Op 21 september 2022 heeft er een intakegesprek plaatsgevonden. In dit gesprek
gaf verweerster aan dat zij een toevoeging voor klager zou aanvragen. Meteen na het
intakegesprek mailde verweerster naar klager dat zij zich realiseerde dat er mogelijk
al een toevoeging was afgegeven aan de voorgaande advocaat. Verweerster vroeg of dit
juist was zodat zij de toevoeging op kon vragen bij haar voorganger.
1.3 Klager heeft op 21 september 2022 aan verweerster geantwoord dat er inderdaad
al een toevoeging was verstrekt.
1.4 Bij e-mail van 26 september 2022 heeft klager inhoudelijke informatie, een tijdlijn
en stukken over de zaak aan verweerster gestuurd.
1.5 Mr. B. heeft op 5 oktober 2022 de afgegeven toevoeging en een overzicht van de
aan de zaak gewerkte uren aan verweerster gestuurd.
1.6 Bij e-mail van 10 oktober 2022 heeft verweerster het volgende aan klager geschreven:
Ik heb van mr. [B.] de gegevens ontvangen van de toevoeging. Daarbij horen ook de gegevens met betrekking tot de door haar reeds gemaakte uren. Hieruit is gebleken dat zij ruim 16 uren heeft gewerkt in het dossier, zie bijlagen. Dit heeft helaas tot gevolg dat ik deze kwestie niet meer zal oppakken, omdat het er op neerkomt dat mijn werkzaamheden uiteindelijk niet of nauwelijks worden vergoed door de Raad voor Rechtsbijstand. Mr. [B] maakt ook aanspraak op een groot deel van de vergoeding. Een eventuele mogelijkheid om extra uren aan te vragen bij de Raad voor Rechtsbijstand is helaas uitgesloten omdat de kwestie door de Raad voor Rechtsbijstand niet wordt aangemerkt als een complexe zaak.
1.7 Bij e-mail van 10 oktober 2022 heeft klager aan verweerster gevraagd om zonder
toevoeging een eerste stap te maken in de richting van de wederpartij en om hem een
opdrachtbevestiging te sturen.
1.8 Bij e-mail van 11 oktober 2022 heeft verweerster aangegeven dat haar standpunt
ongewijzigd blijft en dat zij hem ook niet op betalende basis zal bijstaan.
1.9 Vervolgens heeft klager nogmaals aan verweerster gevraagd om haar standpunt te
heroverwegen waarop verweerster nogmaals (gemotiveerd) aan klager heeft geschreven
dat ze bij haar standpunt blijft en de opdracht niet zal aannemen.
1.10 Op 15 oktober 2022 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) In strijd met de gemaakte afspraken hem niet als opvolgend advocaat in de zaak
bij te willen staan op basis van een toevoeging;
b) eenzijdig, in strijd met de gemaakte afspraak of in strijd met de bij hem opgewekte
verwachting, de overeenkomst te hebben beëindigd.
3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar
nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 Naar vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline dient de tuchtrechter bij
de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat verweten
handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen,
onder andere inhoudende dat advocaten zich dienen te onthouden van enig handelen of
nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Artikel 10a van de Advocatenwet
bevat de kernwaarden, zoals onafhankelijkheid, (financiële) integriteit, partijdigheid
en vertrouwelijkheid die advocaten bij de uitoefening van hun beroep in acht dienen
te nemen.
4.2 De voorzitter ziet aanleiding om beide klachtonderdelen gezamenlijk te behandelen.
Klager verwijt verweerster dat hij haar zaak niet heeft willen aannemen. Bij de beoordeling
van deze klacht hoeft niet te worden ingegaan op de redenen van verweerster om de
opdracht niet aan te nemen. Er wordt volstaan met de constatering dat op grond van
de stukken is vast komen te staan dat verweerster de zaak van klager niet heeft aangenomen.
Anders dan klager heeft betoogd, stond het verweerster vrij om die beslissing te nemen.
Een advocaat is immers niet verplicht om een zaak aan te nemen. Verweerster heeft
die beslissing vervolgens gemotiveerd en tijdig aan klager doorgegeven. Verweerster
heeft daarmee gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt.
4.3 Ten overvloede overweegt de voorzitter dat ook niet is gebleken van inhoudelijke
werkzaamheden zoals het bestuderen van het dossier of het opstellen van stukken. De
werkzaamheden lijken enkel bestaan te hebben uit onderzoekshandelingen om te bezien
of verweerster de zaak (gefinancierd) kon overnemen. Daarmee is niet de schijn gewekt
dat verweerster de opdracht wel zou hebben aangenomen.
4.4 Het voorgaande betekent dat verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden
gemaakt. De klacht zal daarom in beide onderdelen kennelijk ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. M. Jansen, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2023.
Griffier
Voorzitter
Verzonden d.d. 1 mei 2023