ECLI:NL:TADRARL:2023:88 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-001/AL/GLD
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2023:88 |
---|---|
Datum uitspraak: | 27-02-2023 |
Datum publicatie: | 20-04-2023 |
Zaaknummer(s): | 23-001/AL/GLD |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat van de wederpartij. Klager heeft zijn verwijten niet feitelijk onderbouwd. Het is aan de cliënte van verweerster om te bepalen of zij wel of niet met klager en zijn advocaat om de tafel wil gaan zitten. Zij kan daartoe niet worden verplicht, ook niet door verweerster. Daarbij komt dat verweerster onweersproken heeft aangevoerd dat er een contactverbod aan klager is opgelegd op grond waarvan hij geen contact met haar cliënte mag opnemen. Klacht is in alle onderdelen kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 27 februari 2023
in de zaak 23-001/AL/GLD
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) van 3 januari 2023 met kenmerk K 22/95, door de raad digitaal ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 01.1 tot en met 05.3.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klager en zijn ex-echtgenote zijn eind 2021/begin 2022 verwikkeld geweest in een
echtscheidingsprocedure. Verweerster heeft de ex-echtgenote daarin bijgestaan.
1.2 Op 13 januari 2022 heeft verweerster namens haar cliënte een verzoekschrift bij
de rechtbank ingediend waarin wordt verzocht om de echtscheiding tussen klager en
haar cliënte uit te spreken. De rechtbank heeft de echtscheiding bij beschikking van
17 oktober 2022 uitgesproken.
1.3 Op 26 juli 2022 heeft klager bij de politie aangifte gedaan tegen verweerster
van bedrog/misleidend handelen.
1.4 Op 27 juli 2022 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster
het volgende:
a) verweerster heeft illegaal een rekening voor haar cliënte geopend;
b) verweerster heeft illegaal de autoverzekeringen bij Centraal Beheer opgeheven waardoor
klager een veel hogere premie betaalt;
c) verweerster heeft illegaal geprobeerd om de gezamenlijke verzekering bij DELA eenzijdig
te ontbinden;
d) verweerster heeft illegaal de gezamenlijke bankrekening bij ING opgeheven waardoor
er geen toegang meer is tot de bankhistorie en de vaste lasten daar niet meer per
incasso van kunnen worden afgeboekt;
e) verweerster heeft moedwillig geweigerd een specificatie te geven van de bankrekening
van haar cliënte bij ASN Bank waardoor klager geen inzicht meer heeft in de gezamenlijke
financiële posten;
f) verweerster heeft niet ingegrepen nadat haar cliënte geld van de gezamenlijke bankrekening
heeft gehaald;
g) verweerster wil niet met klager in gesprek gaan.
3 VERWEER
3.1 Verweerster voert tegen de klacht verweer en betwist dat zij tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld. Verweerster voert aan dat zij geen bemoeienis heeft gehad met de
opheffing dan wel eenzijdige ontbinding van enige (gezamenlijke) bankrekening en/of
verzekering. Verder voert verweerster aan dat het haar niet duidelijk is waar klager
met de door hem genoemde specificatie op doelt. Volgens verweerster komt de kennelijke
rekening en verantwoording of inzage die klager wenst hem vanwege een gebrek aan juridische
grond dan wel belang niet toe. Ook voert verweerster aan dat ‘ingrijpen’ in de door klager bedoelde situatie niet van haar verwacht kan worden. Tot slot merkt
verweerster op dat haar cliënte ervoor heeft gekozen geen viergesprek met klager te
willen, omdat zij door klager wordt gestalkt en dat zij deze wens van haar cliënte
respecteert.
3.2 De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 De klacht gaat over de advocaat van de wederpartij van klager. Uitgangspunt is
dat die advocaat veel vrijheid heeft om de belangen van haar cliënte te behartigen
op de wijze als haar in overleg met haar cliënte goeddunkt. Deze vrijheid is niet
absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat de advocaat bij de behartiging
van de belangen van haar cliënte de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig
mag schaden zonder redelijk doel. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen
of het voordeel dat zij voor haar cliënte wil bereiken met de middelen waarvan zij
zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat zij daarmee aan de wederpartij toebrengt.
Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd
zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van haar cliënte strekken,
onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
De voorzitter verklaart klachtonderdelen a) tot en met d) kennelijk ongegrond
4.2 De voorzitter kan op grond van het klachtdossier de juistheid van de verwijten die klager verweerster maakt over het illegaal opheffen dan wel het eenzijdig illegaal ontbinden van (gezamenlijke) bankrekeningen en verzekeringen niet vaststellen. Klager heeft de verwijten die hij verweerster daarvan maakt niet feitelijk onderbouwd en verweerster heeft haar bemoeienis daarmee betwist. Tegenover deze betwisting heeft klager niets gesteld of overgelegd waaruit de betrokkenheid van verweerster kan worden afgeleid. Bij gebrek aan een feitelijke onderbouwing zijn klachtonderdelen a) tot en met d) dan ook kennelijk ongegrond.
De voorzitter verklaart klachtonderdeel e) kennelijk ongegrond
4.3 Met klachtonderdeel e) verwijt klager verweerster dat zij moedwillig heeft geweigerd
om hem een specificatie te geven van de bankrekening van haar cliënte bij ASN Bank.
Volgens klager heeft hij daardoor geen inzicht meer in de gezamenlijke financiële
posten.
4.4 De voorzitter is van oordeel dat verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt treft.
Er bestaat voor een advocaat geen verplichting om aan de wederpartij de door klager
bedoelde specificatie te geven, zodat klachtonderdeel e) reeds om die reden kennelijk
ongegrond is. Klager heeft zijn verwijt overigens ook niet met stukken onderbouwd.
Klachtonderdeel e) is dan ook kennelijk ongegrond.
De voorzitter verklaart klachtonderdeel f) kennelijk ongegrond
4.5 Met klachtonderdeel f) verwijt klager verweerster dat zij niet heeft ingegrepen
nadat haar cliënte geld van de gezamenlijke bankrekening heeft gehaald.
4.6 De voorzitter is van oordeel dat verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt treft.
Het is niet aan verweerster om haar cliënte aan te spreken op het opnemen van geld
van de gezamenlijke bankrekening dan wel om hierop in te grijpen. Als klager het geld
op de gezamenlijke bankrekening als discussiepunt mee wenst te nemen in het kader
van de echtscheidingsprocedure dan dient hij dit via zijn advocaat bij de rechtbank
aan de orde te stellen. Klachtonderdeel f) is dan ook kennelijk ongegrond.
De voorzitter verklaart klachtonderdeel g) kennelijk ongegrond
4.7 Met klachtonderdeel g) verwijt klager verweerster dat zij niet met hem in gesprek
wil gaan.
4.8 De voorzitter is op grond van het klachtdossier van oordeel dat verweerster geen
tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Het is aan de cliënte van verweerster
om te bepalen of zij wel of niet met klager en zijn advocaat om de tafel wil gaan
zitten. Zij kan daartoe niet worden verplicht, ook niet door verweerster. Daarbij
komt dat verweerster onweersproken heeft aangevoerd dat er een contactverbod aan klager
is opgelegd op grond waarvan hij geen contact met haar cliënte mag opnemen. Klachtonderdeel
g) is dan ook kennelijk ongegrond.
4.9 Voor zover klager verweerster ook verwijt dat hij in het kader van de echtscheidingsprocedure
twee keer door de politie is aangehouden vanwege stalking en dat verweerster aangifte
tegen hem heeft gedaan, is de klacht ook kennelijk ongegrond. Klager heeft zijn stellingen
hierover niet onderbouwd en verweerster heeft betwist dat zij bemoeienis met de arrestaties
heeft gehad en dat zij aangifte tegen klager heeft gedaan. Zonder feitelijke onderbouwing
kan de voorzitter de juistheid van deze verwijten niet vaststellen.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in
alle onderdelen kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. P.F.A. Bierbooms, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2023.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 27 februari 2023