ECLI:NL:TADRARL:2023:86 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-956/AL/GLD
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2023:86 |
---|---|
Datum uitspraak: | 13-02-2023 |
Datum publicatie: | 20-04-2023 |
Zaaknummer(s): | 22-956/AL/GLD |
Onderwerp: | Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht over niet reageren op een e-mail kennelijk ongegrond. Verweerder was niet gehouden op elke e-mail van een onbekende te reageren. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 13 februari 2023
in de zaak 22-956/AL/GLD
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) van 2 december 2022 met kenmerk K 22/51, door de raad ontvangen op 2 december 2022, en van de eventueel in de aanbiedingsbrief en op de inventarislijst genoemde bijlagen.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klager is partij (geweest) in een civielrechtelijke zaak die door het gerechtshof
Amsterdam is behandeld. Op 8 februari 2022 is arrest gewezen. Klager is in die procedure
niet bijgestaan door verweerder.
1.2 Bij e-mail van 29 maart 2022 heeft klager aan verweerder, via het algemene kantooradres
van verweerders kantoor (info@[kantoor].nl), onder meer geschreven:
‘’Bijgaand ontvangt u mijn notitie nav bovengenoemd arrest. Naar mijn mening kan dit arrest in cassatie niet stand houden.
Graag zou ik van u een voor mij vrijblijvende aanbieding ontvangen mbt het instellen van cassatieberoep in deze kwestie.
In de onderhavige kwestie is in de kern van belang het antwoord op de vraag of het Hof bij zijn beslissing de voor de onderhavige zaak zaak relevante bepalingen van de Wwft heeft toegepast. Dat is niet het geval. Van toepassing zijn de bepalingen van art 33 Wwft lid 2 onder b. Niet die van art 33 Wwft lid 2 onder a, waarvan het Hof is uitgegaan. (Zie notitie nrs 15 ev).
[Naam 1] is derhalve steeds in staat geweest om volledig te voldoen aan de voor haar geldende bepalingen van de Wwft. Zonder dat daarvoor de medewerking van [naam 2] noodzakelijk is geweest. Zodat er nooit een rechtsgrond heeft kunnen bestaan om de onderhavige overeenkomst eenzijdig op te zeggen.
Daarmee lijkt voor een geslaagd cassatieberoep bepalend te zijn een antwoord op de vraag of in deze zaak de bepalingen van art 33 Wwft lid 2 onder b wel of niet van toepassing zijn. Daarvoor is weinig tot geen onderzoek nodig.
Voor mij van belang is alleen het instellen van cassatieberoep. Aan een cassatieadvies heb ik geen behoefte. Mij zijn de Voda en Gedragsregels genoegzaam bekend. Ook dat daarin geen voorschrift is opgenomen voor de minimale vorm waaraan een cassatieadvies dient te voldoen. Tevens dat er geen verbod bestaat om in te stemmen met het verzoek van cliënt om geen of slechts een formeel cassatieadvies af te geven.’’
1.3 Verweerder heeft niet op de e-mail gereageerd.
1.4 Op 22 april 2022 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door niet te reageren op klagers
bericht van 29 maart 2022.
2.2 Klager stelt dat van een behoorlijk handelend advocaat mag worden verwacht dat
hij behoorlijk reageert op een aanvraag voor dienstverlening. Dat geldt in het bijzonder
voor een cassatieadvocaat. Daarnaast heeft verweerder, juist omdat hij klager niet
kent, niet kunnen uitsluiten dat klager in staat is om het arrest van het gerechtshof
te analyseren. Het is bovendien mogelijk om een cassatieadvies te beperken tot bijvoorbeeld
een enkele pagina, waardoor een cassatieadvies geen duizenden euro’s zou moeten kosten.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd. Hij
stelt dat het feitelijk correct is dat hij niet op klagers bericht heeft gereageerd.
Klager is hem onbekend: hij is geen cliënt (geweest). Verweerder ontvangt met regelmaat
e-mails van deze strekking, waarbij de gemene deler is dat de klager een verkeerd
beeld heeft van de inhoud en de kosten van een cassatieprocedure. Zo is een cassatieadvocaat
verplicht om een cassatieadvies uit te brengen (art. 7.6 Voda). Daarmee gaan vaak
aanzienlijke kosten gepaard en dan is de cassatieprocedure nog niet eens begonnen.
Verder hebben de opstellers van dergelijke e-mails vaak onwrikbare – ook juridische
– overtuigingen over waar de zaak om draait. Die overtuigingen corresponderen meestal
niet met de (on)mogelijkheden van een beroep in cassatie. De ervaring leert dat zo’n
discrepantie al snel leidt tot onbegrip, moeizame discussie en vaak ook klachten.
Verweerder stelt dat klager in zijn e-mail duidelijk maakt geen behoefte te hebben
aan cassatieadvies en een cassatieadvocaat vooral als ‘brievenbus’ te willen inzetten. Een cassatieadvocaat mag zich daarvoor niet lenen. Tegen die achtergrond
meent verweerder, mede gelet op zijn zeer drukke praktijk en de tientallen e-mails
die hij dagelijks ontvangt, dat hij niet gehouden is inhoudelijk op klagers e-mail
te reageren.
4 BEOORDELING
4.1 Het verwijt is dat verweerder klachtwaardig heeft gehandeld door niet te reageren
op klagers e-mail. De voorzitter is van oordeel dat verweerder als cassatieadvocaat
niet gehouden was te reageren op klagers e-mail aan het algemene adres van zijn advocatenkantoor.
Klager was immers geen cliënt van verweerder en van verweerder wordt niet verwacht
dat hij reageert op elke e-mail van een onbekende. Voorstelbaar is dat het vervelend
is voor klager dat hij geen reactie heeft ontvangen, maar dat maakt niet dat sprake
is van klachtwaardig handelen. De klacht is daarom kennelijk ongegrond
4.2 Voor zover klager stelt dat verweerder zich in zijn antwoord van 7 juli 2022 klachtwaardig
heeft uitgelaten, geldt dat het verweerder vrij staat zijn verweer te voeren op een
wijze die hem goed dunkt zolang de grenzen van de betamelijkheid niet worden overschreden.
De voorzitter ziet in verweerders antwoord geen onbetamelijke uitlatingen. Ook dit
verwijt is daarom kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk
ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.F.J.N. van Osch, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 13 februari 2023.
Griffier
Voorzitter
Verzonden d.d. 13 februari 2023