ECLI:NL:TADRARL:2023:83 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-562/AL/MN
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2023:83 |
---|---|
Datum uitspraak: | 17-04-2023 |
Datum publicatie: | 20-04-2023 |
Zaaknummer(s): | 22-562/AL/MN |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat. Verweerster heeft op diverse momenten belangrijke informatie en gemaakte afspraken niet vastgelegd, waardoor bij klaagster onduidelijkheid en verkeerde verwachtingen konden ontstaan. Deels gegrond. Berisping. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 17 april
2023
in de zaak 22-562/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 7 juli 2021 klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement
Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 12 juli 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 1483329/BD/SD van
de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 20 februari 2023. Daarbij
waren klaagster en verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op
de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. Ook heeft de raad kennisgenomen
van het e-mailbericht met bijlagen van verweerster van 25 juli 2022.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en
de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klaagster heeft op 15 april 2021 verweerster verzocht om voor haar bij de rechtbank
Amsterdam een verzoekschrift kinderalimentatie in te dienen voor haar dochter, die
op dat moment bijna meerderjarig was. Hierbij heeft klaagster aangegeven dat zij vanwege
de tijdsdruk dit verzoek alvast deed, maar dat zij nog toestemming moest krijgen van
Das Rechtsbijstandverzekering (hierna: DAS).
2.3 Op 23 april 2021 heeft verweerster aan klaagster de opdracht bevestigd en ook
een voorschotnota van € 800,- gestuurd.
2.4 Klaagster heeft op 23 april 2021 DAS geïnformeerd dat verweerster bereid is haar
bij te staan.
2.5 Op 29 april 2021 heeft verweerster klaagster een eerste conceptverzoekschrift
gezonden.
2.6 Op 30 april 2021 heeft verweerster gereageerd op het verzoek van DAS van 26 april
2021 om informatie over haar kosten. Zij heeft haar uurtarief en een inschatting van
het aantal te besteden uren opgegeven.
2.7 Op 30 april 2021 heeft verweerster klaagster een volgend concept gestuurd. In
reactie hierop heeft klaagster laten weten zelf een concept op te stellen waarin de
achtergronden van de zaak zijn uiteengezet. Verder heeft klaagster aangegeven dat
zij wilde dat een aantal bijlagen met het verzoekschrift naar de rechtbank zou worden
meegezonden. Op 2 mei 2021 heeft klaagster verweerster haar versie van het verzoekschrift
toegezonden.
2.8 Na diverse e-mails van klaagster met aanpassingen, heeft verweerster op 3 mei
2021 om 19.35 uur klaagster de definitieve versie van het verzoekschrift, zoals zij
die middag hadden besproken, gezonden. Zij heeft klaagster gevraagd haar akkoord te
geven, zodat ze het de dag erna kon indienen bij de rechtbank.
2.9 Op 3 mei 2021 om 19.58 uur heeft klaagster verweerster geantwoord dat de lettertypen
niet gelijk zijn en dat er een aanpassing moet komen. Ook heeft klaagster haar verzocht
opnieuw de aangepaste definitieve versie te sturen.
2.10 Op 4 mei 2021 om 8.24 uur heeft klaagster verweerster in haar e-mail gevraagd
of zij het goed heeft begrepen dat die ochtend het verzoekschrift, maar ook haar persoonlijk
verslag en de overige productie naar de rechtbank worden gestuurd.
2.11 In reactie hierop heeft verweerster op 4 mei om 12.37 uur aan klaagster een e-mail
gestuurd met de definitieve versie van het verzoekschrift, zoals zij het die dag zou
indienen. Ook heeft verweerster aangegeven dat zij de producties later zou nasturen
en dat zij vanwege een zitting die dag niet meer bereikbaar was.
2.12 Bij e-mail van 4 mei 2021 om 12.46 uur, met als onderwerp “dringend”, heeft klaagster aangegeven dat het verzoekschrift nog niet kon worden verstuurd, omdat
er nog fouten in stonden. Dezelfde dag, om 13.14 uur, heeft klaagster verweerster
nog een e-mail gestuurd, waarin ze de fouten heeft opgesomd en heeft aangegeven eerst
haar akkoord te willen geven voordat het verzoekschrift bij de rechtbank zou worden
ingediend.
2.13 Op 5 mei 2021 om 4.20 uur heeft klaagster verweerster dringend verzocht om die
ochtend het verzoekschrift bij de rechtbank in te dienen, desnoods zonder de producties.
Klaagster heeft daarbij nogmaals gewezen op de fouten die nog in het verzoekschrift
staan.
2.14 Op 5 mei 2021 om 4.20 uur heeft klaagster daarop een automatische reply gekregen
dat verweerster afwezig is tot 10 mei 2021.
2.15 Bij e-mail van 5 mei 2021 om 8.54 uur heeft verweerster klaagster bericht dat
zij het verzoekschrift op 4 mei 2021 bij de rechtbank heeft ingediend. Zij heeft verder
aangegeven dat zij heeft geprobeerd om de aanpassingen in het bestand van klaagster
door te voeren, maar dat dit waarschijnlijk vanwege een virus op de computer van klaagster
niet is gelukt. Zij heeft eraan toegevoegd dat het prima is, zoals zij het heeft ingediend,
ook al is het lettertype op de laatste bladzijde anders. Verder heeft verweerster
toegezegd na haar vakantie alsnog de producties te zullen indienen.
2.16 Klaagster heeft in reactie hierop in haar e-mail van 7 mei 2021 verweerster verzocht
zich te onttrekken, omdat het verzoekschrift zo niet had mogen worden ingediend bij
de rechtbank.
2.17 DAS heeft bij e-mail van 7 mei 2021 aan verweerster bericht dat zij op hun voorstel
van 30 april 2021 tot het maken van financiële afspraken ten behoeve van de opdrachtverstrekking
van haar geen reactie hebben gehad en dat het dossier op verzoek van klaagster niet
aan verweerster zal worden uitbesteed.
2.18 In haar e-mail van 12 mei 2021 heeft klaagster verweerster nogmaals verzocht
zich te onttrekken.
2.19 Verweerster heeft in haar e-mail van 17 mei 2021 klaagster bericht, onder toezending
van haar e-mail aan de opvolgend advocaat, dat zij zich heeft onttrokken. Verweerster
heeft verder aangegeven dat zij het betaalde voorschot als eindafrekening beschouwt.
2.20 Klaagster heeft bij e-mail van 3 juni 2021 verweerster laten weten het hier niet
mee eens te zijn. Zij heeft verzocht het betaalde voorschot terug te storten en anders
klaagster een specificatie van de werkzaamheden te sturen. In haar e-mail van 18 juni
2021 heeft klaagster verweerster een herinnering gestuurd.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) een verzoekschrift tot kinderalimentatie met inhoudelijke en slordigheidsfouten,
zonder haar goedkeuring en tegen haar wil in, in te dienen bij de rechtbank Amsterdam.
b) consequent niet bereikbaar te zijn voor haar.
c) niet te reageren op telefoontjes/e-mails van haar rechtsbijstandverzekering DAS
waardoor DAS de zaak niet aan verweerster heeft uitbesteed terwijl klaagster ervan
uitging dat verweerster dat met de DAS overeen zou komen.
d) geen urenspecificatie te overleggen.
e) er tien dagen over te doen haar dossier over te dragen na haar verzoek tot overdracht
terwijl er sprake was van tijdsdruk.
f) haar onjuist te informeren.
Toelichting
Verweerster heeft verzuimd klaagster voor te lichten over het feit dat haar dochter,
omdat zij gedurende de procedure meerderjarig zou worden, een machtiging zou moeten
tekenen om zich door klaagster te kunnen laten vertegenwoordigen in deze kinderalimentatiezaak.
g) gemaakte afspraken tussen verweerster en klaagster niet na te komen.
Toelichting
Ondanks de afspraak op 3 mei 2021 dat verweerster alle correcties van klaagster in
het verzoekschrift zou overnemen, heeft zij dat niet gedaan. Verder heeft verweerster
in tegenstelling tot hetgeen was afgesproken, de producties niet met het verzoekschrift
meegestuurd.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig,
op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 De raad stelt vast dat de klacht betrekking heeft op het optreden van de eigen
advocaat. De tuchtrechter toetst de kwaliteit van de dienstverlening door de eigen
advocaat in volle omvang. Daarbij wordt rekening gehouden met de vrijheid die de advocaat
heeft bij de manier waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor hij bij
de behandeling kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat daarbij heeft is niet
onbeperkt. Deze vrijheid wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer
in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld. Volgens deze eisen dient zijn
werk te voldoen aan de binnen de beroepsgroep geldende professionele standaard. Die
professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een
redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag
worden verwacht. De raad zal de klacht aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
Klachtonderdeel a)
5.2 Verweerster heeft aangevoerd dat zij heeft geprobeerd het door klaagster opgestelde
concept van het verzoekschrift zoveel mogelijk over te nemen, maar dat het door klaagster
toegezonden bestand op haar computer telkens veranderde van lettertype en tekst. Verweerster
heeft erop gewezen dat er geen storende fouten in de naar de rechtbank gezonden versie
van het verzoekschrift stonden; alleen het lettertype versprong hier en daar en een
naam was niet helemaal correct. Met klaagster was afgesproken dat het verzoekschrift
op 4 mei 2021 zou worden ingediend. Klaagster had belang bij een snelle indiening
vanwege het meerderjarig worden van haar dochter en bovendien konden aanvullingen
of correcties nog in een later stadium plaatsvinden.
5.3 Van inhoudelijke fouten in het verzoekschrift is de raad niet gebleken. De slordigheidsfouten
in het verzoekschrift acht de raad niet van dermate ernstige aard, dat deze verweerster
tuchtrechtelijk kunnen worden verweten. Gelet op de e-mailwisseling tussen klaagster
en verweerster op 3 en 4 mei 2021 is voldoende komen vast te staan dat was afgesproken
dat verweerster de correcties op het concept van 3 mei 2021 nog zou doorvoeren en
dat daarna op 4 mei 2021 het verzoekschrift bij de rechtbank zou worden ingediend.
De raad is van oordeel dat verweerster op dat moment op goede gronden de tijdsdruk
heeft laten prevaleren boven nog verdere aanpassingen van de tekst van het verzoekschrift
en het meezenden van producties. Klachtonderdeel a) zal dan ook ongegrond worden verklaard.
Klachtonderdelen b), e), f) en g)
5.4 Klachtonderdelen b), e), f) en g) lenen zich voor een gezamenlijke behandeling.
Deze klachtonderdelen komen neer op het verwijt dat verweerster onvoldoende met klaagster
heeft gecommuniceerd.
5.5 Uit de overgelegde stukken blijkt naar het oordeel van de raad dat verweerster
op voldoende momenten met klaagster heeft gecommuniceerd en ook voldoende bereikbaar
voor haar is geweest. In zoverre zullen deze klachtonderdelen ongegrond worden verklaard.
5.6 De raad is echter van oordeel dat verweerster weliswaar veelvuldig, maar onvoldoende
adequaat met klaagster heeft gecommuniceerd. Verweerster heeft aangevoerd dat zij
alles uitgebreid met klaagster heeft besproken, maar zij heeft ten onrechte nagelaten
om het besprokene schriftelijk vast te leggen. Verweerster had in ieder geval schriftelijk
moeten bevestigen wanneer het verzoekschrift zou worden verzonden, welke correcties
nog zouden worden doorgevoerd, of en wanneer producties zouden worden meegezonden,
wanneer zij wegens vakantie niet bereikbaar zou zijn en wat de gevolgen waren van
het meerderjarig worden van de dochter van klaagster.
5.7 Verweerster heeft juist en tijdig gehandeld door zich pas te onttrekken nadat
zich een nieuwe advocaat bij haar had gemeld, maar ook hierover heeft zij klaagster
onvoldoende geïnformeerd. Verweerster had direct na het verzoek van klaagster schriftelijk
moeten meedelen dat zij zich zou onttrekken zodra een opvolgend advocaat zich bij
haar had gemeld.
5.8 Doordat verweerster op diverse momenten belangrijke informatie en gemaakte afspraken
niet heeft vastgelegd, konden bij klaagster onduidelijkheid en verkeerde verwachtingen
ontstaan. De wijze waarop verweerster heeft gecommuniceerd voldoet dan ook niet aan
de maatstaven die van een zorgvuldig handelen advocaat mogen worden verwacht. De klachtonderdelen
b), e), f) en g) zullen in zoverre gegrond worden verklaard.
Klachtonderdeel c)
5.9 Tijdens de zitting van de raad heeft verweerster het volgende naar voren gebracht
over het verwijt dat zij geen afspraken met DAS heeft gemaakt over de vergoeding van
haar advocatenkosten. Anders dan in haar schriftelijke verweer is vermeld, is verweerster
van mening dat het tot haar taak behoort om met de rechtsbijstandverzekering van klaagster
te overleggen. Zij heeft erop gewezen dat zij wel degelijk overeenstemming had bereikt
met DAS over de vergoeding. In reactie op de door haar verstrekte informatie aan DAS
bij e-mails van 30 april 2021, heeft mevrouw [V] van DAS haar bij e-mail van dezelfde
dag het voorstel gedaan dat vooraf een fixed fee zou worden betaald van € 5.500,-
incl. BTW. Dit is ook telefonisch met mevrouw [V] zo afgesproken. Verweerster heeft
alleen de schriftelijke bevestiging van de gemaakte afspraken uitgesteld tot na haar
vakantie. Aangezien klaagster tijdens deze vakantie is overgestapt naar een andere
advocaat, heeft verweerster de schriftelijke bevestiging niet meer naar DAS gezonden.
5.10 De raad kan niet vaststellen of verweerster inderdaad met DAS overeenstemming
heeft bereikt die alleen nog van de kant van verweerster schriftelijk bevestigd moest
worden, aangezien de door verweerster genoemde e-mail van 30 april 2021 van DAS zich
niet bij de stukken bevindt. Wat hier ook van zij, gedragsregel 17 lid 2 schrijft
voor dat een advocaat ervoor zorgdraagt dat bij het aanvaarden van de opdracht duidelijke
afspraken zijn gemaakt over zijn honorarium, de doorbelasting van kosten, en de wijze
van declareren. Dit betekent dat het op de weg van verweerster had gelegen om bij
aanvang van haar werkzaamheden of in ieder geval direct daarna, duidelijkheid te geven
over de financiering daarvan. Uit de overgelegde stukken en hetgeen klaagster naar
voren heeft gebracht is voor de raad voldoende komen vast te staan dat verweerster
bij klaagster een misverstand heeft laten bestaan over de vergoeding van haar werkzaamheden.
Daarmee heeft verweerster in strijd met gedragsregel 17 lid 2 gehandeld en dit kan
haar tuchtrechtelijk worden verweten. Klachtonderdeel c) zal om die reden gegrond
worden verklaard.
Klachtonderdeel d)
5.11 In dit klachtonderdeel wordt verweerster verweten dat zij geen urenspecificatie
heeft overgelegd. Vaststaat dat klaagster verweerster in haar e-mail van 3 juni 2021
daar wel om heeft verzocht. Eveneens staat vast dat verweerster deze urenspecificatie
pas op 24 augustus 2021 in het kader van de klachtprocedure heeft toegezonden. Naar
het oordeel van de raad had verweerster direct aan het verzoek van klaagster moeten
voldoen. Klachtonderdeel d) zal dan ook gegrond worden verklaard.
6 MAATREGEL
6.1 De klachtonderdelen c) en d) zijn gegrond en de klachtonderdelen b), e), f) en
g) zijn gegrond voor zover zij de kwaliteit van de communicatie van verweerster betreffen.
De raad is van oordeel dat het verweerster heeft ontbroken aan een goede, heldere
communicatie met haar cliënt. Dit is een ernstig verwijt aan het adres van verweerster.
Mede gezien haar aanzienlijke tuchtrechtelijk verleden acht de raad oplegging van
de maatregel van berisping passend en geboden.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet verweerster op grond
van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van €
50,- aan haar vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is
geworden. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer
schriftelijk aan verweerster door.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van
artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 50,- aan forfaitaire reiskosten van klaagster,
b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
c) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerster moet het bedrag van € 50,- aan forfaitaire reiskosten binnen vier
weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klaagster. Klaagster
geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk
aan verweerster door.
7.4 Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en
c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden,
overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 0790 00, BIC: INGBNL2A, Nederlandse
Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline"
en het zaaknummer 22-562/AL/562.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart klachtonderdelen c) en d) gegrond en de klachtonderdelen b), e), f) en
g) deels gegrond;
- verklaart klachtonderdeel a) ongegrond en de klachtonderdelen b), e), f) en g) deels
ongegrond;
- legt aan verweerster de maatregel van berisping op;
- veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klaagster,
op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse
Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.
Aldus beslist door mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, mrs. E.H.M. Harbers, P.Th. Mantel, A.W. Siebenga en M.W. Veldhuijsen leden, bijgestaan door mr. W.E. Markus-Burger als griffier en uitgesproken in het openbaar op 17 april 2023.
Griffier
Voorzitter
Verzonden d.d. 17 april 2023