ECLI:NL:TADRARL:2023:64 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-351/AL/MN
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2023:64 |
---|---|
Datum uitspraak: | 20-03-2023 |
Datum publicatie: | 22-03-2023 |
Zaaknummer(s): | 22-351/AL/MN |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Naar het oordeel van de raad heeft verweerster onvoldoende duidelijk met klager gecommuniceerd over de mogelijkheid om cassatie in te stellen en dat zij hem daar niet in kon bijstaan. Daarnaast heeft verweerster onvoldoende adequaat gereageerd op verschillende berichten van klager over de stand van zaken en de te nemen vervolgstappen. Dat zij veel telefonisch contact met klager heeft gehad, is door verweerster niet met stukken, waaronder urenstaten of telefoonnotities, onderbouwd. Klacht gegrond. Waarschuwing. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 20 maart
2023
in de zaak 22-351/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 6 april 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement
Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 28 april 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 1373054/FB/SD van
de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 5 december 2022. Daarbij
waren klager en verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op
de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. Ook heeft de raad kennisgenomen
van de e-mail met bijlagen van verweerster van 17 november 2022.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op
de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.1 Verweerster heeft klager, als opvolgend advocaat, bijgestaan nadat op 10 januari
2019 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een eindbeschikking is afgegeven over
de gevolgen van de echtscheiding.
2.2 Op 21 januari 2019 heeft een telefoongesprek en op 24 januari 2019 een intakegesprek
op kantoor plaatsgevonden tussen klager en verweerster. In haar e-mail van 24 januari
2019 om heeft verweerster de met klager gemaakte afspraken bevestigd. In dit kader
heeft zij onder meer geschreven:
Werkzaamheden:
Je hebt vorige week de uitspraak van het Gerechtshof ontvangen m.b.t. de omgang met de kinderen en de partner/kinderalimentatie. Je vraagt je af of er nog iets aan te doen is en op welke manier. Verder zijn er vragen over de werkwijze van je vorige advocaat en over wat er nog moet worden gedaan ter uitvoering van de door het Gerechtshof gegevens beslissing.
Ik zal je een aantal vragen doorgeven die je aan je vorige advocaat kunt voorleggen en daarna het dossier bij deze advocaat opvragen. Na ontvangst van dit dossier zal ik me op basis daarvan alsmede op basis van onze bespreking een beeld vormen van de situatie en je laten weten welke mogelijkheden ik zie om verandering in de situatie te brengen. (…)
Communicatie:
Het is van belang dat wij over en weer goed op de hoogte zijn van de relevante ontwikkelingen en informatie. Ik verzoek je dan ook me zo goed mogelijk te informeren. Ik zal dat van mijn kant ook doen. Ik werk zonder secretaresse. Dit brengt met zich mee dat ik niet altijd de telefoon kan beantwoorden. Wel is het altijd mogelijk een voice-mail in te spreken of een e-mail te sturen. Indien nodig neem ik dan contact op. Je gaf aan vanwege je reis naar Zuid Amerika de komende weken niet of moeilijk per mail bereikbaar te zijn. Ik gaf je mijn mobiele nummer zodat we in elk geval per WhatsApp kunnen communiceren. (…)
In een volgende e-mail diezelfde dag heeft verweerster aan klager gemeld wat hij nog vóór zijn vakantie moet doen om de beschikking van het gerechtshof uit te voeren. Klager heeft diezelfde dag per e-mail de aan verweerster verstrekte opdracht bevestigd en daarin ook laten weten dat hij aan zijn verplichtingen had voldaan.
2.3 In een aantal WhatsApp-berichten van eind maart 2019 heeft klager aan verweerster
laten weten dat hij niet weet waar hij staat, dat hij geen contact met haar kan krijgen
terwijl afgesproken was dat zij op 21 maart 2019 een gesprek zouden hebben. Daarop
heeft verweerster aan klager laten weten dat zij door haar eerdere ziekte erg druk
was maar dat zij klager snel zal informeren.
2.4 In zijn e-mail van 18 april 2019 heeft klager aan verweerster gevraagd of zij
het dossier al van zijn eerdere advocaat heeft ontvangen en wat de stand van zaken
is. Daarop heeft verweerster diezelfde dag aan klager laten weten dat zij aan die
advocaat een herinnering zal sturen. In de loop van april 2019 heeft verweerster het
dossier ontvangen.
2.5 In verschillende WhatsApp-berichten in de periode medio mei tot begin juni 2019
heeft klager aan verweerster gevraagd naar de nodige vervolgstappen. Verweerster heeft
daarop een aantal keer per WhatsApp gereageerd en toegezegd dat zij snel actie zal
ondernemen.
2.6 Na overleg met klager heeft verweerster op 4 juni 2019 een e-mail aan de advocaat
van de wederpartij gestuurd. Daarin heeft zij namens klager de wederpartij gesommeerd
om een bewijs van het door de wederpartij ingediende pensioenvereveningsformulier
te overleggen, op grond van de beschikking van het gerechtshof een bedrag van € 6.421,-
aan klager te betalen, alsmede een bedrag van € 20.000,- aan klager te betalen als
schadevergoeding voor zijn door de wederpartij verwijderde inboedel, en hierop binnen
twee dagen te reageren.
2.7 In zijn e-mail van 14 juli 2019 heeft klager aan verweerster laten weten dat hij
nog steeds niet weet waar hij staat ten aanzien van de kinderalimentatie, zijn vorderingen
op zijn ex-partner en het pensioen en dat hij wil weten wat de stand van zaken is.
Per WhatsApp-bericht van 17 juli 2019 heeft verweerster aan klager laten weten dat
zij hem daarover de volgende dag zal mailen. Dat is niet gebeurd.
2.8 Per e-mail van 19 augustus 2019 heeft klager aan verweerster gevraagd wat verweerster
gaat doen als de wederpartij niet gaat reageren op de sommatie van 4 juni 2019. In
verschillende WhatsApp-berichten in de periode eind augustus tot en met half oktober
2019 heeft klager telkens opnieuw aan verweerster gevraagd om hem te informeren over
de voortgang en daarbij vermeld dat de onzekerheid hem veel stress geeft.
2.9 In zijn WhatsApp-bericht van 15 oktober 2019 heeft klager aan verweerster gemeld
dat de wederpartij loonbeslag heeft gelegd. Daarop heeft verweerster die dag aan klager
gevraagd om haar die stukken te sturen, zodat zij daarna voor klager gerechtelijke
opheffing van het beslag kan verzoeken.
2.10 Per e-mail van 17 oktober 2019 heeft verweerster aan klager laten weten dat zij
zich door omstandigheden moet terugtrekken als zijn advocaat. Zij heeft klager geadviseerd
om een andere advocaat voor bijstand te zoeken, onder meer om een opheffingsprocedure
te starten van het loonbeslag.
3 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
niet op te komen voor de belangen van klager, onder meer door onvoldoende actie in
zijn dossier te ondernemen.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft onder meer het volgende verweer gevoerd.
4.2 Tijdens de bespreking van 24 januari 2019 heeft zij met klager besproken dat zijn
echtscheidingszaak door de uitspraak in hoger beroep was afgerond. Toen is niet besproken
dat er cassatie door verweerster zou worden ingesteld. Klager heeft haar dat ook nooit
gevraagd, terwijl het instellen van cassatie in haar optiek ook niet de aangewezen
weg was om het pensioengat van klager op te lossen. Met klager heeft zij toen duidelijk
afgesproken welke acties hij op korte termijn, nog voor zijn komende vakantie, moest
ondernemen om aan de beschikking te voldoen. Dat heeft klager voor zijn vakantie gedaan.
4.3 Volgens verweerster is zij vooral door klager ingeschakeld om op afstand met hem
mee te kijken of zich in de tijd daarna een mogelijkheid zou voordoen om de situatie
ten aanzien van de alimentatie en de omgang ten gunste van klager te wijzigen. Zij
zou klager daarnaast ook adviseren over hoe hij het beste met de betrokken instanties,
zoals jeugdzorg, kon omgaan. Volgens verweerster volgen deze afspraken zo ook uit
haar opdrachtbevestiging van 24 januari 2019 en uit de daarna met klager gevoerde
gesprekken.
4.4 Omdat klager haar bleef benaderen over de afhandeling van de echtscheidingsbeschikking
van het gerechtshof, heeft zij hem daarin nog wel wat bijgestaan. Zo heeft zij op
verzoek van klager een kort sommatiemailtje aan de advocaat van de wederpartij gestuurd.
Ook heeft zij het echtscheidingsdossier van klager op zijn verzoek bij zijn eerdere
advocaat opgevraagd. Nadat zij dat omvangrijke dossier had ontvangen, heeft zij met
klager afgesproken dat zij dit dossier niet zou doornemen om kosten te besparen. Klager
heeft het dossier daarna opgehaald.
4.5 Toen na het gelegde loonbeslag snel voor klager gehandeld moest worden, heeft
zij klager laten weten dat zij hem daarin niet kon bijstaan. Daarop heeft zij zich
onttrokken als zijn advocaat en klager geadviseerd om voor een eventueel executiegeschil
een andere advocaat te zoeken. Hiermee heeft zij in het belang van klager en op zorgvuldige
wijze gehandeld, aldus verweerster.
5 BEOORDELING
Toetsingsmaatstaf
5.1 In deze zaak gaat het om de vraag of verweerster de belangen van klager heeft
behandeld met voldoende zorg voor de belangen van klager, zoals is bedoeld in artikel
46 van de Advocatenwet. De raad neemt bij de beoordeling het volgende in aanmerking.
5.2 De raad heeft als tuchtrechter mede tot taak om de kwaliteit van de dienstverlening
te beoordelen als daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling houdt de tuchtrechter
rekening met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop
hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van
de zaak kan komen te staan.
5.3 De vrijheid die de advocaat daarbij heeft is niet onbeperkt. Die vrijheid wordt
begrensd door de eisen die aan de advocaat worden gesteld als opdrachtnemer in de
uitvoering van datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.
Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van
een ‘redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden’ mag worden verwacht. Daarbij wordt opgemerkt dat binnen de beroepsgroep, wat betreft
de vaktechnische kwaliteit, geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde
professionele standaarden. De raad toetst daarom of verweerster heeft gehandeld met
de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in
de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.
5.4 Verder geldt dat de tuchtrechter bij de toetsing aan de normen die uit artikel
46 Advocaten volgen, ook de kernwaarden zal betrekken, zoals omschreven in art. 10a
Advocatenwet. De tuchtrechter is niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels
zijn, gezien het open karakter van de wettelijke norm, ter invulling wel van belang.
Heeft verweerster voldaan aan haar informatie- en zorgplicht richting klager?
5.5 De raad stelt voorop dat uit de hiervoor genoemde maatstaf volgt dat een advocaat
als opdrachtnemer regie behoort te voeren en duidelijk met de cliënt moet blijven
communiceren over de omvang en inhoud van de door de advocaat te verrichten werkzaamheden
en de voortgang daarin. Gedragsregel 16 vereist dat belangrijke afspraken schriftelijk
aan de cliënt worden bevestigd om misverstanden daarover achteraf met die cliënt te
voorkomen. Het bewijsrisico daarvan ligt bij de advocaat.
5.6 Volgens de opdrachtbevestiging van 24 januari 2019 heeft klager aan verweerster
gevraagd of hij nog iets aan de beslissing van het gerechtshof van 10 januari 2019
kon doen en hoe, en wat hij nog moest doen om uitvoering te geven aan die beslissing.
Noch in haar opdrachtbevestiging, noch in latere correspondentie met klager, heeft
verweerster aan klager laten weten dat hij nog tot en met 9 april 2019 cassatie kon
instellen. Naar het oordeel van de raad had verweerster als deskundig advocaat in
elk geval de cassatiemogelijkheid en cassatietermijn met klager moeten bespreken.
Dat klager haar niet specifiek naar de mogelijkheid van cassatie heeft gevraagd, zoals
verweerster ter zitting heeft aangevoerd, kan hem als juridische leek niet worden
tegengeworpen. Voor zijn juridische mogelijkheden heeft hij zich volgens de opdrachtbevestiging
juist tot verweerster gewend. Verweerster heeft tijdens de zitting verder aangevoerd
dat zij cassatie ook niet met klager heeft besproken omdat zij dat in zijn geval niet
zinvol vond en aannam dat zijn eerdere advocaat klager al op de optie van cassatie
had gewezen. Nog daargelaten de verantwoordelijkheid van de vorige advocaat van klager,
had verweerster naar het oordeel van de raad ook een eigen verantwoordelijkheid om
klager op zijn juridische mogelijkheden te wijzen, waaronder het instellen van cassatie,
en haar visie daarover schriftelijk aan hem moeten bevestigen. Dat heeft verweerster
niet gedaan waardoor zij naar het oordeel van de raad over deze voor klager belangrijke
kwestie onvoldoende duidelijk met hem heeft gecommuniceerd.
5.7 Daarnaast heeft verweerster naar het oordeel van de raad onvoldoende adequaat
gereageerd op de verschillende WhatsApp-berichten van klager in de periode maart-oktober
2019, waarin hij telkens vroeg naar de stand van zaken en de door verweerster te nemen
vervolgstappen. Uit de stukken is de raad gebleken dat verweerster op 4 juni 2019
namens klager één sommatie aan de advocaat van de wederpartij heeft gestuurd. Dat
verweerster daarvoor en daarna telefonisch veel contact met klager heeft gehad over
de stand van zaken en voortgang, zoals zij ter zitting heeft aangevoerd, is door klager
betwist. Stukken waarmee dat standpunt van verweerster mogelijk kunnen worden onderbouwd,
zoals urenstaten of telefoonnotities, ontbreken in het klachtdossier. Voor de raad
is dan ook niet komen vast te staan dat verweerster binnen een redelijke termijn op
de relevante vragen van klager heeft gereageerd. Voor zover die vragen volgens verweerster
buiten de aan haar verstrekte opdracht vielen, dan had zij ook haar standpunt daarover
duidelijker met klager moeten communiceren. Ook daarvan is de raad uit de stukken
niet gebleken.
5.8 Op grond van het voorgaande is de raad van oordeel dat verweerster in haar informatie-
en communicatieplicht richting klager is tekortgeschoten. Dat is niet zoals van een
zorgvuldig handelend advocaat mag worden verwacht en is tuchtrechtelijk verwijtbaar
richting klager. De raad zal de klacht dan ook gegrond verklaren.
6 MAATREGEL
Omdat de klacht gegrond wordt verklaard, komt aan de orde of aan verweerster een maatregel
moet worden opgelegd en zo ja, welke. Gezien de ernst van de verweten gedraging aan
de ene kant, maar het ontbreken van een tuchtrechtelijk verleden bij verweerster aan
de andere kant, is de raad van oordeel dat bij wijze van zakelijke terechtwijzing
de maatregel van waarschuwing passend en geboden is.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel
46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden
binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen
twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster
door.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van
artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 25,- aan forfaitaire reiskosten van klager,
b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
c) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerster moet het bedrag van € 25,- aan forfaitaire reiskosten binnen vier
weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klager. Klager
geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk
aan verweerster door.
7.4 Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en
c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden,
overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 0790 00, BIC: INGBNL2A, Nederlandse
Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline"
en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerster de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager,
op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.1;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de reiskosten van € 25,- aan klager, op
de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse
Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.
Aldus beslist door mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, mrs. W.W. Korteweg, K.F.
Leenhouts, Y.M. Nijhuis, S.J. de Vries, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn
als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 20 maart 2023.
griffier
voorzitter
Verzonden d.d. 20 maart 2023