ECLI:NL:TADRARL:2023:63 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-589/AL/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2023:63
Datum uitspraak: 20-03-2023
Datum publicatie: 22-03-2023
Zaaknummer(s): 22-589/AL/MN
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Verweerder is tekortgeschoten in de communicatie met klager over het belang van tijdige ondertekening van de vaststellingsovereenkomst en hij heeft daarmee de belangen van klager geschaad. Bij het bepalen van de maatregel betrekt de raad de rol van klager in de gang van zaken. Klager ging tijdens onderhandelingen met zijn werkgever over de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst op vakantie en hield zich vervolgens onbereikbaar. Daarmee maakte hij het verweerder erg lastig om diens taak als belangenbehartiger goed te kunnen uitvoeren. Dat de kwestie nadelig heeft uitgepakt voor klager is dus niet uitsluitend te wijten aan het handelen van verweerder. Waarschuwing.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 20 maart 2023
in de zaak 22-589/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:

klager
over
verweerder

1 INLEIDING
1.1 Verweerder heeft klager bijgestaan in een arbeidsrechtelijke kwestie. Klager verwijt verweerder dat hij hem onvoldoende heeft geadviseerd. Verweerder heeft dit betwist. Volgens verweerder heeft hij klager voldoende uitleg gegeven. De gang van zaken is volgens verweerder vooral bepaald door de keuze van klager om op vakantie te gaan en zich tijdens zijn vakantie onbereikbaar te houden.
1.2 De raad zal eerst het verloop van de procedure, de feiten waarop deze beslissing is gegrond en de klacht op een rij zetten. Daarna zal de raad de klacht beoordelen en ingaan op de door beide partijen aangevoerde argumenten.

2 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
2.1 Op 29 september 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
2.2 Op 20 juli 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1529031 van de deken ontvangen.
2.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 6 februari 2023. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
2.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 2.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5.

3 FEITEN
3.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
3.2 Verweerder heeft klager bijgestaan in een arbeidszaak waarin de werkgever wilde komen tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst van klager. Verweerder was opvolgend advocaat en heeft op 13 april 2021 de zaak overgenomen.
3.3 Op 16 april 2021 heeft verweerder aan de werkgever laten weten dat klager niet bereid was om mee te werken aan beëindiging van het dienstverband. 
3.4 In de reactie van de werkgever van 21 april 2021 is, zakelijk weergegeven, uiteengezet wat er volgens de werkgever schortte aan het functioneren van klager. De werkgever heeft aangekondigd een verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst in te zullen dienen.
3.5 Verweerder heeft het bericht van de werkgever doorgestuurd naar klager. Hij heeft daarbij aan klager laten weten dat de werkgever volgens hem onvoldoende argumenten had voor een succesvolle ontbindingsprocedure, maar dat altijd het risico bestaat dat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst niettemin ontbindt. Verweerder heeft geschreven dat het misschien beter is het niet aan te laten komen op een procedure.
3.6 Op 3 juni 2021 heeft verweerder een bedrag van € 2.530,41 bij klager in rekening gebracht. De declaratie is gespecificeerd.
3.7 Op 28 juni 2021 heeft de advocaat van de werkgever aan verweerder laten weten dat het verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst zou worden ingediend bij de kantonrechter. De advocaat van de werkgever verzocht daarbij om opgave van verhinderdata. 
3.8 Verweerder heeft per e-mail van 29 juni 2021 verhinderdata, waaronder de periode van 2 tot en met 18 augustus 2021, doorgegeven aan de advocaat van werkgever.
3.9 Op 29 juni 2021 heeft verweerder klager, naar aanleiding van een eerder tussen hen gevoerd telefoongesprek, laten weten dat hij de werkgever had gevraagd een ultiem bod te doen.
3.10 Verweerder heeft het verzoekschrift bij brief van 7 juli 2021 aan klager doorgestuurd. Verweerder heeft in de begeleidende brief geschreven dat hij contact zou opnemen om het stuk te bespreken. Verweerder heeft vervolgens een link van klager ontvangen voor een digitale bespreking van het verzoekschrift.
3.11 Bij e-mail van 7 juli 2021 heeft de advocaat van werkgever aan verweerder een voorstel voor een regeling ter beëindiging van de arbeidsovereenkomst gestuurd.
3.12 Op 8 juli 2021 heeft verweerder een bedrag van € 359,98 bij klager in rekening gebracht. De declaratie is gespecificeerd.
3.13 Verweerder heeft op 8 juli 2021 het voorstel van de werkgever doorgestuurd naar klager. In zijn bericht heeft verweerder aangekondigd dat klager die dag het “complete verzoekschrift” dat door de werkgever was ingediend zou ontvangen. Verweerder stelde daarbij voor om de kwestie de volgende dag telefonisch te bespreken. Klager heeft per e-mail laten weten alsnog bereid te zijn tot overleg over een regeling.
3.14 Bij e-mail van 13 juli 2021 heeft de advocaat van werkgever laten weten dat werkgever op basis van het tegenvoorstel van klager bereid was het voorstel aan te passen. De wijzigingen waren in zes punten opgesomd. Het eerste van deze punten luidde als volgt:

“Einddatum blijft 1 november 2021. Nu de zitting gepland is op 19 augustus a.s. ligt een latere einddatum bij een uitgesproken ontbinding niet in de lijn der verwachting. ”

Verweerder heeft het bericht naar klager gestuurd met het voorstel om het telefonisch te bespreken.
3.15 Op 14 juli 2021 hebben verweerder en klager telefonisch met elkaar gesproken over splitsing van het aangeboden bedrag in een transitievergoeding en een vergoeding van advocaatkosten. Klager heeft dezelfde dag laten weten dat hij op het bericht zou terugkomen.
3.16 Bij e-mail van 16 juli 2021 heeft verweerder aan klager geschreven dat het niet lukte contact met hem te krijgen. Klager heeft hierop laten weten dat hij de voorgestelde transitievergoeding accepteerde, maar dat hij ook nog een aantal wijzigingen wenste alvorens hij volledig kon instemmen. Onder meer wenste klager vergoeding van advocaatkosten. Klager heeft verder weten dat hij van 18 juli tot en met 23 augustus op vakantie zou zijn en daarom de vaststellingsovereenkomst pas nadien kon ondertekenen.
3.17 De overeenstemming over beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 1 november 2021 tegen betaling van een transitievergoeding van € 21.000,- bruto en advocaatkosten van € 4.000,- is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst. Deze is op 22 juli 2021 ter ondertekening aan klager gezonden. Het bericht is in kopie ook naar verweerder gestuurd.
3.18 Per e-mail van 23 juli 2021 heeft verweerder aan de werkgever laten weten dat klager op vakantie was en na terugkomst van vakantie de vaststellingsovereenkomst zou ondertekenen en retourneren.
3.19 Bij bericht van 23 juli 2021 heeft verweerder aan klager gevraagd of het mogelijk was de vaststellingsovereenkomst op korte termijn te ondertekenen. Klager heeft hierop als volgt gereageerd: 

“Ik zie geen dringende noodzaak om [werkgever] tegemoet te komen. Ik ben momenteel met vakantie. In de week van 22 augustus kan [werkgever] de ondertekende vastellingsovereenkomst tegemoet zien. (…)”

3.20 Op 26 juli 2021 om 10.11 uur heeft verweerder als volgt gereageerd:

“Voor zover u geen dringende noodzaak ziet om aan het verzoek van [werkgever] te voldoen het volgende.

Een werknemer heeft het wettelijke recht om een vso binnen 2 weken na ondertekenen te verbreken. [Werkgever] zal het ontbindingsverzoek pas intrekken als die 14 dagen zijn verstreken. Als de zitting binnen die 14 dagen valt zal de zitting doorgaan. Daar zal ik dan naartoe moeten en dat zal extra kosten met zich meebrengen. Die extra kosten zullen bovenop de €.4.000,00 komen.

Graag verneem ik wanneer ik de door u getekende vso tegemoet kan zien. (…)”

3.21 Klager heeft als volgt op het bericht geantwoord:

“Met dank voor uw bericht, verwijs ik u gemakshalve naar uw bericht van vrijdag 23 juli jl. aan [werkgever] en uw Confrere (…) van de tegenpartij.

Hiermee sluit ik voor dit moment de zaak. Ik zal mij bij terugkomst verder beraden.”

3.22 Verweerder heeft vervolgens om 13.33 uur gevraagd of klager met zijn bericht bedoelt dat verweerder niet naar de zitting hoeft te gaan als de vaststellingsovereenkomst niet op tijd is ondertekend. Verweerder heeft op een later moment, uit het dossier blijkt niet wanneer precies, aan klager gevraagd om op zijn bericht te reageren.
3.23 Op 18 augustus 2021 heeft verweerder in een brief aan de kantonrechter geschreven dat klager hem geen opdracht heeft gegeven een verweerschrift op te stellen of om hem bij de zitting van 19 augustus 2021 bij te staan of te vertegenwoordigen.
3.24 Op de zitting op 19 augustus 2021, waarop het hiervoor in 3.7 bedoelde verzoekschrift is behandeld (althans behandeld zou worden) zijn klager en verweerder niet verschenen. 
3.25 Op 20 augustus 2021 is aan klager het verzoekschrift van de werkgever tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst betekend en is hij opgeroepen voor een nieuwe zitting op 30 augustus 2021.
3.26 De advocaat van de werkgever heeft klager voorts in een e-mail van 23 augustus 2021 bericht dat er een nieuwe zitting was bepaald op 30 augustus 2021.
3.27 Bij e-mail van 24 augustus 2021 aan verweerder heeft klager om opheldering gevraagd over de kwestie met de werkgever en de gang van zaken rondom het betekende verzoekschrift.
3.28 Op 25 augustus 2021 heeft verweerder een bedrag van € 1.109,61 bij klager in rekening gebracht. De declaratie is gespecificeerd.
3.29 Op 30 augustus 2021 heeft de zitting in aanwezigheid van klager plaatsgevonden. Verweerder was bij de zitting niet aanwezig. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst van klager per 1 oktober 2021 ontbonden en aan hem een transitievergoeding toegekend van € 20.740,52. Het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de kantonrechter vormt onderdeel van het klachtdossier.

4 KLACHT
4.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.
a) Verweerder heeft klager niet gewezen op de gevolgen van het niet (tijdig) ondertekenen van de vaststellingsovereenkomst.
b) Verweerder heeft nagelaten de werkgever op de hoogte te stellen van het feit dat klager niet in staat was de vaststellingovereenkomst te ondertekenen.
c) Verweerder heeft nagelaten om klager te informeren dat zijn werkgever een procedure was gestart. Hij heeft ook geen uitstel voor de mondelinge behandeling van 19 augustus 2021 gevraagd en geen verweerschrift ingediend. In plaats daarvan heeft verweerder de rechtbank geïnformeerd dat hij geen opdracht had om klager bij te staan.
d) Verweerder heeft niet gereageerd op het verzoek van klager om hem te informeren. Verweerder heeft nagelaten om klager te adviseren over de mondelinge behandeling van het verzoek tot ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst. Als gevolg hiervan heeft de uitspraak zeer nadelig uitgepakt voor klager.
e) Verweerder heeft excessief gedeclareerd.
f) Verweerder heeft zich onnodig grievend uitgelaten tegen klager.
Verweerder heeft klager geschoffeerd. Klager moest vaak op zijn tenen lopen om niet met verweerder in een stevig conflict te raken.
g) Verweerder heeft bij klager geen verhinderdata opgevraagd in verband met de planning van de zitting bij de kantonrechter.
4.2 De stellingen die klager aan de klacht ten grondslag heeft gelegd worden hierna, voor zover van belang, besproken.

5 VERWEER
5.1 Verweerder heeft de klacht betwist. Het verweer zal hierna, voor zover van belang, worden besproken.

6 BEOORDELING

Klachtonderdelen a) tot en met d)

Verweerder is tekortgeschoten in zijn advisering aan klager in de aanloop naar de zitting en tijdens de afwezigheid van klager

6.1 Klachtonderdelen a tot en met d gaan in de kern over de communicatie tussen verweerder en klager voorafgaand aan de zitting en, in het bijzonder, in de periode dat klager met vakantie was.
6.2 De klachtonderdelen zijn naar het oordeel van de raad gegrond.
6.3 Anders dan klager stelt heeft verweerder hem voldoende geïnformeerd dat de werkgever een procedure was gestart. Verweerder heeft het verzoekschrift immers naar klager gestuurd op 7 juli 2021. Verweerder heeft klager echter onvoldoende expliciet gewezen op de datum waarop de zitting was gepland. Die zittingsdatum zit een beetje verstopt in een bericht van de advocaat van de werkgever van 13 juli 2021 waarin het bovenal gaat om wijzigingen in het schikkingsvoorstel. De raad begrijpt dat klager over deze datum heen heeft gelezen, de raad deed dat aanvankelijk zelf ook. Verweerder is op dit punt onzorgvuldig geweest en de klacht is in zoverre gegrond.
6.4 Klager stelt naar het oordeel van de raad ook terecht dat verweerder hem onvoldoende heeft geïnformeerd over de gevolgen van het niet ondertekenen van de vaststellingsovereenkomst.
6.5 Verweerder heeft aangevoerd dat hij klager in zijn bericht van 26 juli 2021 (zie 3.20) heeft gewezen op de gevolgen van het niet tijdig ondertekenen van de vaststellingsovereenkomst. Het bericht is naar het oordeel van de raad echter niet specifiek en dringend genoeg. In het bericht had moeten staan dat de zitting op (donderdag) 19 augustus 2021 was gepland – en dus voor het moment dat klager voornemens was de ondertekende vaststellingsovereenkomst naar de werkgever te sturen (in de week van zondag 22 augustus). Verweerder had expliciet moeten uitleggen op welke datum de ondertekende vaststellingsovereenkomst uiterlijk bij de werkgever moest zijn om de zitting te voorkomen. Verweerder had ook moeten uitleggen wat er zou gebeuren als de ondertekende vaststellingsovereenkomst niet voor de zittingsdatum bij de werkgever zou zijn. Hij had onder meer moeten uitleggen dat de afspraken zouden vervallen, dat verweer voeren in dat geval aan te raden was en dat een verweerschrift nog niet was voorbereid of ingediend. Verweerder heeft dit niet gedaan en dat is onzorgvuldig en onbetamelijk en de klacht is in zoverre gegrond.
6.6 Uit het dossier blijkt dat verweerder tussen 26 juli en 19 augustus 2021 niet van klager vernam. Ergens in deze periode had verweerder naar het oordeel van de raad in overleg moeten treden met de werkgever over aanhouding van de verzoekschriftprocedure omdat klager enerzijds op vakantie en onbereikbaar was, maar anderzijds voornemens leek te zijn de vaststellingsovereenkomst te ondertekenen. Verweerder had op dat moment immers nog een advocaat-cliënt relatie met klager. Klager had de opdracht niet beëindigd – zo moet naar het oordeel van de raad het bericht van klager van 26 juli 2021 niet worden begrepen - en verweerder had zich niet onttrokken. Verweerder was dus gehouden om de belangen van klager te behartigen en dat belang was het vervallen van de vaststellingsovereenkomst te voorkomen. Voor zover het overleg met de werkgever niet tot uitstel zou leiden had verweerder bij de kantonrechter moeten vragen om uitstel van de zitting. Dat verweerder dit alles heeft nagelaten is onbetamelijk en onzorgvuldig en de klacht is in zoverre gegrond.
6.7 Verweerder wist dat klager vanaf (maandag) 23 augustus 2021 weer terug was van vakantie. Naar het oordeel van de raad had hij in die week contact moeten opnemen met klager om de stand van zaken, de vraag of zijn bijstand nog gewenst was en de mogelijkheden om de schade te beperken te bespreken. Verweerder heeft dit nagelaten en dat is onzorgvuldig en onbetamelijk jegens klager. Het verwijt dat verweerder klager niet heeft geadviseerd over de zitting op 30 augustus 2021 heeft gelet hierop geen zelfstandige betekenis, nog daargelaten dat uit het dossier niet blijkt of verweerder ervan op de hoogte was dat de behandeling op 19 augustus 2021 was aangehouden en dat een nieuwe zitting was gepland op 30 augustus 2021.

Klachtonderdeel e)

Verweerder heeft niet excessief gedeclareerd

6.8 Uit het dossier blijkt dat verweerder bij klager € 2.530,41 + € 359,98 + € 1.109,61 = € 4.000,- in rekening heeft gebracht en niet € 5.000,- zoals klager stelt. Een bedrag van € 4.000,- is naar het oordeel van de raad niet excessief voor de werkzaamheden die verweerder blijkens de specificaties van zijn facturen voor klager heeft verricht. Klachtonderdeel e is daarom ongegrond.

Klachtonderdeel f)

Niet kan worden vastgesteld dat verweerder klager onnodig heeft gegriefd

6.9 Uit de stukken in het klachtdossier blijkt niet dat verweerder zich onnodig grievend heeft uitgelaten over klager. Klager heeft dit klachtonderdeel onvoldoende feitelijk onderbouwd. Klachtonderdeel f is ongegrond.

Klachtonderdeel g)

Verweerder heeft wel rekening gehouden met de verhinderingen van klager

6.10 Verweerder heeft aangevoerd dat hij klager mondeling/telefonisch heeft gevraagd om verhinderdata. Klager heeft deze toen opgegeven. Dat blijkt volgens verweerder uit zijn bericht aan de wederpartij van 29 juni 2021. Daarin staat de periode van 2 tot en met 18 augustus 2021 als verhindering genoemd. Verweerder was in die periode niet afwezig, dus het kan niet anders dan dat het ging om de vakantie van klager.
6.11 De raad is van oordeel dat klager het verwijt dat hij verweerder hier maakt in het licht van het verweer onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd. Klachtonderdeel g is daarom ongegrond.

7 MAATREGEL
7.1 Verweerder is tekortgeschoten in de communicatie met klager over het belang van tijdige ondertekening van de vaststellingsovereenkomst en hij heeft daarmee de belangen van klager geschaad. De raad acht een maatregel daarom op zijn plaats.
7.2 Bij het bepalen van de maatregel betrekt de raad echter ook de rol van klager in de gang van zaken. Klager ging tijdens onderhandelingen met zijn werkgever over de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst op vakantie en hield zich vervolgens onbereikbaar. Daarmee maakte hij het verweerder erg lastig om diens taak als belangenbehartiger goed te kunnen uitvoeren. Dat de kwestie nadelig heeft uitgepakt voor klager is dus niet uitsluitend te wijten aan het handelen van verweerder. Alles overwegend acht de raad een waarschuwing passend.

8 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
8.1 Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.
8.2 Omdat de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 50,- aan reiskosten van klager,
b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
c) € 500,- kosten van de Staat.
8.3 Verweerder moet het bedrag van € 50,- aan reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klager. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.
8.4 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 0790 00, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart klachtonderdelen a tot en met d gegrond;
- verklaart klachtonderdelen e tot en met g ongegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klager, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 8.3;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 8.4.

Aldus beslist door mr. A.R. Creutzberg, voorzitter, mrs. A.C.H. Jansen, F.B.M. van Aanhold, E.M.G. Pouls en M. Tijseling, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar op 20 maart 2023. 

Griffier                                                                                                       Voorzitter

Verzonden d.d. 20 maart 2023