ECLI:NL:TADRARL:2023:388 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-745/AL/GLD
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2023:388 |
---|---|
Datum uitspraak: | 18-12-2023 |
Datum publicatie: | 13-02-2024 |
Zaaknummer(s): | 23-745/AL/GLD |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. derden, subonderwerp: Rechters |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. In het klachtdossier heeft de voorzitter geen opdrachtbevestiging of correspondentie over de vermeende toezeggingen aan klaagster aangetroffen dat verweerder haar arbeidszaak voor haar zou gaan doen. Daarin zit ook geen toevoeging(saanvraag). Gelet op de gemotiveerde betwisting door verweerder komen naar het oordeel van de voorzitter geen feiten of omstandigheden vast te staan waaruit blijkt dat klaagster erop had mogen vertrouwen dat verweerder haar zaak daadwerkelijk zou gaan doen. Kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 18 december 2023
in de zaak 23-745/AL/GLD
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) van 30 oktober 2023 met kenmerk K 22/144 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen. Ook heeft de voorzitter kennis genomen van de e-mail met bijlagen van 14 november 2023 van klaagster.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 In september en oktober 2022 heeft klaagster (het kantoor van) verweerder telefonisch
benaderd met het verzoek haar bij te staan in een arbeidsrechtelijk geschil.
1.2 Klaagster en verweerder hebben telefonisch contact gehad. Daarnaast heeft klaagster
een afspraak gehad op het kantoor van verweerder om de aanvraag van klaagster te bespreken.
1.3 Verweerder heeft vervolgens geen opdrachtbevestiging aan klaagster gezonden.
1.4 Op 10 november 2022 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door: de zaak van klaagster
niet (verder) in behandeling te nemen en haar over dat besluit niet te informeren.
Toelichting: Volgens klaagster heeft verweerder haar zaak niet inhoudelijk behandeld en haar aan
het lijntje gehouden. Ook heeft hij klaagster geen informatie verstrekt. Klaagster
stelt dat zij verweerder tweemaal telefonisch heeft gesproken. In het eerste gesprek
heeft hij haar verteld dat hij een toevoeging zou aanvragen en tijdens het tweede
gesprek vertelde hij dat de toevoeging was geregeld. Daarna heeft klaagster niets
meer van verweerder vernomen, ook niet dat hij haar niet kon bijstaan.
3 VERWEER
Het verweer van verweerder wordt, voor zover relevant, meegenomen in de beoordeling.
4 BEOORDELING
4.1 Het is vaste rechtspraak van het Hof van Discipline dat een advocaat zich dient
te onthouden van handelingen waardoor het vertrouwen in de advocatuur als zodanig
wordt geschaad, en zich te allen tijde dient te onthouden van een handelen of nalaten
dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Dergelijk handelen is immers in strijd met
de in artikel 46 van de Advocatenwet omschreven normen. Uitgangspunt is dat een advocaat
moet handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend
beroepsbeoefenaar mag worden verwacht.
4.2 Geen (rechts)regel verplicht een advocaat om een zaak aan te nemen.
4.3 Verweerder heeft toegelicht dat hij aan klaagster heeft uitgelegd dat hij haar
arbeidszaak niet kon en wilde doen, omdat hij op dat rechtsgebied niet over de vereiste
deskundigheid beschikt. Om die reden kon en mocht hij haar niet bijstaan, ook al wilde
zij dat wel. Dat hij klaagster zou hebben toegezegd dat hij haar zaak zou doen en
een toevoeging voor haar had aangevraagd, heeft verweerder betwist. Volgens verweerder
heeft hij helemaal geen dossier voor klaagster aangemaakt.
4.4 In het klachtdossier heeft de voorzitter geen opdrachtbevestiging of correspondentie
over de vermeende toezeggingen aan klaagster aangetroffen. Daarin zit ook geen toevoeging(saanvraag).
Gelet op de gemotiveerde betwisting door verweerder komen naar het oordeel van de
voorzitter geen feiten of omstandigheden vast te staan waaruit blijkt dat klaagster
erop had mogen vertrouwen dat verweerder haar zaak daadwerkelijk zou gaan doen.
4.5 Dit betekent dat verweerder tuchtrechtelijk geen verwijt kan worden gemaakt. De
klacht wordt dan ook kennelijk ongegrond verklaard.
BESLISSING
De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk
ongegrond.
Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 18 december 2023.
Griffier
Voorzitter
Verzonden d.d. 18 december 2023