ECLI:NL:TADRARL:2023:384 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-300/AL/OV
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2023:384 |
---|---|
Datum uitspraak: | 11-12-2023 |
Datum publicatie: | 12-02-2024 |
Zaaknummer(s): | 22-300/AL/OV |
Onderwerp: | Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van faillissementscurator |
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Verzet ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 11 december
2023
in de zaak 22-300/AL/OV
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter
van de raad van discipline van 20 juni 2022 op de klacht van:
klager
over
verweerder
gemachtigde: mr. [F]
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 23 november 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het
arrondissement Overijssel (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 7 april 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1610865 van de deken
ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 20 juni 2022 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad
(hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard.
1.4 Op 19 juli 2022 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 13 oktober 2023. Daarbij
waren klager en verweerder, bijgestaan door zijn gemachtigde, aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het
verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en
van het verzetschrift.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.
Ten aanzien van klachtonderdeel a)
2.2 Verweerder heeft onvoldoende duidelijk gemaakt in welke hoedanigheid mr. [M] namens hem heeft opgetreden. De beslissing van de voorzitter is op dat punt onjuist.
Ten aanzien van klachtonderdeel b)
2.3 De overweging van de voorzitter is onjuist. Klager heeft tijdens het gesprek met verweerder en mr. [M] aangegeven dat hij de stukken als bewijs van zijn vermogenspositie vertrouwelijk ter inzage zou geven en dat deze stukken niet in een procedure tegen hem gebruikt mochten worden. Verweerder is met die voorwaarde akkoord gegaan.
2.4 Tegen de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar
de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een
gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld
of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als
de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing
heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 Met betrekking tot klachtonderdeel a) sluit de raad zich aan bij de overweging
van de voorzitter. In aanvulling op de voorzittersbeslissing constateert de raad dat
klager in een e mail aan verweerder en mr. [M] van 17 augustus 2021 schrijft dat ‘u beiden uw rol als curator totaal niet heeft vervuld (…)’ en ‘nu u beiden dit niet heeft gedaan is er van uw handelwijze in deze zaak melding gemaakt
bij de deken van advocaten met het verzoek u beiden hier voor een berisping te geven.’ Ook uit de inhoud van die brief kan naar het oordeel van de raad worden afgeleid
dat er bij klager geen onduidelijkheid over de hoedanigheid van mr. [M] bestond.
4.3 Met betrekking tot klachtonderdeel b) heeft klager aangevoerd dat hij op 8 juni
2021 in een gesprek met verweerder en mr. [M] heeft aangegeven dat zij de door hem
overgelegde stukken niet in een procedure mochten gebruiken, met welke voorwaarde
verweerder akkoord is gegaan. Als bijlage bij zijn verzetschrift heeft klager een
schriftelijke verklaring van een getuige overgelegd. Deze getuige zou deze stelling
van klager kunnen bevestigen omdat hij ook bij dit gesprek aanwezig zou zijn geweest.
De raad is van oordeel dat de juistheid van deze stelling - ook als de verklaring
van deze getuige in aanmerking wordt genomen - tegenover de gemotiveerde betwisting
daarvan door zowel verweerder als mr. [M], niet vast is komen te staan. Dat betekent
dat het oordeel van de voorzitter hierover juist is. De raad sluit zich daar bij aan.
Omdat de raad de schriftelijke verklaring van de getuige aan het dossier heeft toegevoegd,
is het horen van de getuige niet noodzakelijk. Het verzoek daartoe van klager wordt
daarom afgewezen.
4.4 De raad is op grond van het voorgaande van oordeel dat de door klager aangevoerde
verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf
toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van
het geval. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk
ongegrond verklaard. Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder
geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de
klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.H. van der Lecq, voorzitter, mrs. G.N. Paanakker en S.H.G. Swennen, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 11 december 2023.
Griffier
Voorzitter
Verzonden d.d. 11 december 2023