ECLI:NL:TADRARL:2023:365 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-242/AL/MN
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2023:365 |
---|---|
Datum uitspraak: | 18-12-2023 |
Datum publicatie: | 11-01-2024 |
Zaaknummer(s): | 23-242/AL/MN |
Onderwerp: | Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening |
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Verzetbeslissing. De klacht houdt in dat verweerder het strafdossier (in hoger beroep) van klager niet aan klager heeft verstrekt, ook niet na de beëindiging van de opdracht. De voorzitter heeft enkel beslist op het punt dat verweerder ná beëindiging van de opdracht het dossier niet aan klager (of een opvolgend advocaat) heeft gestuurd. Ten aanzien daarvan is de klacht kennelijk ongegrond verklaard, omdat verweerder geen zodanig verzoek had ontvangen, althans dat is niet komen vast te staan. De klacht zag volgens klager echter ook op de periode rond de overdracht van het dossier door de voormalige advocaat van klager aan verweerder. Ook toen heeft klager zijn dossier niet ontvangen. Daarop is door de voorzitter niet beslist. De raad doet dat alsnog en verklaart eerst dit deel van het verzet gegrond en vervolgens de klacht ongegrond. Het verzet wordt voor het overige ongegrond verklaard. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 18 december
2023
in de zaak 23-242/AL/MN
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter
van de raad van discipline van 5 juni 2023 op de klacht van:
klager
over
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 6 maart 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement
Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 31 maart 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 2226257 HH/SD van
de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 5 juni 2023 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad
(hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing
is op 5 juni 2023 verzonden aan partijen.
1.4 Op 6 juni 2023 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
Op 12 juni 2023 heeft klager een aanvulling op het verzetschrift aan de raad gezonden.
Op 29 augustus 2023 heeft klager aanvullende stukken aan de raad gezonden.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 23 oktober 2023. Daarbij
waren klager en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.6 Klager heeft al eerder een andere klacht tegen verweerder ingediend die betrekking
heeft op dezelfde onderliggende zaak. Die klachtzaak is bij de raad geadministreerd
onder zaaknummer 23-241/AL/MN en ook die klacht is door de voorzitter kennelijk ongegrond
verklaard. Van die beslissing is klager ook in verzet gekomen. Die verzetzaak is gelijktijdig
behandeld met deze verzetzaak
1.7 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het
verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en
van het verzetschrift een aanvulling daarop van klager.
2 FEITEN
Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van
de voorzitter.
3 VERZET
3.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een
gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld
of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als
de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing
heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
3.2 De gronden van het verzet houden - zo begrijpt de raad uit het verzetschrift en
de toelichting daarop door klager op de mondelinge behandeling - in dat de voorzitter
niet op de gehele klacht heeft beslist.
3.3 De klacht houdt in dat verweerder het strafdossier (in hoger beroep) van klager
niet aan klager heeft verstrekt, ook niet na de beëindiging van de opdracht. De voorzitter
heeft enkel beslist op het punt dat verweerder ná beëindiging van de opdracht het
dossier niet aan klager (of een opvolgend advocaat) heeft gestuurd. Ten aanzien daarvan
is de klacht kennelijk ongegrond verklaard, omdat verweerder geen zodanig verzoek
had ontvangen, althans dat is niet komen vast te staan. De klacht zag volgens klager
echter ook op de periode rond de overdracht van het dossier door de voormalige advocaat
van klager aan verweerder. Ook toen heeft klager zijn dossier niet ontvangen. Daarop
is door de voorzitter niet beslist.
3.4 De raad constateert dat er in de voorzittersbeslissing inderdaad geen beslissing
is genomen op het deel van de klacht dat ziet op afgifte van het dossier aan klager
nog vóór beëindiging van de opdracht. In zoverre is het verzet dan ook gegrond. De
raad zal hierna dat deel van de klacht alsnog beoordelen.
3.5 Voor zover de beslissing betrekking heeft op de periode ná beëindiging van de
opdracht heeft klager geen verzetsgronden aangevoerd of anderszins argumenten aangedragen
die tot de conclusie zouden kunnen leiden dat de voorzitter ten aanzien van dat deel
van de klacht een onjuiste maatstaf heeft gehanteerd of van onjuiste of onvolledige
feiten is uitgegaan. Ten aanzien van dat deel van de klacht zal de raad het verzet,
voor zover het verzet daarop ziet, ongegrond verklaren.
4 KLACHT
4.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in - zoals ook vermeld in de voorzittersbeslissing,
tegen de omschrijving waarvan het verzet zich niet richt - dat verweerder tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door het strafdossier
(in hoger beroep) niet aan klager te verstrekken, ook niet na beëindiging van de opdracht.
4.2 Zoals hiervoor reeds vermeld zal de raad nog oordelen over de klacht voor zover
die betrekking heeft op de periode vóór beëindiging van de opdracht. Dat deel ziet
erop dat de voormalig advocaat van klager, mr. K, in december 2021 verweerder heeft
verzocht de behandeling van de strafzaak in hoger beroep betreffende klager over te
nemen. Klager stelt hiervan niet op de hoogte te zijn geweest en zijn strafdossier
toen niet te hebben ontvangen.
5 VERWEER
5.1 Verweerder heeft tegen dat deel van de klacht aangevoerd dat hij klager via een
e-mailbericht van 10 december 2021 op de hoogte heeft gebracht dat hij de strafzaak
van klager van mr. K. had overgenomen. Diezelfde dag heeft verweerder zich als advocaat
van klager gesteld. Klager heeft op 15 december 2021 inhoudelijk op de e-mail van
10 december 2021 gereageerd, dus hij was wel degelijk ervan op de hoogte dat verweerder
zijn strafzaak van mr. K. had overgenomen.
5.2 Verweerder heeft van klager nimmer het verzoek gehad om het strafdossier aan klager
te verstrekken. Als klager verweerder om het dossier had gevraagd, had verweerder
dat zo spoedig mogelijk aan hem verstrekt. Zodra verweerder op de hoogte was van de
klacht, op 15 maart 2023, heeft hij dit opgevat als een verzoek om het dossier aan
klager te verstrekken. Diezelfde dag nog heeft verweerder het digitale dossier aan
klager ter beschikking gesteld.
6 BEOORDELING VAN DE KLACHT
6.1 De raad heeft uit het klachtdossier niet kunnen afleiden en door klager is ook
niet gesteld dat en zo ja wanneer hij verweerder om toezending van - of toegang tot
- het (digitale) strafdossier heeft verzocht. Verweerder heeft ook aangevoerd dat
daarvan nimmer sprake is geweest.
6.2 Bij overname van een dossier van een collega advocaat is een advocaat niet zonder
meer gehouden om de betreffende cliënt op dat moment diens dossier te doen toekomen.
Daarom is er geen sprake van klachtwaardig handelen, of in dit geval nalaten.
6.3 Dat klager niet op de hoogte zou zijn geweest van de overname van zijn zaak door
verweerder, strookt niet met het feit klager op 15 december 2021 inhoudelijk reageerde
op de e-mail van verweerder van 10 december 2021 waarin verweerder melding maakte
van die overname.
6.4 De raad zal (dit deel van) de klacht ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet deels gegrond, voor zover dat ziet op de periode vóór beëindiging
van de opdracht, en voor het overige ongegrond;
- verklaart de klacht voor zover die betrekking heeft op de periode voor beëindiging
van de opdracht ongegrond.
Aldus beslist door mr. A.R. Creutzberg, voorzitter, mrs. P.Th. Mantel en C.A.Th. Philipsen, leden, bijgestaan door mr. P.J. Meijerink als griffier en uitgesproken in het openbaar op 18 december 2023.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 18 december 2023