ECLI:NL:TADRARL:2023:339 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-970/AL/MN
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2023:339 |
---|---|
Datum uitspraak: | 13-11-2023 |
Datum publicatie: | 28-12-2023 |
Zaaknummer(s): | 22-970/AL/MN |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. De verklaart de klacht - onder meer over het poneren van onjuistheden - in alle onderdelen ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 13 november
2023
in de zaak 22-970/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
vertegenwoordiger: [B]
over
verweerster
gemachtigde: mr. [K]
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 4 januari 2022 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het
arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 13 december 2022 de heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1675493 van
de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 3 juli 2023. Daarbij waren
namens klaagster [B] (gemachtigde) en [van V] aanwezig. Ook waren verweerster en haar
gemachtigde aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op
de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5.4.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op
de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.1 Klaagster is een vennootschap en zij ontwikkelt onder meer software voor de bloemen-
en plantenbranche. Het bestuur van klaagster wordt gevormd door de heer [Van V], de
heer [V] en [De P] B.V. (eigenaar/bestuurder de heer [B]).
2.2 Op 19 februari 2018 heeft de vertegenwoordiger van klaagster een gesprek met de
directeur van het bedrijf Quattroplant gehad. Zij zijn overeengekomen dat Quattroplant
het plantenplatform koopt dat klaagster gaat ontwikkelen en dat Quattroplant daarbij
ook exclusiviteit in de plantenmarkt verkrijgt.
2.3 De afspraak is vastgelegd in een projectplan en er is afgesproken dat deze ook
juridisch vastgelegd zal worden door de advocaat van Quattroplant. Quattroplant heeft
vervolgens een stichting opgericht die formeel de opdrachtgever wordt van het project:
de Stichting ETP (verder te noemen ETP).
2.4 Verweerster staat ETP bij.
2.5 De overeenkomst (Turnkey Software Overeenkomst) tussen klaagster en ETP is op
20 december 2018 ondertekend (bijlage pag. 18-38 bij Dupliek).
2.6 Op 23 december 2020 heeft klaagster (via de heer [B]) in het kader van de overeenkomst
nader gemaakte afspraken en een stappenplan in een e-mail vastgelegd.
2.7 Bij brief van 21 januari 2021 zijn klaagster en haar bestuurders door ETP gesommeerd
en - kort gezegd - persoonlijk aansprakelijk gesteld wegens het niet nakomen van de
overeenkomst alsmede van het inbreuk maken op auteursrechtelijk beschermd materiaal.
2.8 Op 26 januari 2021 is rechterlijk verlof verleend tot het leggen van conservatoir
bewijsbeslag ten aanzien van klaagsters bestuurders.
2.9 Op 1 februari 2021 hebben partijen overleg gevoerd met elkaar.
2.10 Op 3 februari 2021 heeft verweerder (bewijs-)beslag laten leggen onder alle bestuurders
op hun thuisadressen waarbij tevens door de deurwaarder kopieën van de geheugens van
laptops en telefoons zijn gemaakt.
2.11 ETP heeft klaagster en de bestuurder persoonlijk gedagvaard in kort geding waarbij
door ETP staking van auteursrechtelijke inbreuk, inbreuk op bedrijfsgeheimen, nakoming
van de overeenkomst en inzage in de in beslag genomen zaken en overige met het beslag
samenhangende bescheiden is gevorderd.
2.12 In het kortgedingvonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 26 maart 2021 zijn
alle vorderingen van ETP afgewezen en is ETP veroordeeld in de kosten.
2.13 Bij brief van 1 april 2021 is klaagster door verweerster gesommeerd ervoor zorg
te dragen dat de broncode van de software binnen een week in de Azure-omgeving van
ETP is geplaatst zodat ETP c.q. de door haar aan te wijzen derden daar toegang toe
hebben.
2.14 Op 23 april 2021 is er namens ETP een hoger beroep dagvaarding uitgebracht tegen
het kortgedingvonnis. De mondelinge behandeling heeft op 12 november 2021 plaatsgevonden.
2.15 Op 3 mei 2021 is er namens ETP een dagvaarding uitgebracht in de bodemprocedure.
2.16 In deze beide stukken wordt de bestuurders hetzelfde verwijt gemaakt door ETP
als in de kort geding-dagvaarding.
2.17 Op 12 november 2021 heeft er een zitting in hoger beroep plaatsgevonden in het
door ETP ingestelde hoger beroep tegen het kortgedingvonnis.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) een sommatie te sturen waarvan zij vooraf al weet dat daaraan niet kan worden voldaan;
b) ondanks alle bewijzen en een uitspraak in kort geding van 26 maart 2021, in processtukken
onwaarheid te (blijven) stellen dat er tijdens de sommatie van geen buitensluiting
sprake was;
c) te volharden in het weigeren om te reageren op redelijke schikkingsvoorstellen;
d) ondanks andersluidende afspraken, acties van de gerechtsdeurwaarder voor te (laten)
bereiden om conservatoir (bewijs)beslag te leggen in de woonhuizen van haar bestuurders;
e) de voorzieningenrechter in het verzoekschrift tot het mogen leggen van conservatoir
(bewijs)beslag niet- of onvolledig te informeren over gemaakte afspraken om in overleg
te treden en het 'juridisch wapengekletter' achterwege te laten tot nader overleg;
f) bewust uit de context getrokken teksten en printscreens van onrechtmatig opgenomen
telefoongesprekken/video-calls als bewijs te gebruiken;
g) in randnummer 28 van het exploot van dagvaarding van 3 mei 2021 een onwaarheid
te vermelden dat de gerechtsdeurwaarder opdracht heeft gekregen om conservatoir (bewijs)beslag
te leggen op basis van drieëndertig (33) zoektermen, terwijl deze zoektermen niet
vermeld staan in het verlof tot het mogen leggen van conservatoir (bewijs)beslag;
h) een vermeerdering van eis in te dienen wegens een door klaagster beweerdelijk niet
afgesloten verzekering, terwijl namens klaagster is meegedeeld dat bedoelde verzekering
wel degelijk werd afgesloten.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd. De
raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 Deze zaak betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij. De maatstaf
die de raad bij de beoordeling daarvan aanlegt, is mede ingegeven door de kernwaarde
partijdigheid die een advocaat in acht behoort te nemen en houdt het volgende in.
Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te
behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid
is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich
niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten
mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat
bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij
niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts
dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het
feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan
op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid
daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het
voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient,
opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de
advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of
die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig
nadeel aan de wederpartij toebrengen
Klachtenonderdelen a), b), e), f) en h)
5.2 De raad ziet aanleiding om deze vier klachtonderdelen gezamenlijk te behandelen.
Al deze klachtonderdelen zien op het handelen van verweerder in - kort gezegd - de
procedures van klaagster tegen ETP, de cliënte van verweerster. Klaagster verwijt
verweerster dat zij in de processtukken onwaarheden heeft geponeerd, de rechter onvolledig
heeft geïnformeerd en onrechtmatig opgenomen gesprekken voor het bewijs heeft gebruikt.
Ook stelt klaagster dat verweerster een sommatie heeft gestuurd waarvan zij vooraf
al wist dat daaraan niet kon worden voldaan.
5.3 De raad overweegt hierover het volgende. Partijen, die met elkaar in een gerechtelijke
procedure verwikkeld raken, verschillen meestal van mening over wat de (relevante)
feiten zijn en hoe bepaalde stukken en gebeurtenissen moeten worden uitgelegd. Beide
partijen moeten in een gerechtelijke procedure de gelegenheid en vrijheid hebben om
- met behulp van hun advocaat - de eigen standpunten uit te leggen en zo goed mogelijk
te onderbouwen. Daarbij hoort ook dat iedere partij zijn standpunten onderbouwt met
de stukken die hij in dat kader relevant acht. Als de andere partij vindt dat juist
andere stukken relevant zijn, staat het die partij vrij de ontbrekende stukken zelf
in het geding te brengen. Vanzelfsprekend zijn de door de ene partij ingenomen standpunten
de andere partij niet welgevallig, maar dat betekent nog niet dat die geponeerde feiten
bewust onjuist zijn aangevoerd (en bovendien bewust onjuist door de advocaat verwoord).
De tuchtrechter geeft in beginsel geen oordeel over het civielrechtelijk geschil dat
partijen verdeeld houdt, maar toetst het handelen van verweerder aan de onder 5.1
genoemde maatstaf.
5.4 De raad is van oordeel dat in deze zaak niet kan worden vastgesteld dat verweerster
tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door feiten te poneren, waarvan zij de
onjuistheid kende of redelijkerwijs kon kennen. Hierbij acht de raad van belang dat
verweerster heeft betwist dat deze feiten onjuist zijn en van een aanleiding om aan
de juistheid van die door haar cliënte aangedragen feiten te twijfelen, is in onvoldoende
mate gebleken. Ook is ten slotte niet vast komen te staan dat verweerster een sommatie
heeft gestuurd waarvan zij vooraf wist dat daaraan door klaagster niet kon worden
voldaan. Dit wordt gesteld door klaagster, maar verweerster heeft aangevoerd dat klaagster
hieraan wel kon voldoen, maar er voor heeft gekozen om dat niet te doen. Bij die stand
van zaken kan de raad niet vaststellen dat dit verwijt van klaagster juist is.
5.5 Gelet op het voorgaande is de raad van oordeel dat niet vast is komen te staan
dat verweerster de haar toekomende (grote) vrijheid van handelen heeft overschreden.
Dat betekent dat deze klachtonderdelen ongegrond worden verklaard.
Klachtonderdeel c)
5.6 Klager verwijt verweerster dat zij niet is ingegaan op in de ogen van klaagster
redelijke schikkingsvoorstellen. De raad stelt voorop dat een advocaat daar waar mogelijk
en in het belang van haar cliënt voor ogen moet houden om een geschil door middel
van een schikking op te lossen. Dat volgt ook uit gedragsregel 5. Deze gedragsregel
behelst echter geen verplichting om tot een schikking te komen. Het gaat erom dat
een advocaat zich voldoende inzet om tussen partijen tot een oplossing te komen. Een
wederpartij kan dus niet verlangen dat een advocaat in elke situatie tracht een regeling
in der minne te treffen. Dit is ter vrije beoordeling van de advocaat en zijn cliënt.
Indien zij menen dat een regeling in der minne niet haalbaar is, kan de advocaat niet
door de wederpartij dan wel door de gedragsregels worden verplicht alsnog een regeling
in der minne te beproeven. Indien het niet lukt om een regeling te bereiken en de
cliënt wil procederen, is het alleszins gerechtvaardigd dat de advocaat aan die wens
van zijn cliënt tegemoetkomt.
5.7 Uit de stukken blijkt dat er tussen partijen overleg is gevoerd en dat er door
klaagster voorstellen tot een schikking zijn gedaan. Verweerster heeft hierover verklaard
dat haar cliënte deze voorstellen niet redelijk vond en dat de voorstellen van de
partijen ver uit elkaar lagen. Haar cliënte wilde slechts een regeling sluiten als
klaagster de broncode van het softwaresysteem in haar online-omgeving zou plaatsen.
Dit is door klaagster, geweigerd, aldus verweerster. Gelet op die omstandigheden is
de raad van oordeel dat het verweerster vrij stond om namens haar cliënte de schikkingsvoorstellen
af te wijzen. Zij heeft daarmee niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Dit klachtonderdeel
wordt daarom ongegrond verklaard.
Klachtonderdeel d)
5.8 Klaagster stelt dat verweerster in strijd met gemaakte afspraken, acties van de
gerechtsdeurwaarder voor heeft (laten) bereid(en) om conservatoir (bewijs)beslag te
leggen in de woonhuizen van haar bestuurders. Verweerster heeft betwist dat zulke
afspraken zijn gemaakt. De raad is van oordeel dat op grond van het klachtdossier
niet kan worden vastgesteld welke van deze lezingen van partijen over het bestaan
van deze afspraken juist is. Dat betekent ook dat niet kan worden vastgesteld dat
verweerster door haar handelen in strijd met gemaakte afspraken heeft gehandeld. De
raad concludeert op grond van het voorgaande dat niet is gebleken dat verweerster
tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Dit klachtonderdeel wordt daarom ongegrond
verklaard.
Klachtonderdeel g)
5.9 Klaagster verwijt verweerster dat zij in de dagvaarding van 3 mei 2021, onder randnummer 28, in strijd met de waarheid heeft vermeld dat de gerechtsdeurwaarder opdracht heeft gekregen om conservatoir (bewijs)beslag te leggen op basis van drieëndertig zoektermen, terwijl deze zoektermen niet vermeld staan in het verlof tot het mogen leggen van conservatoir (bewijs)beslag. Verweerster heeft hierover aangevoerd dat ze deze zin inderdaad abusievelijk in de dagvaarding heeft opgenomen. Voor de rechtbank zal het echter duidelijk zijn geweest dat deze zoektermen betrekking hebben op de inzagevordering en niet op het bewijsbeslag, omdat onder randnummer 29 wordt aangegeven dat het de bedoeling is dat de deurwaarder de "Gekopieerde data" doorzoekt en inzage verschaft in de "Bescheiden" en omdat de rechter in deze bodemprocedure alleen over de inzagevordering beslist, aldus verweerster. De raad constateert dat wat verweerster in deze passage in de dagvaarding heeft genoemd niet juist is. Niet is echter gebleken dat ze dit (bewust) heeft gedaan met de bedoeling om de rechter te misleiden. Gelet op de verdere inhoud van de dagvaarding was het voor de rechter duidelijk dat er sprake was van een verschrijving door verweerster en niet is gebleken dat klaagster door deze onjuiste zin in enig belang is geschaad. Dat betekent dat van verweerster van dit handelen geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Dit klachtonderdeel wordt daarom ook ongegrond verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.
Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht, voorzitter, mrs. H. van Katwijk, C.A.Th. Philipsen, E.M.G. Pouls en M. Tijseling, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 13 november 2023.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 13 november 2023