ECLI:NL:TADRARL:2023:33 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-398/AL/MN
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2023:33 |
---|---|
Datum uitspraak: | 20-02-2023 |
Datum publicatie: | 23-02-2023 |
Zaaknummer(s): | 22-398/AL/MN |
Onderwerp: | Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Klacht over eigen advocaat. Verweerster heeft de klacht gemotiveerd betwist. Klager heeft niet aannemelijk gemaakt dat verweerster (onder andere) onvoldoende bereikbaar was voor klager en dat zij de verdediging van klager niet met hem heeft besproken. Klacht in alle onderdelen ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 20 februari
2023
in de zaak 22-398/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 16 september 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het
arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 11 mei 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 1522844/FB/SD van
de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 9 januari 2023. Daarbij waren
klager en verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op
de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op
de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.1 Op 19 maart 2021 heeft de officier van justitie een verzoekschrift ingediend bij
de rechtbank Midden-Nederland met daarin het verzoek een zorgmachtiging als bedoeld
in artikel 6:4 Wvggz (Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg) ten aanzien van
klager te verlenen. Verweerster heeft klager in die procedure bijgestaan.
2.2 Op 3 april 2021 heeft klager verweerster en de rechtbank per e-mail laten weten
het niet eens te zijn met het verzoek.
2.3 Op 5 april 2021 heeft verweerster klager een e-mail gestuurd met de volgende inhoud:
"Geachte [klager],
Uw mail van zaterdag 3 april jl. heb ik in goede orde ontvangen, waarvoor mijn dank. Graag wens ik telefonisch met u in gesprek te gaan over de zorgmachtiging. Kan ik u op een telefoonnummer bereiken? Graag verneem ik dat nummer van u.
Met vriendelijke groet, [verweerster]”
2.4 Op 6 april 2021 heeft de mondelinge behandeling van het verzoekschrift plaatsgevonden
via Skype. Verweerster en de behandelaar van klager waren bij die mondelinge behandeling
aanwezig.
2.5 De rechtbank Midden-Nederland heeft op 6 april 2021 mondeling uitspraak gedaan
en een zorgmachtiging ten aanzien van klager verleend tot en met 6 oktober 2021.
2.6 Op 9 augustus 2021 heeft klager verweerster per e-mail laten weten in beroep te
willen gaan tegen de beslissing waarin de zorgmachtiging is verleend.
2.7 Op 11 augustus 2021 om 03.48 uur heeft klager verweerster nogmaals per e-mail
verzocht in beroep te gaan tegen de beslissing tot verlening van de zorgmachtiging.
2.8 Verweerster heeft klager op 11 augustus 2021 om 12.18 uur per e-mail als volgt
bericht:
“Geachte heer,
Ons kantoor is tussen 9:00 uur tot 17:00 uur open.
Ik ben heden tot 14.30 uur bereikbaar op dit nummer [telefoonnummer].”
2.9 In reactie op zijn e-mail van 9 augustus 2021 heeft verweerster per e-mail van
11 augustus 2021 om 12.53 uur aan klager gevraagd op welk telefoonnummer zij hem kon
bereiken.
2.10 Bij e-mail van 12 augustus 2021 heeft klager als volgt geantwoord op de e-mail
van verweerster van 11 augustus 2021 om 12.18 uur:
“Dat is nou net het probleem
Tegen de tijd dat ik wakker word door die rot medicatie die ze me dwingen te nemen slaap ik bijna de hele dag en tegen de tijd dat ik wakker word is jullie kantoor alweer dicht
Mijn nummer is [telefoonnummer]
Maar door die rot medicatie die ze me dwingen te nemen word ik meestal pas wakker rond 6uur”
2.11 Op 13 augustus 2021 heeft verweerster klager per e-mail bericht dat zij op vakantie
zou gaan. Zij heeft hem geadviseerd via de vertrouwenspersoon een klacht in te dienen
over de medicatie. Bij e-mail van 25 augustus 2021 heeft klager aangegeven dat de
zorgmachtiging moest worden beëindigd en dat zijn schade moest worden vergoed.
2.12 Bij e-mail van 29 augustus 2021 om 16.10 uur heeft verweerster klager bericht
dat zij hem die dag had geprobeerd te bellen, waarbij zij ervan uit was gegaan dat
hij op zondagmiddag wakker zou zijn. Verder heeft zij hem bericht dat zij geen rechtsmaatregelen
kon ondernemen tegen de zorgmachtiging, omdat deze door de rechtbank voor een bepaalde
termijn was verleend. Tot slot heeft verweerster klager aangeraden om, bij eventuele
klachten over (de dosering van) zijn medicatie, een klacht in te dienen via de SVP
of de vertrouwenspersoon.
2.13 Klager heeft deze e-mail diezelfde dag beantwoord en verweerster onder andere
gevraagd in beroep te gaan tegen de verlening van de zorgmachtiging.
2.14 Op 1 september 2021 heeft verweerster deze e-mail beantwoord en aangegeven verzet
te zullen instellen wanneer de zorgmachtiging zou worden verlengd.
2.15 Bij e-mail van 7 september 2021 heeft klager verweerster onder andere laten weten
het niet eens te zijn met de zorgmachtiging en ervan uit te gaan dat daartegen hoger
beroep was ingesteld.
2.16 Op 25 september 2021 heeft klager verweerster per e-mail verzocht hoger beroep
in te stellen tegen de zorgmachtiging.
2.17 Op 27 september 2021 om 14.22 uur heeft verweerster de volgende e-mail aan klager
gestuurd:
“Geachte [klager],
Ik zou het erg op prijs stellen om ofwel telefonisch contact te hebben ofwel op kantoor voor een gesprek.
Wij communiceren lang[s] elkaar heen, waardoor veel onduidelijkheden bestaa[n]. Ik heb inmiddels een verzoek tot Zm gekregen. Dat verzoek ga ik u zo mailen.
Hoger beroep is in deze fase niet mogelijk. Er mo[e]t eerst een uitspraak komen. Na de uitspraak kunt u in cassatie en niet in hoger beroep.
Wanneer schikt het u op kantoor af te spreken? Ik wil u ook bellen maar dan tussen 9 en 17 uur. Ik kan u niet o[m] 19 in de avond bellen helaas. […]”
Ook heeft verweerster klager op 27 september om 14.27 uur per e-mail het verzoek tot
het verlenen van een zorgmachtiging toegestuurd en daarbij vermeld dat zij de stukken
met hem wenste te bespreken, omdat hij zich tegen voortzetting van de zorgmachtiging
verzette.
2.18 Per e-mail van 2 oktober 2021 heeft verweerster klager laten weten dat de mondelinge
behandeling van het verzoek tot het verlenen tot een zorgmachtiging was gepland op
8 oktober 2021. Verweerster heeft klager in haar e-mail geadviseerd bij die zitting
aanwezig te zijn. Verder heeft verweerster klager gevraagd tien minuten vóór de zitting
aanwezig te zijn, zodat zij elkaar voorafgaand aan de zitting nog zouden kunnen spreken.
2.19 Op 5 oktober 2021 heeft klager verweerster per e-mail bericht dat hij wel naar
de zitting wilde komen, maar dat hij geen geld had voor de trein. Hierop heeft verweerster
hem op 6 oktober 2021 laten weten dat het fijn zou zijn als hij de zitting kon bijwonen.
Naar aanleiding van de reactie van klager van diezelfde datum dat hij op zoek was
naar vervoer, heeft verweerster hem per e-mail van 7 oktober 2021 verzocht om in ieder
geval telefonisch bereikbaar te zijn tijdens de zitting.
2.20 Op 8 oktober 2021 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek tot het verlenen
van een zorgmachtiging plaatsgevonden.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
1) in de procedure waarin een machtiging tot verlenen van verplichte zorg is verzocht,
de verdediging van klager niet met hem te bespreken, dan wel naar voren te brengen;
2) geen hoger beroep in te stellen tegen de beschikking van 6 april 2021, waarin de
zorgmachtiging is verleend;
3) geen contact met klager op te nemen naar aanleiding van zijn verzoek om bijstand
vanwege een mishandeling;
4) geen contact met klager op te nemen om het voorliggende verzoek tot verlenging
van de zorgmachtiging en het te voeren verweer met hem te bespreken;
5) slecht bereikbaar te zijn.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft zich gemotiveerd tegen de klacht verweerd. De raad zal hierna,
waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 Op grond van vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline dient de tuchtrechter
bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat
verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven
normen. Bij deze toetsing betrekt de tuchtrechter de kernwaarden zoals omschreven
in art. 10a Advocatenwet. De tuchtrechter is niet gebonden aan de gedragsregels, maar
die regels kunnen, gezien ook het open karakter van de wettelijke norm, daarbij wel
van belang zijn (direct of analoog). Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar
handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per
geval beoordeeld (Hof van Discipline 17 oktober 2016, ECLI:NL:TAHVD:2016:182).
5.2 Bij de beoordeling van de klacht geldt bovendien dat het in een tuchtprocedure
als deze in beginsel aan de klager is om feiten en omstandigheden te stellen en –
in geval van gemotiveerde betwisting – aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen
leiden dat de betrokken advocaat tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
Klachtonderdeel 1)
5.3 In dit eerste klachtonderdeel verwijt klager verweerster dat zij, in de procedure
waarin tot het verlenen van een zorgmachtiging is verzocht, de verdediging van klager
niet met hem heeft besproken of naar voren heeft gebracht.
5.4 Verweerster heeft aangevoerd dat zij klager op 5 april 2021 heeft gemaild met
de vraag op welk telefoonnummer hij bereikbaar was, zodat zij hem over de zorgmachtiging
kon spreken. Verweerster heeft die dag vervolgens via zijn casemanager telefonisch
contact met klager gehad en heeft de stukken met hem besproken. Tijdens de zitting,
die op 6 april 2021 plaatsvond via Skype, was klager niet bereikbaar.
5.5 Naar het oordeel van de raad is dit klachtonderdeel ongegrond. Gelet op de gemotiveerde
betwisting door verweerster en de omstandigheid dat klager zijn klacht niet nader
heeft onderbouwd, kan de raad niet vaststellen dat verweerster de verdediging van
klager niet met hem heeft besproken of naar voren heeft gebracht.
Klachtonderdeel 2)
5.6 Klager verwijt verweerster in dit klachtonderdeel dat zij geen hoger beroep heeft
ingesteld tegen de beschikking van 6 april 2021, waarin de zorgmachtiging is verleend.
5.7 Verweerster heeft in haar schriftelijke verweer van 22 december 2021 naar voren
gebracht dat klager haar pas op 9 augustus 2021 heeft verzocht hoger beroep in te
stellen tegen de beschikking waarin de zorgmachtiging is verleend. De termijn voor
het instellen van hoger beroep was op dat moment reeds verstreken.
5.8 De raad verklaart ook dit klachtonderdeel ongegrond. Verweerster heeft het verwijt
gemotiveerd betwist. De raad gaat uit van haar verklaring dat de termijn voor het
instellen van hoger beroep reeds was verstreken op het moment dat klager haar (op
9 augustus 2021) verzocht hoger beroep in te stellen. Klager heeft niet gesteld dat
de verklaring van verweerster op dit punt onjuist is. Dat haar standpunt niet klopt,
blijkt overigens ook niet uit het klachtdossier.
Klachtonderdeel 3)
5.9 In dit derde klachtonderdeel verwijt klager verweerster dat zij geen contact met
hem heeft opgenomen naar aanleiding van zijn verzoek om bijstand vanwege een mishandeling.
5.10 Verweerster heeft aangevoerd dat klager haar niet heeft gevraagd hem bij te staan
vanwege een mishandeling.
5.11 Klager heeft zijn stelling, dat hij verweerster heeft verzocht hem bij te staan
vanwege een mishandeling, niet onderbouwd met stukken. De raad kan, op basis van het
klachtdossier en wat er is besproken op de zitting van 9 januari 2023, niet vaststellen
dat klager verweerster heeft verzocht om bijstand vanwege een mishandeling. Dat maakt
dat ook dit klachtonderdeel ongegrond is.
Klachtonderdeel 4)
5.12 Daarnaast verwijt klager verweerster dat zij geen contact met hem heeft opgenomen
om het voorliggende verzoek tot verlenging van de zorgmachtiging en het te voeren
verweer met hem te bespreken.
5.13 Verweerster heeft in zijn algemeenheid naar voren gebracht dat de communicatie
met klager vaak wat moeizaam verliep, omdat hij – waarschijnlijk vanwege zijn medicatie
– een verstoord dag- en nachtritme had. Klager verzond zijn e-mails in de bewuste
periode vaak in de nachtelijke uren. Verweerster was op die momenten niet bereikbaar.
5.14 Verder heeft verweerster naar voren gebracht dat in september 2021 een nieuw
verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging is ingediend bij de rechtbank. Ook
in die procedure heeft verweerster meermalen per e-mail en telefoon contact met klager
gehad om de stukken met hem te bespreken en om hem voor te bereiden op de zitting
van 8 oktober 2021. Op de momenten dat klager niet bereikbaar was, heeft verweerster
met zijn casemanager overlegd. Bovendien heeft verweerster geprobeerd klager over
te halen om toch naar de zitting van 8 oktober 2021 te komen, omdat hij zich zo tegen
de zorgmachtiging verzette.
5.15 De raad kan, gelet op de gemotiveerde betwisting door verweerster en de inhoud
van het klachtdossier, niet vaststellen dat verweerster geen contact met klager heeft
opgenomen om het verzoek tot verlenging van de zorgmachtiging met hem te bespreken.
Ook dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.
Klachtonderdeel 5)
5.16 Tot slot verwijt klager verweerster dat zij slecht bereikbaar was.
5.17 De raad verwijst in dit kader allereerst naar het onder 5.13 weergegeven standpunt
van verweerster, waarin zij beschrijft dat het contact met klager moeizaam verliep
vanwege zijn verstoorde dag- en nachtritme. Klager heeft ter zitting van 9 januari
2023 erkend dat zijn dag- en nachtritme destijds verstoord was en heeft uitgelegd
dat dit waarschijnlijk te maken had met zijn medicatie.
5.18 Verweerster heeft zich verder op het standpunt gesteld dat zij meer dan de maximale
inzet heeft getoond om met klager te overleggen en om voor hem bereikbaar te zijn.
Zij heeft specifieke situaties en berichten genoemd waaruit dit blijkt. De raad leest
in de berichten van verweerster in het klachtdossier ook dat zij zich wel degelijk
heeft ingespannen om met klager te communiceren en zich te vergewissen van zijn standpunten.
5.19 De raad kan, op basis van het klachtdossier en hetgeen ter zitting naar voren
is gebracht, niet vaststellen dat verweerster onvoldoende bereikbaar was voor klager.
Daarom is ook dit klachtonderdeel ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.
Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht, voorzitter, mrs. W.W. Korteweg en A.W. Siebenga, leden, bijgestaan door mr. N.M. van Trijp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 20 februari 2023.
Griffier Voorzitter
Bij afwezigheid van mr. N.M. van Trijp
is deze beslissing ondertekend door
mr. M.M. Goldhoorn (griffier)
Verzonden d.d. 20 februari 2023