ECLI:NL:TADRARL:2023:326 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-598/AL/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2023:326
Datum uitspraak: 30-10-2023
Datum publicatie: 20-12-2023
Zaaknummer(s): 23-598/AL/MN
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. De voorzitter verklaart een klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 30 oktober 2023
in de zaak 23-598/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:

klager
over
verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 29 augustus 2023 met kenmerk 2150377 en van de in de aanbiedingsbrief en op de inventarislijst genoemde bijlagen.

1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Verweerder heeft de heer K. bijgestaan in een civiel geschil met klager over een koopovereenkomst ter zake een motorvoertuig (koop op afbetaling).
1.2 Bij dagvaarding van 22 januari 2022 is verweerder namens zijn cliënt bij de rechtbank Midden-Nederland, sector Kanton, een civiele procedure gestart tegen klager. Het betreft in de hoofdzaak een geldvordering, die meer specifiek ziet op ontbindingsschade en aanvullende schadevergoeding. In incident is verzocht om de door klager gelegde (derden)beslagen op te heffen, dan wel de tenuitvoerlegging te schorsen.
1.3 Op 26 januari 2022 heeft de rechtbank verstek tegen klager verleend, welk verstek door klager is gezuiverd.
1.4 Klager heeft op 28 maart 2022 in het incident geantwoord.
1.5 Bij vonnis in het incident van 4 mei 2022 zijn de incidentele vorderingen afgewezen en is bepaald dat de zaak weer op de rol zal komen voor conclusie van antwoord aan de zijde van klager.
1.6 Op 12 mei 2022 heeft verweerder bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland een verzoek ingediend tot het leggen van conservatoir beslag op de onroerende zaak van klager, welke beslag na verleend verlof is gelegd op 16 mei 2022 en vervolgens overbetekend is aan klager op 19 mei 2022.
1.7 In de periode 23 mei 2022 tot 26 januari 2023 hebben verweerder en klager gecorrespondeerd over opheffing van dit beslag.
1.8 Klager heeft op 30 mei 2022 een conclusie van antwoord in conventie tevens houdende eis in reconventie ingediend met 102 producties. Daarin heeft hij zich tevens beroepen op de onbevoegdheid van de kantonrechter.
1.9 Bij vonnis van 26 oktober 2022 is het verzoek van klager tot verwijzing naar de handelskamer afgewezen en is de zaak verwezen naar de rolzitting van 22 december 2022 voor conclusie van repliek in conventie en antwoord in reconventie.
1.10 Op 12 april 2023 heeft verweerder de conclusie van repliek in conventie tevens inhoudende conclusie van antwoord in reconventie tevens inhoudende akte vermeerdering/aanvulling van eis ingediend.
1.11 Op 17 november 2022 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) feitelijke informatie te verstrekken waarvan hij weet, althans behoort te weten, dat die onjuist is;
b) geen eerlijk proces te voeren door hem niet gelijktijdig een afschrift van een processtuk toe te zenden.

3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING
4.1 De voorzitter stelt voorop dat de klacht betrekking heeft op het handelen van de advocaat van de wederpartij van klager. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden ingeperkt als de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat deze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.
4.2 De gedragsregels beogen invulling te geven aan de eisen die mogen worden gesteld aan een goede taakuitoefening door een behoorlijk advocaat. De tuchtrechter toetst aan de norm van artikel 46 van de Advocatenwet en niet aan de gedragsregels, waarbij de gedragsregels overigens zo nodig wel van betekenis kunnen zijn bij bedoelde toets.

Klachtonderdeel a)

4.3 Klager klaagt over verschillende juridische stellingen die verweerder namens zijn cliënt in een civielrechtelijke procedure bij de rechtbank Midden-Nederland naar voren heeft gebracht. Het behoort echter niet tot de taak van de tuchtrechter om een oordeel te geven over een civielrechtelijk geschil. Dat is voorbehouden aan de civiele rechter en klager is in de gelegenheid geweest om in die procedure zijn standpunt over de door verweerder ingenomen stellingen te geven. De rol van de tuchtrechter beperkt zich in dit geval tot de vraag of verweerder met zijn handelwijze de hierboven onder 4.1 genoemde maatstaf heeft overtreden. Daarvan is de raad niet gebleken. Mede gelet op de gemotiveerde betwisting van dit verwijt door verweerder kan niet worden vastgesteld dat verweerder feiten heeft geponeerd waarvan hij wist of redelijkerwijs kon weten dat deze in strijd met de waarheid zijn, dan wel anderszins bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van klager onnodig of onevenredig heeft geschaad. Dat betekent dat dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond wordt verklaard.

Klachtonderdeel b)

4.4 Uit de stukken in het klachtdossier blijkt dat verweerder door de rechtbank in de gelegenheid is gesteld om een conclusie van repliek in te dienen. Verweerder heeft daarop zijn conclusie van repliek in tweevoud per post naar de rechtbank gestuurd. Diezelfde dag heeft hij zijn conclusie per e-mail naar klager gestuurd. De rechtbank heeft vervolgens bepaald dat klager op dit processtuk mag reageren. Klager stelt dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld omdat verweerder zijn aan de rechtbank gestuurde conclusie van repliek niet gelijktijdig aan hem heeft gestuurd.
4.5 De voorzitter overweegt dat gedragsregel 20 inhoudt dat de advocaat dient te voorkomen dat de rechter in een zaak kennis neemt van stellingen of informatie waarvan gedurende de behandeling van de zaak de wederpartij niet tijdig en deugdelijk kennis heeft kunnen nemen. Deze gedragsregel behelst niet zonder meer de verplichting om gelijktijdig een afschrift van de stukken aan de wederpartij te zenden. Een zodanige verplichting geldt wel in de situatie dat de wederpartij door een advocaat wordt bijgestaan, maar dat was in deze zaak (op het moment dat verweerder het stuk indiende) niet het geval. Een verplichting zoals door klager is gesteld, volgt ook niet uit het Landelijk procesreglement voor rolzaken Kanton.
4.6 De voorzitter is gelet op het voorgaande van oordeel dat verweerder overeenkomstig de regels heeft gehandeld. Van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerder is dan ook geen sprake. Dit klachtonderdeel wordt daarom kennelijk ongegrond verklaard.

BESLISSING
De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.H. van der Lecq, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2023.

Griffier Voorzitter

Verzonden d.d. 30 oktober 2023