ECLI:NL:TADRARL:2023:325 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-533/AL/GLD

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2023:325
Datum uitspraak: 23-10-2023
Datum publicatie: 20-12-2023
Zaaknummer(s): 23-533/AL/GLD
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Overige gronden
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Het verzoeken om toestemming tot het opleggen van conservatoir beslag valt onder de ruime mate van vrijheid voor het behartigen van de belangen van de cliënt. Verweerder mocht uitgaan van de informatie van zijn cliënt. De toestemming voor het opleggen van conservatoir beslag is bovendien verleend. Klacht kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 23 oktober 2023
in de zaak 23-533/AL/GLD
naar aanleiding van de klacht van:

klaagster
gemachtigde: mr. [De K]
over
verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) van 28 juli 2023 met kenmerk K 22/114, door de raad ontvangen op diezelfde datum, en van de in de aanbiedingsbrief en op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6.

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Klaagster heeft op 8 juli 2022 een klacht over verweerder ingediend bij de deken die, zakelijk weergegeven, inhoudt dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door conservatoir beslag te laten leggen op klaagsters bankrekeningen. De klacht is op 28 juli 2023 ontvangen door de raad.
1.2 Op 11 oktober 2023 is klaagster erop gewezen dat haar adres ontbreekt bij de klacht. Klaagster is verzocht dit binnen één week aan te vullen.
1.3 Op 18 oktober 2023 heeft de gemachtigde van klaagster medegedeeld dat het adres van klaagster geheim is, vanwege ernstige bedreigingen waaronder zij heeft geleden. Klaagster kiest domicilie op het kantoor van de gemachtigde.
1.4 Op 19 en 20 oktober 2023 is klaagster gewezen op de vormvereisten uit artikel 46d lid 5 onder a Advocatenwet en is medegedeeld dat het niet voldoen aan deze vereisten kan leiden tot niet-ontvankelijkheid.

2 BEOORDELING VAN DE ONTVANKELIJKHEID
2.1 Uit artikel 46d lid 5 onder a Advocatenwet volgt dat een klacht ten minste het adres van de klager bevat. De voorzitter stelt vast dat de klacht het adres van klaagster niet bevat, ondanks dat zij herhaaldelijk in de gelegenheid is gesteld tot herstel en zij is gewaarschuwd voor de consequenties van het niet voldoen aan dit wettelijk vereiste. Dat klaagster domicilie kiest op het kantooradres van haar gemachtigde, doet er niet aan af dat haar eigen adres kenbaar moet zijn.
2.2 De Advocatenwet verplicht dat een klacht ten minste het adres van de klager bevat en kent geen uitzondering op dit wettelijk vereiste. Daarmee is niet gezegd dat er nooit een uitzondering mogelijk is, maar klaagster heeft op geen enkele wijze aangetoond dat er gegronde aanleiding is om te veronderstellen dat deze tuchtprocedure er mogelijk toe zou leiden dat haar iets ernstigs overkomt, en dat er dus een gegronde reden zou zijn om van het wettelijke vereiste af te wijken. Ook de aanbiedingsbrief van deken en de toelichting van de gemachtigde van klaagster van 18 en 19 oktober 2023 geven hiervoor geen gegronde aanwijzing.
2.3 Op grond van vorenstaande zou de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard moeten worden. Omdat het de voorzitter bij de bestudering van het dossier al is gebleken dat de klacht kennelijk ongegrond is, zoals uit het vervolg zal blijken, en het voor een beklaagde advocaat wenselijk is helderheid te krijgen over de tuchtrechtelijke verwijtbaarheid van zijn handelen, gaat de voorzitter in dit geval voorbij aan de kennelijk niet-ontvankelijkheidsverklaring en wordt de zaak inhoudelijk behandeld.

3. FEITEN
3.1 Voor de inhoudelijke beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
3.2 Klaagster is de geregistreerd partner van H. H is bestuurder van de besloten vennootschap B. B.V., die directeur-grootaandeelhouder is van de besloten vennootschap A. BV. A. factureerde de managementwerkzaamheden die H verrichtte voor twee ondernemingen op het gebied van recreatieparken, de besloten vennootschappen T. BV en C. BV (hierna: de opdrachtgevers). Klaagster verricht werkzaamheden voor de houdstermaatschappij B. Begin 2021 is de partner van klaagster op staande voet ontslagen als directeur van de opdrachtgevers. Dit heeft geleid tot een conflict tussen H. en de familie die uiteindelijk eigenaar is van de opdrachtnemers. Verweerder heeft de opdrachtnemers hierin bijgestaan.
3.3 Verweerder heeft namens een van de opdrachtnemers, C. B.V. op 21 maart 2021 een verzoekschrift ingediend bij de voorzieningenrechter tot het leggen van conservatoir beslag ten laste van onder andere klaagster. In het verzoekschrift staat onder meer:

“15. [Klaagster] is naast de geregistreerd partner van [de partner] tevens de enige werknemer van [de houdstermaatschappij] en belast met het voeren van de volledige financiële administratie. [Klaagster] was en is in deze hoedanigheid tevens verantwoordelijk voor het opstellen, verzenden en administratief verwerken van de hiervoor genoemde declaratie van [A. B.V.], alsmede het inboeken van de betalingen daarvan.

[…]

19. [Klaagster] wist, althans diende te weten – mede gelet op het feit dat zij samenwoont met en geregistreerd partner is van [de partner] – dat de litigieuze facturen iedere rechtsgrond ontbraken en heeft deze facturen derhalve valselijk opgesteld althans haar volledige medewerking verleend aan het valselijk opstellen daarvan. [Klaagster] was ervan op de hoogte dat [de partner] voor zijn werkzaamheden ten behoeve van het [vakantieparken-concern] via de managementvergoeding ruimschoots werd gehonoreerd en wist ook dat noch [de houdstermaatschappij] noch [A. B.V.] betalingen aan derden dienden te verrichten uit hoofde van de Canexel-zaken, zoals facturen van advocaten. Door aan deze activiteiten van [de houdstermaatschappij]/[A. B.V.]/[H.] haar volledige medewerking te verlenen op de wijze als hiervoor weergegeven, heeft ook [klaagster] onrechtmatig jegens [C. B.V.] gehandeld.

3.4 Op 26 maart 2021 is onder meer klaagster gedagvaard.
3.5 De voorzieningenrechter heeft verlof verleend tot het leggen van conservatoir beslag op onder andere klaagster. Verweerder heeft nadien beslag gelegd op de bankrekeningen van klaagster.
3.6 Nadat partijen een schikking hebben bereikt, zijn de beslagen op klaagsters bankrekeningen opgeheven.
3.7 Op 8 juli 2022 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

4. KLACHT
4.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door conservatoir beslag te laten leggen op klaagsters bankrekeningen.

5. VERWEER
5.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

6 BEOORDELING

Toetsingskader

6.1 De zaak betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij. De maatstaf die de voorzitter bij de beoordeling daarvan aanlegt, is mede ingegeven door de kernwaarde partijdigheid die een advocaat in acht behoort te nemen en houdt het volgende in. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen

Beoordeling

6.2 Uit het voorgaande volgt dat verweerder een ruime mate van vrijheid heeft om de belangen van zijn cliënte te behartigen. Daaronder valt ook het verzoeken om toestemming van de voorzieningenrechter tot het opleggen van conservatoir beslag op de bankrekeningen van klaagster. Verweerder heeft aangegeven dat zijn cliënte goede gronden had om te oordelen dat klaagster nauw betrokken was bij de vermeende malversaties van haar partner. Daarbij moet in ogenschouw worden genomen dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzieningenrechter heeft de toestemming bovendien ook verleend. Verweerder heeft gelet daarop niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. De klacht is daarom, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet ook kennelijk ongegrond.

BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2023.

Griffier Voorzitter

Verzonden d.d. 23 oktober 2023