ECLI:NL:TADRARL:2023:313 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-590/AL/GLD

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2023:313
Datum uitspraak: 16-10-2023
Datum publicatie: 04-12-2023
Zaaknummer(s): 23-590/AL/GLD
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. De klagende advocaat is kennelijk niet-ontvankelijk omdat hij geen eigen rechtstreeks belang heeft bij de klacht.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 16 oktober 2023
in de zaak 23-590/AL/GLD
naar aanleiding van de klacht van:

klager
over
verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) van 24 augustus 2023 met kenmerk K 22/102, door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen.

1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 De ex-partner van de heer U is medio juli 2020 een echtscheidingsprocedure gestart bij de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle (hierna verder: de rechtbank).
1.2 De heer U heeft zich daarom voor bijstand in die procedure gewend tot de website www.descheidingspartner.nl. (hierna verder: de scheidingswebsite) De heer W is vervolgens als adviseur van de heer U opgetreden en heeft de heer U doorgezonden naar een advocaat, naar verweerster.
1.3 Verweerster heeft in haar e-mail van 1 september 2020 de opdracht tot bijstand in de echtscheidingsprocedure aan de heer U bevestigd en een voorschotnota van € 907,50 meegestuurd. Verweerster heeft in deze e-mail verder nog aan klager geschreven:

Voor de kosten van de procedure geldt zal in dit geval een afwijkend/lager uurtarief in rekening gebracht worden ad € 150,= excl btw, naast kosten van derden zoals griffierecht en eventuele deurwaarderskosten. Vooralsnog begroot ik in deze zaak 5 uren waarvoor u de (*) factuur hierbij aantreft. (…)

Voor eventuele vragen ben ik voor, al of niet via uw adviseur, altijd bereikbaar.

1.4 Verweerster heeft zich op 1 september 2020 namens de heer U gesteld bij de rechtbank.
1.5 Op 17 juni 2021 heeft bij de rechtbank een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Verweerster heeft de heer U bijgestaan.
1.6 Op 25 februari 2022 heeft de rechtbank in een incidentele procedure in een tussenbeschikking de heer U in de proceskosten is veroordeeld.
1.7 Op 28 februari 2022 heeft de heer U zijn opdracht aan verweerster ingetrokken.
1.8 In zijn e-mail van 23 mei 2022 heeft klager - als opvolgend advocaat van de heer U - aan verweerster geschreven:

Omdat er al een echtscheidingsprocedure namens [de ex-partner] aanhangig was gemaakt (via mr. [Z]) hebt u cliënt op 1 september 2020 een opdrachtbevestiging gestuurd op basis waarvan cliënt mocht verwachten dat u in uw hoedanigheid van zijn advocaat zijn belangen in de inmiddels gestarte echtscheidingsprocedure naar behoren zou behartigen.

Helaas is cliënts vertrouwen ernstig beschaamd. Zo heeft hij, volkomen te goeder trouw en volledig onbekend met de manier waarop het er in echtscheidingsprocedure aan toe gaat en welke kosten daaraan verbonden zijn, inmiddels, volgens mijn berekening, € 38.271,09 betaald op de rekening van [de scheidingswebsite] in het kader van “begeleiding echtscheiding”. Daarnaast heeft hij een voorschotnota van u ad € 907,50 betaald.

Ook is hij blijkbaar in een incidentele procedure tot het betalen van € 1.671,- wegens proceskosten veroordeeld. Ook deze kosten heeft hij inmiddels voldaan. Ik begrijp dat ook zijn veroordeling in hoger beroep van de echtscheidingsprocedure is gevorderd, maar daarover nog niet is beslist door het hof.

Blijkens de website van [de scheidingswebsite] bent u werkzaam voor dit bedrijf, evenals mr. H. Laatstgenoemde blijkt chef de bureau te zijn van [naam bedrijf].

Na ingrijpen van mevrouw [naam] per e-mail aan u (evenals aan [de heer W en de heer H] met cc aan mr. [Z]) van 28 februari 2022 is namens cliënt de opdracht ingetrokken om de in die brief genoemde redenen. (…)

1.9 Op deze e-mail van klager heeft verweerster op 24 mei 2022 als volgt gereageerd:

Uw cliënt heeft zich met zijn adviseur van [de scheidingswebsite] tot mijn kantoor gewend op 1 september 2020 om zich door mij te laten bij staan in de echtscheidingsprocedure bij de rechtbank.

Dat hij niet voldoende geïnformeerd zou zijn blijkt nergens uit. Ook mijn juridisch medewerker heeft hem bij de intake uitgelegd hoe het zat.(…)

Behalve de betaalde voorschotnota werden de kosten voor rechtsbijstand overigens onbetaald gelaten, waarover hij onlangs nog werd aangemaand.

1.10 Op 9 augustus 2022 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet (Aw) door:

a) in strijd met gedragsregel 16 te handelen en één dag voor de zitting van 17 juni 2021 voor het eerst kennis te maken met haar cliënt, de heer U.

Toelichting: Verweerster heeft haar cliënt niet steeds op de hoogte gebracht van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Verweerster had belangrijke informatie schriftelijk aan de heer U moeten bevestigen. Ook heeft verweerster nagelaten om het tussenvonnis van 15 februari 2022 aan hem te zenden. In het tussenvonnis is de heer U veroordeeld in de proceskosten. De heer U heeft verweerster verder voor het eerst één dag voor de zitting van 17 juni 2021 ontmoet. Het is de taak van een advocaat om zijn/haar cliënten naar behoren te informeren en voor te bereiden voor een zitting;

b) er vanuit te gaan dat de heer W de heer U naar behoren zou informeren.

Toelichting: zowel de heer W als de heer H hebben diverse (ongespecificeerde) declaraties aan de heer U gezonden voor werkzaamheden waarvan de noodzaak zich aan de heer U onttrok. De heer U ging ervan uit, en mocht er vanuit gaan, dat de declaraties door verweerster werden geaccordeerd. Verweerster heeft willens en wetens gebruik gemaakt van de diensten van de scheidingswebsite en als zodanig had zij erop moeten toezien dat deze zijn werk naar behoren deed;

c) niet de belangen van de heer U te behartigen.

Toelichting: De zitting van 17 juni 2021 verliep chaotisch. Verweerster heeft daarbij niet of nauwelijks de belangen van de heer U behartigd. Verweerster heeft hem slechts geadviseerd om genoegen te nemen met een naar de zin van de heer U zeer nadelige boedelscheiding.

3 VERWEER
De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING

Klachtonderdelen a) tot en met c); de ontvankelijkheid

4.1 Het meest verstrekkende verweer dat gevoerd is, is dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht. Klager heeft bij repliek herhaald dat hij de klacht zelf indiende en niet namens zijn cliënt. De voorzitter zal eerst onderzoeken of klager voldoende eigen en rechtstreeks belang heeft bij zijn klacht.
4.2 Uitgangspunt is dat het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen tegen een advocaat niet aan eenieder toekomt, maar slechts aan degene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken, die op grond van artikel 46f Advocatenwet de bevoegdheid heeft tegen een advocaat gerezen bezwaren ter kennis van de raad te brengen.
4.3 Naar het oordeel van de voorzitter is klager niet rechtstreeks in zijn belang getroffen door het in de klachtonderdelen a) tot en met c) aan verweerster verweten handelen. Dat is uit de stukken en de klacht niet gebleken. Dit zou anders kunnen zijn indien de heer U daarover had geklaagd of alsnog klaagt.
4.4 Het voorgaande betekent dat klager kennelijk niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn klacht. De voorzitter komt dan ook niet toe aan de inhoudelijke beoordeling ervan.

BESLISSING
De voorzitter verklaart: klager, met toepassing van artikel 46j Aw, kennelijk niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Aldus beslist door mr. A.R. Creutzberg, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 16 oktober 2023.

Griffier Voorzitter

Verzonden d.d. 16 oktober 2023