ECLI:NL:TADRARL:2023:25 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-309/AL/GLD
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2023:25 |
---|---|
Datum uitspraak: | 06-02-2023 |
Datum publicatie: | 16-02-2023 |
Zaaknummer(s): | 22-309/AL/GLD |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Regels die betrekking hebben op de juridische strijd |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadbeslissing. Klacht advocaat tegen collega-advocaat. Verweerder heeft in strijd met gedragsregel 21 lid 3 gehandeld. Klacht gegrond. Geen maatregel vanwege de omstandigheden die verweerder ertoe hebben gebracht om toch een verzoek bij de rechtbank in te dienen en vanwege het feit dat verweerder geen tuchtrechtelijke antecedenten heeft. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 6 februari
2023
in de zaak 22-309/AL/GLD
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 5 januari 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement
Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 13 april 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K 22-01 van de deken
ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 28 november 2022. Daarbij
was verweerder aanwezig. Klager is met kennisgeving niet verschenen. Van de behandeling
is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op
de inventarislijst genoemde bijlagen 0.1 tot en met 05.4.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en
de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Tussen besloten vennootschap S. en besloten vennootschap L. is een geschil ontstaan,
waarna twee civielrechtelijke procedures zijn gestart. Vennootschap L. werd bijgestaan
door klager en vennootschap S. door verweerder.
2.3 In oktober 2021 heeft in beide procedures een mondelinge behandeling plaatsgevonden,
waarna door de rechter in beide procedures vonnis is bepaald.
2.4 Bij e-mail van 23 december 2021 heeft verweerder zich tot klager gewend met onder
andere het volgende:
“In deze kwesties is nog geen vonnis gewezen. Desondanks benadert uw cliënte nu de klanten van mijn cliënte met wie mijn cliënte een jarenlange relatie heeft opgebouwd. Dit is een vrij agressieve wijze om mijn cliënte buiten spel te zetten. Tijdens de zittingen heeft uw cliënte aangegeven dat zij weliswaar geen exclusieve distributierelatie wenst te accepteren, maar ook, dat het cliënte vrij staat wie dan ook te beleveren met [vennootschap L.] producten. Deze voorstelling van de werkelijkheid zoals uw cliënte die de rechtbank voorspiegelde blijkt nu onjuist. Uw cliënte heeft de rechtbank dus bewust of onbewust een verkeerd beeld geschetst van de werkelijkheid. (…) Ik overweeg om dit aspect van de kwestie alsnog onder de aandacht van de rechter te brengen middels een overlegging akte omdat uw cliënte de Rechtbank anders heeft willen doen geloven dan wat nu blijkt. Voordat ik dat doe zou ik u echter gelegenheid willen geven op het bovenstaande te reageren. Aanvang komende week zal ik anders akte nemen. Ik dacht er goed aan te doen u omtrent het bovenstaande reeds op de hoogte te stellen. (..)”
2.5 Bij e-mail van 23 december 2021 heeft klager hierop als volgt gereageerd:
“Ik kan onmogelijk nagaan of het allemaal klopt wat u zegt en ik ga dat in dit stadium ook niet doen, alleen al omdat mijn vakantie aanstaande is. In beide zaken is het debat gesloten en zij staan beide voor vonnis. Ik ga niet akkoord met benadering door u van (een van de) respectieve rechters, niet door middel van een akte en ook niet door middel van een al of niet toegelicht verzoek om een akte te mogen nemen. Ik wijs u ten overvloede op artikel 21 lid 3 van de Gedragsregels advocatuur.”
2.6 Bij e-mail van 4 januari 2022 heeft verweerder klager als volgt op de hoogte gebracht van het feit dat hij een verzoek heeft gedaan bij de rechtbank tot het nemen van een akte:
“Bijgaand het verzoek aan de rechtbank tot het nemen van een akte. Uw verwijzing naar 21.3 van de Gedragsregels advocatuur kon ik zo snel niet plaatsen. In ieder geval verzet zich het belang van de kwestie er niet tegen een verzoek te doen aan de rechtbank. Die gaat daar uiteindelijk over beslissen. Bovendien betreft dit een omstandigheid (weigering te leveren en aankondigen van [vennootschap L.] dat de [vennootschap S.] lead wordt beleverd door [vennootschap L.] zelve) die zich naar weten van [vennootschap S.] niet eerder heeft voorgedaan. Voorts is de handelswijze van [vennootschap L.] ook in strijd met door [vennootschap L.] zelve, ter zitting en in haar conclusies, ingenomen stellingen. Regels van proceseconomie verzetten zich onder deze omstandigheden naar mening van [vennootschap S.] niet tegen een verzoek zoals dat nu is gedaan. U mag en zult dat wellicht anders vinden, maar ik dacht er toch goed aan te doen u enige nadere onderbouwing van mijn verzoek te doen toekomen.”
2.7 Klager en verweerder hebben op 4 januari 2022 naar aanleiding van de onder 2.6
vermelde e-mail gecorrespondeerd over gedragsregel 21. Verweerder heeft deze correspondentie
afgesloten met de mededeling dat hij het verzoek tot het mogen nemen van een akte
niet zal intrekken. Klager heeft daarop de correspondentie afgesloten met de mededeling
dat hij een klacht zal indienen tegen verweerder.
2.8 Het verzoek van verweerder om een akte te mogen nemen is door de rechtbank afgewezen.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door in strijd te handelen
met gedragsregel 21 lid 3 door een verzoek om een akte te mogen nemen in te dienen
bij de rechtbank, nadat in de zaak vonnis is bepaald.
Toelichting
Klager heeft direct aan verweerder laten weten niet akkoord te zijn met het nemen
van een akte en ook niet met het doen van een toegelicht verzoek aan de rechter om
een akte te mogen nemen. Het risico was namelijk aanwezig dat de zaak verdere vertraging
zou gaan oplopen, wanneer er weer een schriftelijke ronde zou komen. Ook als het verzoek
om een akte te mogen nemen door de rechtbank zou worden afgewezen, kon de cliënte
van klager geschaad zijn, omdat verweerder in zijn toelichting op zijn verzoek al
inhoudelijke stellingen had geponeerd.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.
4.2 Verweerder wenste confraterneel overleg, omdat zijn cliënte hem van recente informatie
had voorzien – namelijk een bevestiging van de cliënte van klager dat deze de cliënte
van verweerder niet zal beleveren en zelfs bestaande klanten rechtstreeks zou gaan
beleveren – die evident in strijd was met de door klager ingenomen stellingen tijdens
de mondelinge behandelingen. Tijdens de mondelinge behandelingen werd namelijk juist
benadrukt dat van een dergelijke handelswijze geen sprake was en dat de cliënte van
verweerder gewoon beleverd zou worden zodat van enige schade voor de cliënte van verweerder
ook geen sprake kon zijn. Voor verweerder was de reden om in overleg te treden het
voorkomen van een hoger beroep doordat deze nieuwe informatie nog bij de beoordeling
kon worden meegenomen. Omdat klager heeft aangegeven tot geen enkel overleg bereid
te zijn, heeft verweerder een belangenafweging moeten maken, waarbij weging van verschillende
gedragsregels een rol heeft gespeeld, maar ook regels van proceseconomie en het belang
om de rechter een juiste voorstelling van zaken te geven of in ieder geval een onjuiste
voorstelling van zaken te voorkomen. Anders dan klager, is verweerder van mening dat
een dergelijke afweging mag worden gemaakt bij de interpretatie van gedragsregels.
Verweerder is van mening dat hij zorgvuldig heeft gehandeld door te besluiten om het
nemen van een akte achterwege te laten en te volstaan met (slechts) een gemotiveerd
verzoek daartoe.
5 BEOORDELING
5.1 Gedragsregel 21 lid 3 bepaalt dat het de advocaat niet geoorloofd is om zich zonder
toestemming van de wederpartij tot de rechter te wenden nadat uitspraak is bepaald.
De ratio hiervan is dat voorkomen moet worden dat een partij nog een poging doet om
de rechter te beïnvloeden als de uitwisseling van de wederzijdse standpunten is afgerond.
Nadat de uitspraak door de rechter is bepaald, is het debat tussen partijen gesloten
en contact met de rechter dient dan in beginsel achterwege te blijven.
5.2 Handelen in strijd met deze gedragsregel is in beginsel handelen dat een behoorlijk
advocaat niet betaamt in de zin van artikel 46 Advocatenwet. Bij gebreke van toestemming
van de wederpartij kan een advocaat zich volgens heersende jurisprudentie alleen op
grond van bijzondere omstandigheden toch tot de rechter wenden.
5.3 Vaststaat dat verweerder op 4 januari 2022, nadat de rechter uitspraak had bepaald,
zich met een verzoek tot het nemen van een akte tot de rechtbank heeft gewend. Ook
staat vast dat klager geen toestemming had gegeven om in contact te treden met de
rechter en dat het verzoek aan de rechter de inhoud van de zaak betrof. Naar het oordeel
van de raad is onvoldoende gebleken van bijzondere omstandigheden, als bedoeld in
5.2, waardoor verweerder zich zonder toestemming van de wederpartij tot de rechter
mocht wenden. Verweerder heeft dan ook in strijd met gedragsregel 21 lid 3 en dus
jegens klager tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Het feit dat verweerder de rechtbank
heeft verzocht om een akte te mogen indienen in plaats van de akte direct in te dienen,
maakt dit oordeel niet anders. De klacht zal gegrond worden verklaard.
6 MAATREGEL
6.1 De raad heeft de klacht gegrond verklaard. Voor oplegging van een maatregel ziet
de raad echter geen aanleiding om de navolgende redenen. Verweerder heeft tijdens
de zitting van de raad verklaard dat hij niet wilde napleiten en dat hij daarom heeft
geprobeerd om met klager in contact te treden voor overleg over de nieuwe informatie
die hij van zijn cliënte had gekregen. Pas nadat klager had aangegeven niet tot enig
overleg bereid te zijn, heeft verweerder gemeend het belang van zijn cliënte voorop
te moeten stellen door de rechtbank te verzoeken om een akte te mogen nemen. De daarvoor
aangevoerde gronden, te weten dat verweerder beschikte over informatie waaruit zou
zijn gebleken dat cliënte van klager tijdens zittingen niet naar waarheid zou hebben
verklaard, zijn op zich beschouwd begrijpelijk gelet op de belangen van cliënte van
verweerder. Gelet op deze omstandigheden die verweerder ertoe hebben gebracht om toch
een verzoek bij de rechtbank in te dienen en tevens gelet op het feit dat verweerder
geen tuchtrechtelijke antecedenten heeft, voert het naar het oordeel van de raad te
ver om verweerder een maatregel op te leggen.
6.2 Nu geen maatregel zal worden opgelegd, zal verweerder gelet op artikel 48ac Advocatenwet
niet in de proceskosten worden veroordeeld.
7 GRIFFIERECHT
7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel
46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden
binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen
twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder
door.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- bepaalt dat geen maatregel wordt opgelegd.
Aldus beslist door mr. P.F.A. Bierbooms, voorzitter, mrs. F.E.J. Janzing en E.M.G. Pouls, leden, bijgestaan door mr. W.E. Markus-Burger als griffier en uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2023.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 6 februari 2023