ECLI:NL:TADRARL:2023:233 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-914/AL/GLD

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2023:233
Datum uitspraak: 18-09-2023
Datum publicatie: 20-09-2023
Zaaknummer(s): 22-914/AL/GLD
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Tussen de familie van klaagster en die van verweerster is sprake van een geschil in de privésfeer. Over en weer zijn aangiftes gedaan van onder meer belaging en bedreiging. In 2021 is klaagster op haar werk tweemaal gebeld. Volgens klaagster was dit verweerster en liet zij zich daarbij grievend en onprofessioneel uit. Er werden diverse beschuldigingen geuit en verweerster zou daarbij meermaals hebben gewezen op haar hoedanigheid als advocaat. Volgens verweerster was het niet zij die de telefoongesprekken voerde, maar haar zuster. Zij stond er naast en bood een luisterend oor. De raad overweegt dat klaagster haar klacht heeft onderbouwd met twee gedetailleerde schriftelijke verklaringen; een van een collega en een van haar werkgeefster. Daartegenover betwist verweerster enkel de geschetste gang van zaken, zonder zelf gedetailleerde informatie te verstrekken hoe een en ander in haar visie gegaan zou zijn. Die betwisting is naar het oordeel van de raad tegenover de onderbouwing van de klacht door klaagster onvoldoende. De raad houdt het er daarom voor dat verweerster (ook) zelf telefonisch heeft gesproken met klaagster en daarbij heeft gewezen op haar hoedanigheid als advocaat. Waarschuwing.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 18 september 2023
in de zaak 22-914/AL/GLD
naar aanleiding van de klacht van:

klaagster
over
verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 17 juni 2022 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 21 november 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K 22/84 van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 26 juni 2023. Daarbij was verweerster aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. Klaagster was niet aanwezig, wel haar gemachtigde. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1.1 tot en met 4.1.

2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.1 Tussen de families van klaagster en die van verweerster is sinds eind 2020 sprake van een geschil in de privésfeer, waarbij de aanleiding kennelijk is de relatie die het nichtje van verweerster (de dochter van haar zuster) korte tijd heeft gehad met de ex-partner van klaagster. Klaagster is geen cliënte van verweerster (geweest) noch is klaagster de wederpartij van verweerster geweest. Van de zijde van klaagster is op 5 januari 2021 aangifte gedaan van identiteitsfraude en belaging dan wel stalking. Van de zijde van verweerster is op 14 december 2021 aangifte gedaan van bedreiging. Op 25 oktober 2021 en op 1 december 2021 is er gebeld naar het makelaarskantoor waar klaagster werkzaam is. Volgens klaagster is dit verweerster geweest, die zich daarbij volgens klaagster diffamerend, grievend en onprofessioneel heeft uitgelaten en beschuldigingen jegens klaagster heeft geuit, waarbij zij meermaals heeft verwezen naar haar hoedanigheid van advocaat. Verweerster betwist dat zij die telefoongesprekken heeft gevoerd en stelt dat dit haar zuster was.   

3 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door meermaals ongevraagd en ongewenst telefonisch contact op te nemen met de collega’s en werkgeefster van klaagster en zich hierbij grievend en onprofessioneel uit te laten. 

4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd.
4.2 Volgens verweerster is klaagster in haar klacht niet-ontvankelijk, omdat de gedragingen waarvan klaagster haar beticht zich volledig hebben afgespeeld in de privésfeer en geen verband houden met haar praktijkuitoefening als advocaat. De klacht is volgens klaagster overigens ongegrond, omdat de telefoongesprekken door haar zuster zijn gevoerd en zij aan de zijlijn een luisterend oor bood. In die gesprekken zijn geen grievende uitlatingen gedaan richting klaagster. De aangedragen feiten en de klacht (de twee telefoongesprekken) zijn op zichzelf bezien ook niet zo ernstig dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad of de gedraging in het licht van de beroepsuitoefening absoluut ongeoorloofd moet worden geacht, aldus nog steeds verweerster.

5 BEOORDELING
5.1 De klacht heeft niet betrekking op handelen van verweerster als advocaat van klaagster of als advocaat van een wederpartij, maar speelt zich af in de privésfeer. Dat betekent echter niet dat een advocaat dan niet tuchtrechtelijk verwijtbaar kan handelen. Een tuchtrechter dient bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen. Op grond van die normen dient een advocaat zich te onthouden van een handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Een advocaat vervult een bijzondere positie in de rechtsbedeling en hij dient als lid van een door de wet bijzonder gepositioneerde beroepsgroep bij te dragen aan de integriteit van zijn beroepsgroep.
5.2 Waar het in deze om gaat is of verweerster telefonisch contact heeft gehad met klaagster en haar collega’s en werkgeefster wegens een conflict in de privésfeer, zich in die gesprekken beledigend heeft uitgelaten jegens klaagster en zich daarbij op haar hoedanigheid van advocaat heeft beroepen.
5.3 Voor de beoordeling daarvan moet de raad het doen met hetgeen door partijen is aangevoerd en aangeleverd. De klacht spitst zich toe op twee telefonische gesprekken die zijn gevoerd op 25 oktober 2021 en op 1 december 2021. Klaagster stelt dat verweerster zelf belde, verweerster zegt van niet. Klaagster onderbouwt haar stelling met een tweetal schriftelijke verklaringen. Een is van een collega en de ander van haar werkgeefster.
5.4 In de verklaring van de collega staat onder meer het volgende:

‘Op 25 oktober 2021 werd ons kantoor telefonisch opgebeld door een anoniem nummer om 09:00 uur. De telefoon werd opgenomen door mijn collega [C1 A] (raad: klaagster).’

(…)

‘Mijn collega [C1] geeft gelijk aan, dat ze is opgebeld door een advocate mevrouw [K C2] (raad: verweerster), die de tante blijkt te zijn van de ex van haar ex-man. Zij blijkt haar tijdens het gesprek te hebben beledigd en vernedert.’

(…)

‘Ons kantoortelefoon ging weer over en het betrof weer een anoniem nummer. Dit keer nan ik op in plaats van mijn collega [C1].’

(…)

‘Op aandringen van mij, dat ik eerst wil weten met wie ik spreek, heeft ze zichzelf voorgesteld als [K C2] en dat ze zelf advocate is en een eigen advocatenkantoor heeft. Toen begon ze over mijn collega [C1], dat zij een slecht mens is. Ze zei, dat mijn collega [C1] liegt en bedriegt, dat zij niet goed is voor de zaak, dat je zulke mensen absoluut niet moet aannemen voor werk.’

(…)

‘ Ze gaf aan, dat zij zelf een advocatenkantoor heeft, en dat zij niet zulke werknemers zou aannemen.’

(…)

‘Het tweede gesprek vindt plaats op 1 december rond 16:00 uur, zo het laatste uur van de werkdag. Ons kantoor wordt opgebeld door een anoniem nummer. Ik neem op en herkende deze stem. Dit was de advocate die ik eerder had gesproken.’

(…)

‘Ze gaf het volgende aan: Ik moet echt [M-L] [raad: werkgeefster van klaagster] spreken over haar slechte werknemer, zulke werknemers moet je echt niet in je bedrijf hebben. Ze gaf aan, dat ze aangifte zal doen tegen mijn collega [C1] en dat ze haar voor de rechter zal slepen.’

5.5 In de verklaring van de werkgeefster staat onder meer het volgende:

‘Dit was namelijk een privékwestie. Als mevrouw [C2] weer zou bellen wilde ik haar niet te spreken krijgen. Ik wilde hier als bedrijf en persoonlijk niet bij betrokken worden. Via LinkedIn werd ik ook uitgenodigd om contact te maken met mevrouw [C2]. Aangezien ik haar niet kende heb ik dit niet geaccepteerd. Ook in dit verzoek stelde ze zich voor als advocate’

(…)

‘Op 1 december 2021 einde middag werd ons kantoor wederom gebeld door een anoniem nummer.’

(…)

‘[K] nam de telefoon op en vraagt met wie zij spreekt. Ze wilde niet haar naam zeggen maar [K] herkende de stem van deze advocate mevrouw [C2]. Omdat ik niet meer wilde dat wij hier op ons kantoor lastiggevallen zouden worden nam ik de telefoon over. Mevrouw [C2] vertelt mij, dat ik moest uitkijken voor [C1] en waarschuwde mij voor [C1]. Mevrouw [C2] vertelt mij dat ze zelf advocate is en ook een eigen bedrijf heeft en mij als werkgever wou waarschuwen voor [C1].’

(…)

‘Zij en haar zoontje zouden bedreigd zijn. Ook beschuldigde ze [C1] ervan haar paspoort en adresgegevens geopenbaard te hebben. Dat mijn bedrijf daarvoor aangeklaagd zou kunnen worden omdat ze dit via het Kadaster zou hebben gevonden.’

(…)

‘Vervolgens begon ze te dreigen dat ze aangifte zou gaan doen en mijn bedrijf voor de rechter zou gaan slepen. Ik heb aangegeven, dat ze moest doen wat zij dacht dat juist was. Als laatste dreigde zij, dat ze ons bedrijfsterrein zou betreden met een cameraploeg en dat er opnames gemaakt zouden worden voor de televisie. Ik ben hier verder niet op ingegaan en heb aangegeven, dat ik hier niet van gediend ben. Vervolgens heb ik het besprek beëindigd.’

5.6 Die verklaringen zijn gedetailleerd en bevestigen beide dat de persoon die belde zich presenteerde als advocaat die namens haar zus belde. Daartegenover heeft verweerster enkel betwist dat zij zelf die gesprekken heeft gevoerd en dat de gesprekken zijn gelopen zoals wordt geschetst; zij stelt dat zij enkel met de telefoongesprekken van haar zus heeft meegeluisterd. Verweerster heeft zelf geen verklaringen overgelegd en er is ook niet gebleken dat haar zus advocaat is of zich als zodanig heeft voorgedaan. Op de zitting heeft verweerster nog verklaard dat de details belangrijk zijn, maar dat zij zich die niet allemaal meer kan herinneren. Die enkele betwisting en het gebrek aan gedetailleerde informatie van verweerster hoe een en ander in haar visie dan wel is gegaan, zijn naar het oordeel van de raad, tegenover de onderbouwing van de klacht door klaagster, onvoldoende. De raad houdt het er daarom voor dat klaagster in deze privékwestie zelf (ook) telefonisch gesproken heeft met klaagster, de collega en de werkgeefster en daarbij heeft gewezen naar haar hoedanigheid van advocaat en zich in negatieve zin heeft uitgelaten over klaagster.
5.7 Dat zijn naar het oordeel van de raad handelingen en gedragingen die een advocaat niet betamen en dit schaadt de integriteit van de advocatuur als beroepsgroep. Daarmee heeft verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Dat verweerster zelf is bedreigd door de vader van klaagster, zegt (telefonisch) te zijn lastiggevallen door klaagster en dat zij haar woning en kantoor heeft beveiligd, doet daar niet aan af.

6 MAATREGEL
De raad is van oordeel dat in dit geval, mede gelet op het feit dat aan verweerster niet eerder tuchtrechtelijke maatregelen zijn opgelegd, de maatregel van een waarschuwing passend is.

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,- aan haar vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
b) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 0790 00, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer 22-914/AL/GLD.

BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerster de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald.

Aldus beslist door mr. P.F.A. Bierbooms, voorzitter, mrs. E.H.M. Harbers, E.M.G. Pouls, A.C.H. Jansen en N.C. Milani, leden, bijgestaan door mr. H.P.J. Meijerink als griffier en uitgesproken in het openbaar op 18 september 2023.
 
Griffier                                                                                                                                  Voorzitter

Verzonden d.d. 18 september 2023