ECLI:NL:TADRARL:2023:220 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-505/AL/GLD

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2023:220
Datum uitspraak: 14-08-2023
Datum publicatie: 07-09-2023
Zaaknummer(s): 23-505/AL/GLD
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. De verwijten van klager, dat verweerster hem heeft geïntimideerd en laten achtervolgen en ongepaste uitlatingen heeft gedaan, zijn onvoldoende feitelijk onderbouwd. Kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 14 augustus 2023
in de zaak 23-505/AL/GLD
naar aanleiding van de klacht van:

klager
over
verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) van 20 juli 2023 met kenmerk K 23/42, door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen.

1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klager is betrokken geweest in een familierechtelijke procedure. De wederpartij, de ex-partner van klager, is daarin bijgestaan door verweerster. Deze procedure is door een onherroepelijke uitspraak van de rechtbank in 2022 geëindigd.
1.2 Eind 2022 heeft verweerster aangifte gedaan tegen klager omdat klager zowel zijn ex-partner als verweerster stelselmatig ernstig zou hebben bedreigd en lastig gevallen. Als gevolg van de aangifte is klager in voorlopige hechtenis genomen.
1.3 Op 16 februari 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) klager te intimideren en te laten achtervolgen, wat klager van bekenden heeft gehoord;
b) ongepaste uitlatingen te doen door tegen klager te zeggen dat verweerster ervoor zou zorgen dat hij zijn kind nooit meer te zien zou krijgen.

3 VERWEER
Verweerster heeft hiertegen aangevoerd dat klager in strijd met de werkelijkheid verklaart en totaal ongefundeerde beschuldigingen doet. Klager heeft zijn ex-partner en verweerster zo stelselmatig en op zo’n ernstige wijze bedreigd en lastiggevallen dat verweerster genoodzaakt was om aangifte te doen. Zelfs vanuit detentie valt hij haar nog op alle mogelijke manieren lastig.

4 BEOORDELING
4.1 De voorzitter stelt voorop dat de klacht betrekking heeft op het handelen van de advocaat van de wederpartij van klager. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een ruime mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is echter niet absoluut, en kan onder andere beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel.
4.2 De voorzitter zal de klachtonderdelen aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

Klachtonderdelen a) en b)

4.3 Naar het oordeel van de voorzitter heeft klager zijn verwijten, na gemotiveerde betwisting daarvan door verweerster, onvoldoende duidelijk gemaakt en onvoldoende onderbouwd met relevante stukken. Het alleen maar stellen van verwijten is onvoldoende, zeker als het gaat om de ernstige verwijten zoals de onderhavige.
4.4 Op grond van het voorgaande kan de voorzitter de juistheid van de door klager gemaakte verwijten niet vaststellen. Nu aan verweerster dan ook tuchtrechtelijk geen verwijt kan worden gemaakt, wordt de klacht op alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard.

BESLISSING
De voorzitter verklaart: de klacht op alle onderdelen, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M. Jansen, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 14 augustus 2023.

Griffier                                                                 Voorzitter

Bij afwezigheid van mr. M.M. Goldhoorn
is deze beslissing ondertekend door
mr. W.B. Kok (plaatsvervangend griffier)


Verzonden d.d. 14 augustus 2023