ECLI:NL:TADRARL:2023:219 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-119/AL/MN
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2023:219 |
---|---|
Datum uitspraak: | 14-08-2023 |
Datum publicatie: | 07-09-2023 |
Zaaknummer(s): | 23-119/AL/MN |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Advocaat wederpartij. Verweerder heeft naar het oordeel van de raad duidelijke redenen gegeven voor zijn beperkte beschikbaarheid op een aantal momenten. Daarvan was de advocaat van klager op de hoogte. Verweerder heeft zich niet bewust onbereikbaar gehouden of de opzet gehad om te traineren, wat ook niet in het belang van zijn cliënte was. Verweerder mocht afgaan op de feiten en instructies zoals aangeleverd door zijn cliënte. Van het klachtwaardig spreken van onwaarheid door verweerder is geen sprake geweest. Ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 14 augustus
2023
in de zaak 23-119/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 14 februari 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het
arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 7 februari 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 1783420/FM/SD
van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 1 mei 2023. Daarbij waren
klager en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op
de inventarislijst genoemde bijlagen. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail
met bijlage van verweerder van 4 april 2023.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op
de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.1 Verweerder heeft de ex-partner van klager bijgestaan in een echtscheidingsprocedure
bij de rechtbank Midden-Nederland.
2.2 In november 2020 hebben klager en verweerder rechtstreeks met elkaar gemaild,
onder meer over de financiële verplichtingen van partijen vanwege hun echtscheiding.
Klager heeft daarbij de nodige informatie aan verweerder gestuurd.
2.3 In een e-mail van 12 maart 2021:
- om 15:24 uur: heeft verweerder aan de advocaat van klager onder meer geschreven:
Ik heb uw verweerschrift met bijlagen doorgenomen. (…)
Heeft u (toevallig) al een concept convenant gemaakt? Zo ja, heeft u dat voor me als een “praatstuk”?
- om 15:28 uur: heeft de advocaat van klager onder meer aan verweerder geschreven:
Zoals u zult begrijpen ben ik, juist vanwege het lange uitblijven van een reactie,
niet aan een convenant begonnen. Het staat u echter vrij en cliënt zou het zeer waarderen,
als u daarmee een aanvang zou willen maken.
2.4 Per e-mail van 1 juni 2021 heeft de advocaat van klager aan verweerder verzocht
om de daarin genoemde, tijdens een viergesprek besproken actiepunten tussen partijen,
te bevestigen. Eén van de afspraken was dat verweerder binnen een week een concept
convenant zou aanleveren, waarin nog ter bespreking een aantal geschilpunten zou staan.
Diezelfde dag heeft verweerder daarmee per e-mail ingestemd.
2.5 In zijn e-mail van 15 juni 2021 heeft verweerder aan de advocaat van klager over
een aantal actiepunten geschreven. Daarop heeft de advocaat van klager diezelfde dag
positief gereageerd en verweerder gevraagd wanneer zij het concept convenant tegemoet
mag zien. Tussen partijen onderling, met hun advocaten in de cc, is ook over een aantal
actiepunten gecorrespondeerd.
2.6 In een e-mail van 5 juli 2021 heeft zijn advocaat aan klager geschreven:
De advocaat belt en mailt mij ook niet terug. Hoewel ik hem dagelijks mail en bel. Ik snap dat dit niet te doen is, het frustreert mij ook dat ik geen doorbraak heb kunnen bewerkstelligen.
Wat we ook kunnen doen is dat wij de procedure voorlopige voorzieningen opstarten en vragen om het uitsluitend gebruik van de woning aan jou, zodat jij het verkooptraject kan leiden, nu zij niet communiceert. Wat vindt je daarvan?
2.7 In haar e-mail van 21 juli 2021 heeft de ex-partner aan klager een update gemaild
over de belangrijkste punten, met de advocaten in de cc. Daarin heeft zij ook toegelicht
dat verweerder tijdens zijn vakantie door omstandigheden geen mogelijkheid had om
met het convenant aan de slag te gaan en dat hij op 2 augustus 2021 weer op kantoor
zal zijn.
2.8 Door ernstige privé omstandigheden heeft verweerder een periode beperkt gewerkt.
Over deze situatie heeft hij de advocaat van klager, en het ordebureau, ingelicht
in augustus 2021.
2.9 Op 16 augustus 2021 heeft klager op suggestie van zijn ex-partner rechtstreeks
aan verweerder gevraagd, met zijn advocaat in de cc, wanneer partijen een concept
convenant kunnen verwachten.
2.10 Bij de e-mail van 6 september 2021 heeft verweerder aan de advocaat van klager
een concept convenant gestuurd met excuses voor de vertraging en met de mededeling
dat dit een praatstuk voor partijen is waarop hij graag input van klager tegemoet
ziet. De advocaat van klager heeft namens hem haar onvrede over dat concept uitgesproken
en heeft verweerder verzocht om voor 11 oktober 2021 specifieke informatie aan te
leveren voor herschrijving daarvan.
2.11 Het overleg tussen partijen onderling en via hun advocaten heeft niet tot een
convenant geleid.
2.12 Op 13 december 2021 heeft een zitting plaatsgevonden bij de rechtbank Midden-Nederland.
2.13 Bij beschikking van 12 januari 2022 heeft de rechtbank de echtscheiding tussen
partijen uitgesproken, het verzoek om partneralimentatie afgewezen en de beslissing
over de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden aangehouden in afwachting van het
overleg tussen partijen.
2.14 In haar e-mail van 18 januari 2022 heeft de advocaat van klager aan verweerder
een schikkingsvoorstel gedaan en aangeboden om een convenant op te stellen.
2.15 In zijn e-mail van 19 januari 2022 heeft verweerder onder meer aan de advocaat
van klager geschreven:
Mijn agenda laat niet toe daarover al deze week met mijn cliënte te spreken. Ik heb haar voor maandag 24 januari a.s. uitgenodigd. En overigens, de termijn die nu op 1 februari 2022 staat, is geen deadline. En pas op 1 maart 2022 is de overdracht van de woning. Cliënte heeft geen behoefte zaken te vertragen, maar de door u gestelde termijn van 21 januari a.s. is niet haalbaar.
2.16 In zijn e-mail van 25 januari 2022 heeft de advocaat van klager onder meer aan verweerder geschreven:
Gisteren hebt u uw cliënte gesproken over het voorstel. Zonder u op te willen jagen, verneem ik wel graag uiterlijk vrijdag 28 januari a.s. van u, zodat wij de rechtbank kunnen inlichten en tijdig uitstel kunnen vragen.
2.17 Op 31 januari 2022 heeft de advocaat van klager aan verweerder laten weten dat
zij verweerder niet kan bereiken om zijn telefonisch aangekondigde tegenvoorstel te
bespreken en twee weken uitstel aan de rechtbank zal verzoeken.
2.18 In een e-mail van 11 februari 2022:
- om 16:32: heeft verweerder aan zijn cliënte en klager, met zijn advocaat in de cc, onder meer geschreven:
Ik probeer er later vandaag, anders vóór maandag a.s. op terug te komen. Excuus voor de vertraging. ICT-gedoe gekoppeld aan de nieuwe naam van ons kantoor, deels andere apparatuur, SSL-certificaat, etc. We worstelen er ook mee, maar inmiddels zijn we weer 80% operationeel.
- om 17:26 uur: heeft klager daarop alleen aan verweerder onder meer geschreven:
Ondanks alle toezeggingen in de afgelopen weken is er nog steeds geen reactie op het voorstel dat wij gedaan hebben. Ook reageer je niet op berichten en terugbelverzoeken van mijn advocaat, en dat is niet de eerste keer.
Ik constateer dat van jouw kant toezeggingen telkens niet worden nagekomen en dat je gedrag vertoont dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Dit kan echt niet, zeker niet als ik terugdenk aan jouw uitspraak over integriteit tijdens ons kennismakingsgesprek in 2020. Daarom ben ik een klacht tegen je aan het voorbereiden die ik zal indienen bij de deken.
2.19 In zijn e-mail van 13 februari 2022 heeft verweerder aan de advocaat van klager opnieuw zijn excuses aangeboden voor de vertraging wegens grote ict-problemen op zijn kantoor. Verder heeft hij een voorstel gedaan en verzocht om een reactie daarop. Ook heeft verweerder daarin geschreven:
Ik zou u willen verwijzen naar de pleitnota die ik voor de zitting van 13 december jl. had gemaakt - zie bijlage - maar ik kreeg de kans niet deze voor te lezen en te verspreiden. U heeft die informatie dus nog niet (gezien, wellicht wel gehoord). Maar daarin is wel benoemd dat uw cliënt valsheid in geschrifte pleegt met dat tuinhuis en de zonnepanelen.
2.20 Op 21 maart 2022 heeft de advocaat van klager aan verweerder het volgende sms-bericht gestuurd:
Geachte confrère, vanmiddag heb ik tevergeefs op uw telefoontje gewacht Indien ik morgen niet van u verneem, ga ik ervan dat uw cliënte geen regeling wil treffen. We zullen de rb dan vragen uitspraak te doen. Een kort bericht van u is voldoende en niet meer dan redelijk en collegiaal.
2.21 Bij eindbeschikking van 25 april 2022 heeft de rechtbank onder meer bepaald dat de inhoud van het tussen klager en zijn ex-partner in maart 2022 ondertekende echtscheidingsconvenant daarvan deel uitmaakt.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) slecht bereikbaar te zijn c.q. niet te reageren op berichten van klager of zijn
advocaat;
b) een concept-convenant aan te leveren dat juridisch en feitelijk niet klopte.
Toelichting: Volgens klager heeft verweerder niets van de door zijn advocaat aangeleverde informatie
verwerkt in zijn concept convenant en daarin bewust ook foutieve informatie opgenomen.
Het moest herschreven worden, met alle kosten van dien;
c) klager schriftelijk te beschuldigen van onder meer stalking en valsheid in geschrifte.
Toelichting: Verweerder heeft klager in randnummer 13 van het verweerschrift op het zelfstandig
tegenverzoek volstrekt ten onrechte beschuldigd van stalking van zijn ex-partner en
heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan laster. Ook heeft verweerder zich onnodig
grievend uitgelaten in zijn pleitaantekeningen van de zitting van 13 december 2021
door daarin te beweren dat klager valsheid in geschrifte heeft gepleegd.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.
Klachtonderdeel a)
4.2 Hij heeft de afwikkeling van de zaak niet bewust getraineerd en heeft daar ook
helemaal geen belang bij gehad. Zijn cliënte was door de scheiding erg emotioneel
en was daardoor vaak en langdurig niet in staat om te praten. Op zijn herhaalde vragen
kreeg hij soms pas na langere tijd of zelfs geen antwoord van haar. Zijn cliënte was
daarnaast niet op de hoogte van de financiële zaken tijdens haar huwelijk. Door haar
wantrouwen richting klager na hun breuk blokkeerde zijn cliënte, wat tot veel vertraging
heeft geleid bij de onderhandelingen over de financiële afwikkeling. Als hij geen
nieuwe ontwikkelingen had om aan de advocaat van klager te melden, dan reageerde hij
vaak maar niet, ook om kosten te besparen voor zijn cliënte. Daarbij is verweerder
door privé omstandigheden een tijdje slecht bereikbaar geweest en heeft hij herhaaldelijk
ICT-problemen gehad. Hierover heeft hij de advocaat van klager in die periodes ook
ingelicht.
Klachtonderdeel b)
4.3 Zoals afgesproken heeft hij het concept convenant aangeleverd als praatstuk. Hij
heeft bewust in dat concept benoemd dat partijen in gemeenschap van goederen waren
gehuwd. Het was in letterlijke zin niet juist, maar feitelijk moesten partijen, die
tijdens hun huwelijk nooit periodiek hadden verrekend, gaan afrekenen alsof zij in
gemeenschap van goederen gehuwd waren geweest. Voor zover in het concept feitelijke
onjuistheden stonden, kon dat in een overleg verbeterd worden. Verweerder mocht afgaan
op de informatie zoals hij die van zijn cliënte had gekregen.
Klachtonderdeel c)
4.4 In het verweerschrift heeft hij tussen aanhalingstekens het woord stalking gezet
om daarmee aan te geven dat hij daarmee niet de strafrechtelijke betekenis daarvan
bedoelde. Het ging erom dat zijn cliënte zich door klager gestalkt voelde in de discussie
over haar bijdrage in de woonlasten. Daarnaast heeft hij, in overleg met zijn cliënte,
de administratieve gang van zaken rondom de vermeende zakelijke aanschaf van een tuinhuis
in een e-mail aan de advocaat van klager benoemd als valsheid in geschrifte. Dat is
niet onnodig grievend geweest, aldus verweerder.
5 BEOORDELING
Maatstaf
5.1 Deze zaak betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij. De maatstaf
die de raad bij de beoordeling daarvan aanlegt, is mede ingegeven door de voor advocaten
geldende kernwaarde partijdigheid en houdt het volgende in.
5.2 Een advocaat geniet een grote mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt
te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste
van een wederpartij worden beperkt, tenzij de belangen van die wederpartij nodeloos
en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Zo mag de advocaat geen feiten poneren
waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, zich niet onnodig grievend
uitlaten over de wederpartij en mag hij de belangen van de wederpartij niet onnodig
of onevenredig schaden zonder redelijk doel.
5.3 Daarbij geldt verder dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen
aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het
algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden
is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat hoeft in het algemeen niet af te
wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan
hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt.
5.4 De raad zal de klachtonderdelen aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
Klachtonderdeel a)
5.5 Uit de overgelegde correspondentie, deels opgenomen onder de feiten hiervoor,
leidt de raad af dat het zwaartepunt van het verwijt over de gebrekkige communicatie
met verweerder op twee momenten lag. Voor zijn beperkte beschikbaarheid op die momenten
heeft verweerder duidelijke redenen gegeven, waaronder ook zijn privé omstandigheden
en ICT problemen. Dat verweerder daarmee te maken had, heeft hij ook kenbaar gemaakt
aan de advocaat van klager. Daarnaast is in de overgelegde correspondentie tussen
klager en zijn ex-partner, in cc aan hun advocaten gestuurd, te lezen dat de cliënte
van verweerder zich niet in staat voelde om (snel) te reageren en dat zij klager vaak
doorverwees naar verweerder.
5.6 In de toekomst is het naar het oordeel van de raad verstandig dat verweerder in
een vergelijkbare situatie als de onderhavige, waarin hij vaak geen reactie van zijn
cliënte kreeg of zelf vertragende omstandigheden had, dat in een kort bericht aan
de wederpartij laat weten. Op die manier kost het zijn cliënt niet veel extra en is
de wederpartij in elk geval op de hoogte van de reden van vertraging in de communicatie.
Alhoewel de raad kan begrijpen dat deze gang van zaken aan de kant van verweerder
tot irritatie heeft geleid, en mogelijk zelfs tot verharding in het door hem ingenomen
standpunt ten nadele van de cliënte van verweerder, is het handelen van verweerder
in de hiervoor geschetste omstandigheden naar het oordeel van de raad niet tuchtrechtelijk
verwijtbaar. Daarbij speelt ook een rol dat voor de raad niet is gebleken dat verweerder
zich bewust onbereikbaar heeft gehouden of de opzet had om de zaak te traineren. Dat
was ook niet in het belang van zijn cliënte.
5.7 Op grond van het voorgaande is de raad van oordeel dat verweerder niet de grenzen
heeft overschreden van de vrijheid die hij als advocaat van de wederpartij had, en
dus niet tuchtrechtelijk verwijtbaar richting klager heeft gehandeld. Ook overigens
zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken waaruit zou volgen dat klager
door het handelen van verweerder onnodig of onevenredig in zijn belangen is geschaad.
De raad zal klachtonderdeel a) dan ook ongegrond verklaren.
Klachtonderdeel b)
5.8 Verweerder heeft tijdens de zitting van de raad toegelicht dat hij het concept
convenant vanuit een volledig wantrouwen van zijn cliënte richting klager zo moest
opstellen en versturen aan de advocaat van klager. Volgens verweerder was inderdaad
meer besproken tijdens het daaraan voorafgaande viergesprek, maar wilde zijn cliënte
daarmee eerst een reactie van klager uitlokken. Naar het oordeel van de raad mocht
en moest verweerder hierin de instructies van zijn cliënte volgen en mocht hij ook
afgaan op de door haar verstrekte feitelijke informatie. Het lag op de weg van klager
en zijn advocaat om daarop te reageren en onjuistheden recht te zetten, zoals dat
ook is gebeurd. Ook op de juridische slordigheid van verweerder in het concept convenant,
dat partijen in gemeenschap van goederen zouden zijn gehuwd, kon de advocaat van klager
reageren. Dat klager daardoor is benadeeld, is de raad echter niet gebleken.
5.9 Op grond van het voorgaande is de raad van oordeel dat verweerder niet heeft gehandeld
buiten de grenzen van de hem toekomende vrijheid als advocaat van de wederpartij van
klager. Dat betekent dat de raad klachtonderdeel b) ongegrond zal verklaren.
Klachtonderdeel c)
5.10 De raad is uit de stukken en de verklaringen tijdens de zitting van de raad gebleken
dat verweerder tijdens de zitting van de rechtbank op 13 december 2021 niet de gelegenheid
heeft gekregen om zijn pleitnota voor te lezen en aan de rechter af te geven. Die
pleitnota is door verweerder later alsnog, bij zijn e-mail van 13 februari 2022, aan
de advocaat van klager gestuurd. De inhoud daarvan is daarna door partijen gebruikt
in het kader van hun onderhandelingen. Als partijdig advocaat mocht verweerder daarin
namens zijn cliënte het standpunt innemen over het tuinhuisje zoals dat door hem is
gedaan. Datzelfde geldt ten aanzien van de vermeende ‘stalking’ van zijn cliënte door klager, waarvan verweerder melding heeft gemaakt in het verweerschrift.
Op dat punt heeft verweerder nog uitgelegd dat bedoeld was om daarmee aan te geven
dat zijn cliënte zich achtervolgd voelde door klager over één van de geschilpunten.
Met de aanhalingstekens heeft hij juist tot uitdrukking gebracht dat het niet om stalking
in strafrechtelijke zin gaat. Zo leest de raad dat ook.
5.11 Naar het oordeel van de raad is van een klachtwaardig spreken van onwaarheid
door verweerder in de hiervoor beschreven situatie geen sprake geweest. Dat die woorden
als pijnlijk door klager zijn ervaren, dat begrijpt de raad, maar dat alleen maakt
nog niet dat daarvan een tuchtrechtelijk verwijt aan verweerder kan worden gemaakt.
Niet is gebleken dat verweerder de vrijheid die hem daarbij toekomt jegens klager
heeft overschreden; daartoe is door klager onvoldoende gesteld.
5.12 Op grond hiervan zal de raad klachtonderdeel c) eveneens ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.
Aldus beslist door mr. M. Jansen, voorzitter, mrs. E.H.M. Harbers en P.Th. Mantel, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 14 augustus 2023.
griffier voorzitter
Bij afwezigheid van mr. M.M. Goldhoorn
is deze beslissing ondertekend door
mr. W.B. Kok (plaatsvervangend griffier)
Verzonden d.d. 14 augustus 2023