ECLI:NL:TADRARL:2023:218 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-063/AL/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2023:218
Datum uitspraak: 14-08-2023
Datum publicatie: 06-09-2023
Zaaknummer(s): 23-063/AL/MN
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Dreigementen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Berichten aan derden
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Klacht tegen advocaat van de wederpartij in familiegeschil. Verweerster mocht vanuit het partijdig belang van haar cliënt financiële informatie van klaagster in een gelijktijdig lopende alimentatieprocedure van een andere moeder tegen haar cliënt vermelden in de stukken, ook dat in die procedure nog geen alimentatie was vastgesteld. Verweerster had het BSN nummer van klaagster beter kunnen weglaten of doorstrepen, maar daarvan treft haar geen tuchtrechtelijk verwijt. Ook overigens heeft verweerster de grenzen van de haar toekomende vrijheid als advocaat van de wederpartij niet overschreden. Ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 14 augustus 2023
in de zaak 23-063/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:

klaagster
over
verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 22 augustus 2022, aangevuld op 9 september 2022, heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 25 januari 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 2053172/HH/SD van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 1 mei 2023. Daarbij was klaagster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen.

2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.1 Klaagster heeft een dochter, S, uit haar in 2018 beëindigde relatie met de heer K (hierna: vader). Verweerster staat vader bij in geschillen met klaagster over de dochter.
2.2 In haar e-mail van 6 november 2019 om 16:31 uur heeft verweerster klaagster als volgt aangeschreven over de zorgregeling tussen vader en dochter S:

Het komende weekend is weer een weekend met de kinderen, zodat cliënt [S] weer komt ophalen. Ik zie graag uw bevestiging tegemoet, uiterlijk donderdag om 12.00 uur. Mocht u niet reageren of niet willen meewerken aan de herstart van de Regeling, kan cliënt niet anders dan de rechter te vragen om de Regeling na te laten komen op straffe van een dwangsom. Ik hoop dat het zo ver niet hoeft te komen.

2.3 Verweerster heeft namens vader een verzoek tot vaststelling van een zorgregeling ingediend bij de rechtbank Rotterdam. Mr. V heeft namens klaagster een verweerschrift ingediend en tevens een zelfstandig verzoek gedaan tot vaststelling van kinderalimentatie voor S. In dit verweerschrift is het BSN-nummer van klaagster vermeld en ter onderbouwing van het zelfstandig verzoek tot kinderalimentatie zijn door mr. V de inkomensgegevens van klaagster vermeld. 
2.4 Verweerster stond vader ook bij in de vrijwel gelijktijdig lopende procedure bij de rechtbank Den Haag tot vaststelling van een zorgregeling en kinderalimentatie ten behoeve van de oudste dochter van vader. De moeder van de oudste dochter van vader (verder: de andere moeder) werd in deze procedure ook door mr. V bijgestaan.
2.5 Verweerster heeft in de andere procedure bij de rechtbank Den Haag een akte ‘overleggen bijlagen inzake alimentatie en zorgregeling en inhoudelijke reactie op alimentatie’ genomen. Als productie 16 heeft verweerster de uitnodiging van de zitting in de procedure van klaagster en het ‘verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek’ van klaagster, zonder producties, overgelegd.
2.6 Op 8 april 2021 heeft de zitting van de zaak van de andere moeder plaatsgevonden bij de rechtbank Den Haag. De zitting van klaagster heeft plaatsgevonden op 21 april 2021 bij de rechtbank Rotterdam.
2.7 Klaagster en de andere moeder hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraken van de rechtbank. 
2.8 Bij brief van 3 september 2021 heeft mr. V aan het gerechtshof Den Haag in de andere procedure stukken nagestuurd ter completering van het in hoger beroep overgelegde dossier in eerste aanleg. Daarbij zat ook de jaaropgave van klaagster over 2020. Verweerster heeft die jaaropgave in de procedure van klaagster bij de rechtbank niet ontvangen.
2.9 Op 10 augustus 2022 heeft bij de rechtbank Rotterdam een zitting plaatsgevonden over de omgang tussen vader en de dochter van klaagster. Tijdens deze zitting zijn tussen partijen afspraken gemaakt over de zorgregeling tijdens de zomervakantie.

3 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) privacygevoelige informatie van klaagster zonder haar toestemming openbaar te maken, dan wel te delen met derden.
Toelichting: Verweerster heeft in strijd met de AVG privacygevoelige informatie van klaagster zonder haar medeweten en toestemming in de andere procedure van haar ex-partner over zijn oudste dochter betrokken. Daardoor zijn zowel de rechtbank als de andere moeder bekend geworden met het BSN-nummer van klaagster en met haar inkomensgegevens. Verweerster had die informatie moeten doorstrepen of in de andere procedure kunnen volstaan met het benoemen van de andere procedure en de daarin te verwachten alimentatie voor de dochter van klaagster. Daarnaast heeft verweerster ook zonder toestemming van klaagster haar jaaropgave over 2022 in deze klachtprocedure overgelegd;
b) feiten te stellen waarvan zij de onwaarheid kende of redelijkerwijs kon kennen.
Toelichting: Tijdens de zitting op 10 augustus 2022 heeft verweerster klaagster overvallen met een nieuw verzoek om in het weekend van 12 augustus 2022 de dochter bij vader ook te laten overnachten, terwijl op 1 juni 2022 een zorgregeling over de zomervakantie tussen partijen was overeengekomen. Over die overnachting was niet eerder met klaagster gecommuniceerd en verweerster heeft (i) nagelaten om tijdens die zitting aan de rechtbank, in aanwezigheid van de Raad voor de kinderbescherming, te melden dat er reeds afspraken voor de zomervakantie waren gemaakt. Daarnaast (ii) wist verweerster tijdens de zitting dat vader op 11 augustus 2022 in het buitenland zou zijn maar heeft dit toen niet gemeld. Klaagster heeft op basis van onjuiste informatie tijdens de zitting met de overnachting bij vader ingestemd, maar werd vervolgens verrast door de afwezigheid van vader in het weekend. Ook heeft verweerster (iii) in strijd met de waarheid tijdens diezelfde zitting gemeld dat vader als hobby en passie het beroep van artiest uitoefent en daardoor af en toe afwezig is tijdens de omgang met de dochter. Dit terwijl verweerster wist dat vader meerdere optredens op een avond heeft en die inkomsten in 2021 ook zijn meegenomen bij vaststelling van de kinderalimentatie;
c) ten onrechte klaagster te dreigen met dwangsommen.
Toelichting: In haar e-mail van 6 november 2019 van het einde van de middag heeft verweerster geëist dat klaagster de dag erna zou bevestigen dat zij mee zou werken aan de herstart van de zorgregeling en daarbij gedreigd met dwangsommen. Deze e-mail heeft klaagster als zeer intimiderend en dreigend ervaren. Ze werd onder tijdsdruk gezet, terwijl er geen sprake was van een beslissing waarin een zorgregeling was vastgesteld.

4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.
Klachtonderdeel a)
4.2 Omdat de procedure van haar cliënt (de vader) tegen de moeder van zijn oudste dochter en de procedure tegen klaagster vrijwel gelijktijdig speelden, was het in het belang van haar cliënt noodzakelijk om het verweerschrift van klaagster met daarin een alimentatieverzoek ook in die andere procedure bij akte te overleggen. Zodoende wist de rechter dat er nog een tweede kinderalimentatieprocedure liep en dat de mogelijk door haar cliënt aan klaagster te betalen bijdrage nog niet vaststond. De bijlagen bij het verweerschrift van klaagster heeft zij niet aan de rechtbank gestuurd. De jaaropgaaf 2022 van klaagster heeft zij pas ontvangen toen mr. V op verzoek van het gerechtshof het procesdossier heeft gecomplementeerd.  Overigens heeft klaagster dan wel haar advocaat ook niet verzocht om deze bijlage weer in te trekken.
4.3 Volgens verweerster is het vermelden van de naam van klaagster in een rechterlijk stuk in het kader van familierecht niet ‘openbaar maken’. Achteraf bezien had zij beter het BSN-nummer van klaagster kunnen wegstrepen omdat zij begrijpt dat dat een gevoelig punt is. Op grond van artikel 17 lid 3 sub e AVG mogen advocaten in het kader van de uitoefening van hun werkzaamheden persoonsgegevens van anderen verwerken. Dat heeft verweerster op zorgvuldige wijze en in het belang van haar cliënt gedaan. Ook in deze tuchtprocedure mag zij die informatie gebruiken voor haar eigen verweer. 
Klachtonderdeel b)
4.4 Op basis van de van haar cliënt ontvangen informatie heeft verweerster de door ingenomen standpunten tijdens de zitting toegelicht. Vader had al voor die zitting vaker aan klaagster voorgesteld om de vakantieomgang in de zomer van 2022 tegelijk met zijn oudste dochter te laten lopen. Tijdens die zitting is over dat al bij klaagster bekende verzoek verder gesproken en hebben partijen vervolgens overeenstemming bereikt.
Klachtonderdeel c)
4.5 In bedoelde e-mail heeft verweerster gemeld welke zorgen al langer bij vader bestonden over de uitvoering van de afgesproken zorgregeling en ook dat de omgang niet telkens door klaagster eenzijdig kon worden afgezegd. Dat was een duidelijke boodschap aan klaagster, maar van een intimiderende toonzetting was geen sprake.

5 BEOORDELING

Maatstaf

5.1 Deze zaak betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij. Een advocaat geniet een grote mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een wederpartij worden beperkt, tenzij de belangen van die wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Zo mag de advocaat geen feiten poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, zich niet onnodig grievend uitlaten over de wederpartij en mag hij de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt verder dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.
5.2 Een advocaat dient een afweging te maken welke gegevens noodzakelijk zijn om wettelijke verplichtingen na te komen. Wel komt een advocaat op grond van artikel 17 lid 3 sub e AVG meer vrijheid toe om persoonsgegevens te gebruiken van de wederpartij zonder toestemming van deze betrokkene. Een advocaat mag echter niet de belangen van de wederpartij nodeloos of onevenredig schaden.
5.3 De raad beoordeelt de klachtonderdelen aan de hand van de hiervoor geformuleerde maatstaf.

Klachtonderdeel a)

5.4 Verweerster heeft naar het oordeel van de raad voor haar cliënt een gerechtvaardigd belang gehad om specifieke financiële informatie van klaagster uit haar (kinderalimentatie) procedure in de procedure tegen de andere moeder te vermelden evenals de mededeling dat in die procedure nog geen bedrag voor kinderalimentatie was vastgesteld. In het partijdig belang van haar cliënt was het immers noodzakelijk dat de rechter daarvan op de hoogte werd gebracht zodat de rechter daarmee rekening kon houden bij berekening van de hoogte van de kinderalimentatie voor de oudste dochter van vader. Ook in het kader van het voeren van verweer in deze klachtprocedure, stond het verweerster naar het oordeel van de raad vrij om de privacygevoelige informatie van klaagster met de raad te delen, zonder dat haar daarvan tuchtrechtelijk een verwijt kan worden gemaakt.
5.5 Alhoewel verweerster, zoals zij zelf ook aangeeft, het BSN-nummer van klaagster in haar stukken beter weg had kunnen laten of had moeten doorstrepen, is naar het oordeel van de raad het nalaten daarvan niet dusdanig onzorgvuldig richting klaagster geweest, gezien ook de beslotenheid van een familiegeschil, dat verweerster daarvan een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.
5.6 Op grond van het voorgaande is van een tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerster richting klaagster geen sprake geweest. De raad zal dan ook klachtonderdeel a) ongegrond verklaren.

Klachtonderdeel b)

5.7 Naar het oordeel van de raad mocht verweerster als partijdig advocaat de standpunten innemen tijdens de zitting op 10 augustus 2022 zoals door haar gedaan en daarbij afgaan op de van haar cliënt verkregen informatie. Het lag op de weg van de advocaat van klaagster om daartegen tijdens de zitting voldoende verweer te voeren. Het is de raad niet gebleken dat verweerster met opzet onjuiste feitelijke informatie tijdens de zitting heeft gemeld of bewust informatie heeft achtergehouden om klaagster te benadelen. Dat de vader van haar dochter tijdens het omgangsweekend niet aanwezig bleek te zijn, kan een na de zitting later opgekomen verhindering van zijn kant zijn geweest, dan wel door hem niet aan verweerster zijn verteld.
5.8 Op grond van het voorgaande is de raad van oordeel dat verweerster niet de grenzen heeft overschreden van de vrijheid die zij als advocaat van de wederpartij had, en dus niet tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klaagster heeft gehandeld. De raad zal daarom klachtonderdeel b) ongegrond verklaren.

Klachtonderdeel c)

5.9 Alhoewel de tijdsdruk en de toonzetting van de e-mail van verweerster in haar e-mail van 6 november 2019 door klaagster als intimiderend en heftig kan zijn ervaren, is dat naar het oordeel van de raad niet tuchtrechtelijk verwijtbaar geweest. Het stellen van termijnen of aankondigen van rechtsmaatregelen zijn gebruikelijke instrumenten in correspondentie van advocaten en daarmee is in objectieve zin maar ook in deze zaak geen grens overschreden. Er kan immers aanleiding voor duidelijke taal van de kant van verweerster zijn geweest door de voorgeschiedenis tussen klaagster en haar ex-partner. Daarmee is de raad verder niet bekend.
5.10 Op grond van het voorgaande is de raad van oordeel dat verweerster ook hiermee niet de grenzen heeft overschreden van de vrijheid die zij als advocaat van de wederpartij had, en dus niet tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klaagster heeft gehandeld. De raad zal daarom klachtonderdeel c) eveneens ongegrond verklaren.

BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. M. Jansen, voorzitter, mrs. E.H.M. Harbers en P.Th. Mantel, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 14 augustus 2023.

griffier                                                                                                                  voorzitter

Bij afwezigheid van mr. M.M. Goldhoorn
is deze beslissing ondertekend door
mr. W.B. Kok (plaatsvervangend griffier)

 
Verzonden d.d. 14 augustus 2023