ECLI:NL:TADRARL:2023:209 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-342/AL/NN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2023:209
Datum uitspraak: 07-08-2023
Datum publicatie: 25-08-2023
Zaaknummer(s): 23-342/AL/NN
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over kwaliteit dienstverlening van voormalig eigen advocaat. Op grond van het klachtdossier kan niet worden vastgesteld dat verweerster haar financiële belang boven het belang van klager heeft gesteld. Integendeel, uit de overgelegde e-mails blijkt dat verweerster in het belang van klager heeft gehandeld door hem diverse keren uitdrukkelijk te wijzen op de volgens haar geringe kans op succes in het hoger beroep en op de voor- en nadelen van het al dan niet treffen van een schikking met bedrijf X. Ook kan niet worden vastgesteld dat verweerster klager onder zodanige druk heeft gezet om de schikking te accepteren dat zij daarmee de grenzen van het tuchtrechtelijk toelaatbare heeft overschreden. Als klager toch niet akkoord was met de schikking en liever het oordeel van het gerechtshof had willen afwachten, zoals klager heeft gesteld, dan had klager dit kenbaar moeten maken en de VSO ondanks het advies van verweerster niet moeten tekenen. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 7 augustus 2023
in de zaak 23-342/AL/NN
naar aanleiding van de klacht van:

klager
over:
verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) van 22 mei 2023 met kenmerk 2022 KNN096/2102016, door de raad digitaal ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1A tot en met 3.

1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klager was van 3 juni 1996 tot 12 juni 2020 in dienst bij bedrijf X. Het dienstverband van klager is geëindigd door het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd.
1.2 Tussen klager en bedrijf X is een geschil ontstaan over salarisbetalingen tijdens het dienstverband van klager. In dit geschil heeft de kantonrechter op 23 oktober 2019 een eindvonnis gewezen. Klager heeft verweerster ingeschakeld om hoger beroep tegen dit vonnis in te stellen. Vervolgens heeft verweerster in januari 2020 namens klager hoger beroep ingesteld.
1.3 Op 11 augustus 2020 heeft een eerste zitting bij het gerechtshof Amsterdam (hierna: het gerechtshof) plaatsgevonden. Bedrijf X heeft op deze zitting een schikkingsvoorstel gedaan dat door klager is afgewezen.
1.4 Op 26 november 2021 heeft bij het gerechtshof een tweede zitting plaatsgevonden. Klager en bedrijf X hebben tijdens deze mondelinge behandeling opnieuw geprobeerd een schikking te treffen. Toen bleek dat er geen overeenstemming kon worden bereikt, heeft het gerechtshof partijen twee weken de tijd gegeven om te onderzoeken of een minnelijke regeling alsnog mogelijk is.
1.5 Op 2 december 2021 heeft bedrijf X een nieuw voorstel gedaan waarin ook een bedrag voor vergoeding van de door klager gemaakte advocaatkosten is opgenomen. Over dit voorstel hebben verweerster en klager diverse keren met elkaar gemaild. Zo heeft verweerster op 3 december 2021 naar klager gemaild:

‘Wij spraken elkaar afgelopen woensdag naar aanleiding van de opdracht van het Gerechtshof om de mogelijkheid van een schikking in deze zaak met (…) te beproeven.
(…)
Een van de uitlatingen van de voorzitster was: ‘Waarom bent u deze procedure begonnen? Heeft de vorige procedure u financieel gezien nog niet genoeg opgeleverd? (…) Deze uitlating maakt wel duidelijk dat het Hof niet direct positief staat tegenover jouw vorderingen.
(…)
Kortom, zoals de voorzitster al aangaf: ‘recht hebben is 1, recht krijgen is wat anders’. Zij gaf daarmee uitdrukkelijk tussen de regels door te kennen hoezeer het in jouw belang is om te schikken.
(…)

Conclusie
Het staat voor mij met al mijn juridische ervaring van 38 jaar als een paal boven water dat de kans die het Hof partijen heeft gegeven om te schikken voornamelijk in jouw belang is gedaan. Schikken betekent water bij de wijn doen. Je moet dan zoals de voorzitster aangaf je principes laten waren. Daar kun je niet aan vasthouden.
(…)
Zoals ik al aan je heb meegegeven gaat er nu veel belasting van het bruto bedrag af, maar na een paar jaar kun je middeling vragen aan de belastingdienst en levert dat mogelijk/hopelijk een terugbetaling op.
(…)
Gezien wat er nu op tafel ligt, ben je echt ‘spekkoper’. (…) Ik ga ook verder niet onderhandelen over dit voorstel. Het is een alleszins reëel voorstel en als je probeert nog weer meer onder uit de kan te halen, loop je het gerede risico dat je je hand ernstig overspeelt.
Volg je mijn advies niet op en laat je het tot een uitspraak komen, dan wil ik eigenlijk nu ook wel een keer met je afrekenen. In deze zaak zit inmiddels ontzettend veel tijd. Door jouw keuze vrees ik dat ik anders ook aan het kortste eind ga trekken.’

1.6 Op 6 december 2021 heeft klager verweerster gemaild dat hij zich onder druk gezet voelt om het voorstel te accepteren en dat hij het voorstel van bedrijf X zwaar teleurstellend vindt. Daarop heeft verweerster onder meer als volgt gereageerd:

‘Als we niet schikken gaat het Hof op 8 februari a.s. uitspraak doen. Als dat direct een einduitspraak is, verlies je de zaak op het merendeel van de punten zoals ik je in mijn vorige mails heb uitgelegd.
(…)
Wat betreft de tekst van de vaststellingsovereenkomst: daarover kan natuurlijk wel verder onderhandeld worden, maar besef dat je de tekst wel zo moet zien dat daaruit naar voren komst dat partijen van meningen verschillen over diverse punten maar dat zij met deze overeenkomst de strijdbijl voor een en voor altijd willen begraven. Niets meer en niets minder. Het is echt een hele normale tekst voor een vaststellingsovereenkomst.
(…)
Jij zegt dat ik me geen zorgen hoef te maken over mijn kosten maar dat doe ik wel in het besef dat de kans dat jij met lege handen komt te staan als je de schikking afwijst heel erg groot is. Ik kan dat naar mijn kantoor toe niet langer verantwoorden. Ik ben je tot nu toe zeer tegemoet gekomen maar dat houdt een keer op.’

1.7 Vervolgens heeft verweerster een tegenvoorstel van klager aan de advocaat van bedrijf X gemaild.
1.8 Op 7 december 2021 heeft verweerster klager gemaild dat bedrijf X het schikkingsbedrag heeft verhoogd en de boete ter zake van het geheimhoudingsbeding verlaagd. Verweerster heeft klager met klem geadviseerd dit voorstel te accepteren.
1.9 Klager heeft verweerster – samengevat – bericht dat hij het aangepaste voorstel accepteert als bedrijf X het schikkingsbedrag verhoogd tot het door hem gewenste bedrag.
1.10 Op 8 december 2021 heeft verweerster klager gemaild dat bedrijf X alsnog akkoord gaat met de door klager gevraagde verhoging van het schikkingsbedrag.
1.11 De schikking tussen klager en bedrijf X is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst (hierna: de VSO). Klager heeft de VSO op 8 december 2021 voor akkoord getekend en op 9 december 2021 is de VSO namens bedrijf X getekend. Daarna is de hoger beroepsprocedure met instemming van beide partijen geëindigd.
1.12 Een aantal dagen na het ondertekenen van de VSO heeft klager zich opnieuw tot verweerster gewend om de VSO te herroepen op grond van dwaling.
1.13 Op 18 augustus 2022 heeft klager bij verweerster een klacht ingediend. Daarop heeft verweerster bij brief van 9 september 2022 inhoudelijk gereageerd en betwist dat klager door haar handelen nadeel heeft geleden.
1.14 Op 4 oktober 2022 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Klager verwijt verweerster het volgende:
a) verweerster heeft de behartiging van de belangen van klager ondergeschikt gemaakt aan haar financiële belang. Volgens klager heeft verweerster hem geadviseerd om het door bedrijf X op 2 december 2021 gedane nieuwe voorstel te accepteren en heeft verweerster daarbij gezegd dat zij met dat voorstel alsnog betaald zou worden voor haar werkzaamheden vanaf augustus 2020. Omdat klager verweerster al sinds augustus 2020 niet meer kon betalen, voelde hij daardoor een grote druk om het voorstel te accepteren. Volgens klager heeft dit een rol gespeeld in het advies van verweerster om het voorstel van bedrijf X te accepteren;
b) verweerster heeft klager onder druk gezet om de VSO te tekenen, terwijl klager een uitspraak van het gerechtshof wilde. Volgens klager heeft verweerster gezegd dat sprake zou zijn van een verschil van inzicht als hij haar advies niet wilde opvolgen en dat klager dan een nieuwe advocaat moest gaan zoeken. Doordat hij op deze manier onder druk werd gezet, zag hij geen andere keus dan de VSO te tekenen, aldus klager;
c) verweerster heeft er niet op toegezien dat het door bedrijf X te betalen bedrag aan klager zodanig in de VSO werd geformuleerd dat klager niet zoveel belasting hoeft te betalen. Volgens klager had verweerster een belastingspecialist moeten inschakelen of alleen moeten instemmen met een nettobedrag in plaats van het brutobedrag.
2.2 De voorzitter zal hierna bij de beoordeling, waar nodig, op de stellingen en stukken van klager ingaan.

3 VERWEER
3.1 Verweerster voert verweer tegen de klacht en betwist dat zij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Verweerster voert aan dat zij klager naar beste eer en geweten met klem heeft geadviseerd het voorstel van bedrijf X te accepteren. Daarbij wijst verweerster erop dat zij als advocaat geen willoos werktuig is en dat tussen haar en klager sprake was van een verschil van inzicht omdat klager haar advies niet wenste op te volgen. Volgens verweerster kon zij de zaak van klager niet volgens haar eigen inzichten verder behandelen als er geen akkoord zou worden bereikt.
3.2 Verder voert verweerster aan dat de schikking onder enige tijdsdruk tot stand is gekomen, maar dat dit niet betekent dat zij klager heeft gedwongen akkoord te gaan met de schikking. Volgens verweerster heeft klager haar expliciet opgedragen ervoor te zorgen dat bedrijf X het schikkingsbedrag bruto zou stellen en is bedrijf X bereid gebleken dat bedrag te betalen.
3.3 Tot slot voert verweerster aan dat in alle e-mails en in de VSO voortdurend brutobedragen zijn genoemd, zodat er geen misverstand over kon bestaan dat ook het schikkingsbedrag een brutobedrag zou zijn voortvloeiend uit een arbeidsverhouding met bedrijf X ter zake van loonvorderingen.
3.4 De voorzitter zal hierna bij de beoordeling, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING

De voorzitter toetst de kwaliteit van dienstverlening van verweerster

4.1 De klacht gaat in alle onderdelen over de kwaliteit van dienstverlening van verweerster als voormalig advocaat van klager. De tuchtrechter heeft mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen als daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling houdt de tuchtrechter rekening met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop zij een zaak behandelt en met de keuzes – zoals procesrisico en kostenrisico – waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Die vrijheid en keuzes zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat haar werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (zie Hof van Discipline, 3 april 2020, ECLI:NL:TAHVD:2020:80).

De voorzitter verklaart klachtonderdeel a) kennelijk ongegrond

4.2 De voorzitter is op grond van het klachtdossier van oordeel dat verweerster ten opzichte van klager niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld ten aanzien van de behartiging van de belangen van klager. Uit de overgelegde e-mails kan niet worden afgeleid dat verweerster haar financiële belang boven het belang van klager heeft gesteld. Integendeel, uit de overgelegde e-mails blijkt dat verweerster in het belang van klager heeft gehandeld door hem diverse keren uitdrukkelijk te wijzen op de volgens haar geringe kans op succes in het hoger beroep, naar aanleiding van opmerkingen van de voorzitter van het gerechtshof, en op de voor- en nadelen van het al dan niet treffen van een schikking met bedrijf X. Verder blijkt dat verweerster klager tijdens de schikkingsonderhandelingen heeft begeleid en dat zij overeenkomstig de opdracht van klager heeft gehandeld. Het is bij schikkingen niet ongebruikelijk dat advocaatkosten daar ook onderdeel van zijn, dus dat verweerster daar rekening mee heeft gehouden betekent niet dat zij daarmee klachtwaardig heeft gehandeld. Uit de overgelegde factuur van 9 december 2021 en het urenoverzicht blijkt immers dat de kosten van verweerster vanaf augustus 2020 nog niet waren betaald en inmiddels tot een flink bedrag waren opgelopen, waardoor het allerminst zeker was dat klager deze kosten ook zonder een schikking zou kunnen betalen. Het is dan ook niet onbegrijpelijk dat verweerster daar in het kader van een schikking oog voor heeft gehad. De in dit kader door klager geuite beschuldiging dat verweerster steekpenningen heeft aangenomen door haar factuur door bedrijf X te laten betalen, is ongefundeerd en misplaatst. Klachtonderdeel a) is dan ook kennelijk ongegrond.

De voorzitter verklaart klachtonderdeel b) kennelijk ongegrond

4.3 De voorzitter kan op grond van het klachtdossier niet vaststellen dat verweerster klager onder zodanige druk heeft gezet om de schikking te accepteren dat zij daarmee de grenzen van het tuchtrechtelijk toelaatbare heeft overschreden. Uit de overgelegde e-mails blijkt dat verweerster, ondanks haar bedenkingen daarbij, steeds overeenkomstig de wensen van klager heeft gehandeld, waarbij zij klager heeft gewezen op de proces- en kostenrisico’s als er geen schikking met bedrijf X tot stand zou komen. De voorzitter wijst erop dat  schikkingshandelingen altijd onder een bepaalde tijdsdruk plaatsvinden en dat het gerechtshof partijen in dit geval een termijn van twee weken had gegeven om te proberen alsnog tot een schikking te komen. Uiteindelijk is binnen die twee weken ook een schikking tot stand gekomen nadat bedrijf X was akkoord gegaan met de door klager gewenste verhoging van het schikkingsbedrag. Als klager toch niet akkoord was met de schikking en liever het oordeel van het gerechtshof had willen afwachten, zoals klager heeft gesteld, dan had klager dit kenbaar moeten maken en de VSO ondanks het advies van verweerster niet moeten tekenen.
4.4 Voor de stelling van klager dat het van begin af aan de insteek is geweest om een oordeel van het gerechtshof te krijgen, zijn in het klachtdossier geen aanknopingspunten te vinden. Het feit dat klager achteraf gezien niet tevreden is met de VSO betekent niet dat verweerster in tuchtrechtelijke zin iets te verwijten valt. Dat verweerster op enig moment heeft opgemerkt dat klager een andere advocaat moet gaan zoeken als hij ervoor kiest niet akkoord te gaan met het voorstel van bedrijf X is in het licht van het gevoerde e-mailcontact tussen klager en verweerster en de schikkingsonderhandelingen met bedrijf X niet klachtwaardig. Het stond verweerster vrij om dit te benoemen, omdat zij als advocaat niet gehouden kan worden haar werkzaamheden voort te zetten als sprake is van een onoplosbaar verschil van inzicht over de uitvoering van de opdracht. Zover is het echter door de schikking uiteindelijk niet gekomen. Klachtonderdeel b) is dan ook kennelijk ongegrond.

De voorzitter verklaart klachtonderdeel c) kennelijk ongegrond

4.5 Tot slot kan de voorzitter niet vaststellen dat verweerster ten aanzien van de inhoud van de VSO en de daarin vermelde bedragen tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. In de e-mails over het schikkingsbedrag en in de VSO zijn brutobedragen genoemd. Het had klager daarom voldoende duidelijk kunnen zijn dat hij het schikkingsbedrag niet netto zou ontvangen. Het is bij loonvorderingen ook gebruikelijk om uit te gaan van brutobedragen waar de (voormalig) werkgever nog bedragen op moet inhouden. Uit de stukken blijkt niet dat verweerster klager onjuist heeft geïnformeerd over het bruto schikkingsbedrag dat met bedrijf X is overeengekomen. Ook is niet gebleken dat aanleiding voor verweerster bestond om een belastingspecialist in te schakelen of om alleen in te stemmen met een netto schikkingsbedrag. Klachtonderdeel c) is dan ook kennelijk ongegrond.
4.6 Voor zover klager verweerster ook verwijt dat zij hem in de steek heeft gelaten nadat haar factuur door bedrijf X was betaald en dat sprake is van chantage en bedrog aan de zijde van verweerster, is de voorzitter van oordeel dat deze verwijten bij gebrek aan een feitelijke grondslag kennelijk ongegrond zijn.

BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. P.F.A. Bierbooms, voorzitter, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 7 augustus 2023.

Griffier                                                                                                                              Voorzitter

Verzonden d.d. 7 augustus 2023