ECLI:NL:TADRARL:2023:200 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-742/AL/MN
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2023:200 |
---|---|
Datum uitspraak: | 07-08-2023 |
Datum publicatie: | 24-08-2023 |
Zaaknummer(s): | 22-742/AL/MN |
Onderwerp: | Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen advocaat wederpartij. Toevoegingsperikelen. Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline ligt het belang om in aanmerking te komen voor door de overheid gefinancierde rechtshulp bij de aanvrager, in dit geval de cliënte van verweerster. Geen rechtstreeks belang klager. Niet-ontvankelijk. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 7 augustus
2023
in de zaak 22-742/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 28 september 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het
arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 14 september 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 1528461/FM/sd
van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 12 juni 2023. Daarbij waren
klager en verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op
de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6. Ook heeft de raad kennisgenomen
van de (strikt genomen enkele dagen te laat ingediende maar in omvang zeer beperkte)
e-mail met bijlagen van klager van 1 juni 2023.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op
de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.1 Verweerster heeft de ex-partner van klager bijgestaan in een procedure omtrent
omgang en hoofdverblijf van hun minderjarige dochter.
2.2 Verweerster heeft op 15 september 2021 voor haar cliënte een toevoeging aangevraagd
bij de Raad voor Rechtsbijstand. Daarbij is vermeld dat haar cliënte een alleenstaande
ouder was en is als zaakcode P012: “beëindiging samenwoning/nevenvorderingen” vermeld. De toevoeging is op 16 september 2021 verstrekt met de zaakcode P012.
2.3 Op 17 september 2021 heeft de advocaat van de ex-partner van klager een verzoekschrift
strekkende tot vaststelling van het hoofdverblijf en een zorgregeling ingediend. In
het daartegen ingediende verweerschrift heeft verweerster een zelfstandig tegenverzoek
strekkende tot vaststelling van kinderalimentatie gedaan. Op 26 oktober 2021 heeft
bij de rechtbank Midden-Nederland de mondelinge behandeling van de over en weer gedane
verzoeken plaatsgevonden.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
3.2 onjuiste feiten aan de Raad voor Rechtsbijstand te verstrekken waardoor ten onrechte
een toevoeging is verstrekt.
Toelichting: Volgens klager heeft verweerster bij de aanvraag van de toevoeging vermeld dat het
ging om een beëindiging samenwoning/nevenvorderingen, terwijl de procedure over omgang
en hoofdverblijf ging. Haar cliënte woonde volgens klager echter samen zodat zij wanneer
de juiste zaakcode was vermeld, geen recht zou hebben gehad op gefinancierde rechtsbijstand
omdat dan het gezamenlijke inkomen van haar cliënte en de nieuwe partner van haar
cliënte bepalend was geweest. Het feit dat verweerster over de woonsituatie van haar
cliënte telefonisch overleg heeft gehad met de Raad voor Rechtsbijstand ontslaat haar
volgens klager niet van haar verplichting om zelf onderzoek te doen naar de juistheid
van de aan haar verstrekte informatie. Er waren volgens hem namelijk voldoende signalen
dat haar cliënte wel degelijk samenwoonde.
4 VERWEER
De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 Bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht toetst de tuchtrechter
het aan de advocaat verweten handelen of nalaten aan de in artikel 46 Advocatenwet
omschreven normen. Daarbij is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels,
maar die regels kunnen, vanwege ook het open karakter van de wettelijke norm, daarbij
wel van belang zijn (direct of analoog). Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar
handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per
geval beoordeeld.
5.2 De raad stelt vast dat de klacht gaat over het handelen van verweerster als advocaat
van de wederpartij van klager. Uitgangspunt is dat deze advocaat een ruime mate van
vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in
overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder
meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten
over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid
kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen
van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden
zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt
dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft,
en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen
gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen
niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen
waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij
toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd
ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn
cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
5.3 Het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen tegen een advocaat
komt niet aan iedereen toe, maar slechts aan diegene die door het handelen of nalaten
waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. Voor
zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure is vereist, wordt het
klachtrecht uitgeoefend door de deken.
5.4 Blijkens vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline ligt het belang om in
aanmerking te komen voor door de overheid gefinancierde rechtshulp bij de aanvrager,
in dit geval de cliënte van verweerster. Voor zover verweerster ten onrechte op toevoegingsbasis
zou zijn gaan procederen, hetgeen naar het oordeel van de raad niet is komen vast
te staan, is niet gebleken dat klager daarmee in enig belang is geschaad. Het enkele
feit dat bij de cliënte van verweerster vanwege de verstrekte toevoeging wellicht
een financiële rem ontbrak, is naar het oordeel van de raad geen gerechtvaardigd belang
in de vereiste zin. Bovendien is klager zelf degene die is gaan procederen en kan
de raad op basis van de zich in het dossier bevindende stukken en de stellingen van
partijen niet vaststellen dat de cliënte van verweerster geen verweer zou hebben gevoerd
wanneer aan haar geen toevoeging zou worden verstrekt. Voorts heeft verweerster door
niet zelf een nieuwe procedure te beginnen maar in de door klager aanhangig gemaakte
procedure een zelfstandig tegenverzoek te formuleren namens haar cliënte, naar het
oordeel van de raad juist kostenefficiënt opgetreden.
5.5 Gelet op het ontbreken van een rechtstreeks belang voor klager bij het bij het
indienen van de klacht, wordt deze niet-ontvankelijk verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht.
Aldus beslist door mr. G.F. van den Berg, voorzitter, mrs. E.J.C. de Jong en M.H. Pluymen, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken in het openbaar op 7 augustus 2023.
Griffier Voorzitter
Bij afwezigheid van mr. M.M.C. van der Sanden
is deze beslissing ondertekend door
mr. M.M. Goldhoorn (griffier)
Verzonden d.d. 7 augustus 2023