ECLI:NL:TADRARL:2023:196 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-840/AL/GLD
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2023:196 |
---|---|
Datum uitspraak: | 24-07-2023 |
Datum publicatie: | 16-08-2023 |
Zaaknummer(s): | 22-840/AL/GLD |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing. Klacht tegen de advocaat van de wederpartij. In het arbeidsrechtelijk geschil tussen klager en zijn werkgever heeft verweerder - advocaat van de werkgever - gegevens uit het medisch dossier van klager gedeeld zonder diens toestemming. De raad stelt voorop dat volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline aan een advocaat een ruime mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn client te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn client, goeddunkt. De advocaat heeft een eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van de vraag of er een noodzaak of relevantie is om medische gegevens te gebruiken. Daarin dient hij een eigen afweging te maken. Wel kan deze afweging achteraf door de tuchtrechter worden getoetst. De raad is van oordeel dat die noodzaak en relevantie er in dit geval niet was. Er was al veel over de medische toestand van klager bij diens werkgever bekend. Niet valt in te zien hoe het delen van de informatie uit het medisch dossier van klager voor het standpunt van de werkgever in de ontslagprocedure zou hebben uitgemaakt. Althans verweerder heeft niet aangetoond dat die specifieke informatie in die procedure cruciaal was. De maatregel van berisping is in dit geval passend. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 24 juli
2023
in de zaak 22-840/AL/GLD
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 1 september 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het
arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 24 oktober 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K 21/125 van de
deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 26 mei 2023. Daarbij waren
klager en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op
de inventarislijst genoemde bijlagen 1.1 tot en met 5.3.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op
de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.1 Klager is verwikkeld in een arbeidsconflict met zijn voormalig werkgever. De werkgever
wordt daarin bijgestaan door verweerder. Op enig moment was klager twee jaar arbeidsongeschikt,
waarop hij een WIA-uitkering heeft aangevraagd bij het UWV. Door het UWV is een loonsanctie
opgelegd aan de werkgever. Tegen die loonsanctie is door verweerder namens de werkgever
bezwaar gemaakt. Verweerder heeft het procesdossier opgevraagd bij het UWV. Het UWV
heeft dat dossier verstrekt en in de begeleidende brief opgenomen:
‘Medische stukken - Uw cliënt mag alleen kennisnemen van de medische stukken die van belang zijn in de bezwaarprocedure als de (ex-)werknemer daarvoor toestemming heeft gegeven. U mag als gemachtigde wel kennisnemen van de medische stukken. U mag deze stukken alleen gebruiken voor deze bezwaarprocedure. U mag ze niet doorgeven aan anderen, ook niet aan uw cliënt. De medische stukken zijn als zodanig herkenbaar.’
2.2 Op 4 juni 2021 is door verweerder namens de werkgever een verzoekschrift tot ontbinding
van de arbeidsovereenkomst met klager ingediend. Bij dat verzoekschrift zat als productie
een advies van een bedrijfsarts.
2.3 Door de advocaat van klager is verweer gevoerd en zijn tegenverzoeken gedaan.
2.4 Verweerder heeft namens de werkgever verweer gevoerd op de tegenverzoeken en daarin
een aantal passages opgenomen waaronder:
‘[H] kwam in een negatieve spiraal terecht, waarbij hij zich opsloot op zijn kamer, (game)verslavingen ontwikkelde, iedereen in zijn omgeving van zich vervreemdde, middelen gebruikte en sterk manipulatief gedrag vertoonde (liegen en bedriegen, aldus een der onderzoeksrapporten.)’
en
‘[AH D] biedt derhalve uitdrukkelijk aan te bewijzen dat:
- het ziektebeeld van [H] en de gestelde diagnoses zijnerzijds labiliteit, onvoorspelbaarheid
en moeite met het maken en nakomen van afspraken met zich meebracht’
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) zaken uit het medisch dossier van klager te delen met zijn cliënt en zaken uit
dat dossier te gebruiken in een andere procedure dan waarvoor deze gegevens van het
UWV waren verkregen. Dit terwijl verweerder er bij de verkrijging van het medische
dossier door het UWV op was gewezen dat hij deze gegevens niet met zijn cliënt mocht
delen en dat deze gegevens niet voor een andere procedure dan de onderhavige mochten
worden gebruikt. Daarnaast heeft verweerder in zijn verweerschrift van 20 augustus
2021 gedreigd om de medische stukken van klager in te brengen als bewijs;
b) het medisch dossier van klager zonder toestemming van klager te sturen aan een
voor klager onbekende bedrijfsarts.
3.2 Het gaat klager er vooral om dat de passage ‘(liegen en bedriegen’, aldus een der onderzoeksrapporten)’ is aangehaald door verweerder. Die gegevens kunnen volgens klager enkel afkomstig
zijn uit zijn medisch dossier.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht onder meer - samengevat - het volgende verweer
gevoerd.
Klachtonderdeel a)
4.2 Klager was richting zijn werkgever transparant over zijn achtergronden, privé-problemen
en de ontwikkeling van zijn ziektebeeld. De medische situatie van klager was geen
privé-aangelegenheid meer, maar reeds lang bekend bij de werkgever. Die informatie
heeft verweerder van de werkgever ontvangen. Ter weerlegging van bepaalde stellingen
van de advocaat van klager diende verweerder aan te tonen dat een en ander diende
te worden bezien in het kader van de problematiek van klager. Verweerder heeft er
heel concreet voor gekozen om de rechtbank mee te delen dát het medisch dossier in
zijn bezit was (maar zonder dit te gebruiken, op één korte verwijzing/citaat over
‘liegen en bedriegen’ na) en dat hij zonodig de door de werkgever aan hem verstrekte informatie over de
achtergronden en het ziektebeeld van klager kon aantonen. Op het ene citaat met verwijzing
naar een onderzoeksrapport na is alle overige informatie uit de tekst in het verweerschrift
afkomstig van en reeds lang bekend bij de werkgever. Zo het tot een bewijsaanbod zou
komen, zou verweerder de relevante bewijsstukken uitsluitend in gesloten couvert aan
de rechter hebben aangeboden. Op geen enkel moment is informatie uit het medisch dossier
door verweerder met de werkgever gedeeld of besproken.
Klachtonderdeel b)
4.3 Hierbij was verweerder niet direct betrokken. Het contact met de bedrijfsarts
vond plaats via een ingeschakelde kantoorgenoot, die niet meer op het kantoor werkzaam
is. De werkgever is begin 2021 gewisseld van Arbodienst. Op 10 februari 2021 had het
UWV de ontslagaanvraag langdurige arbeidsongeschiktheid afgewezen, omdat er - mede
op basis van het toen voorliggende rapport van de vorige bedrijfsarts - onvoldoende
duidelijk was of klager niet binnen 26 weken alsnog voldoende belastbaar zou kunnen
zijn voor (aangepast) werk. Omdat er vanuit het kantoor van verweerder werd gekeken
naar de mogelijkheid om tegen dit oordeel van het UWV alsnog een verzoekschrift bij
de kantonrechter in te dienen is een andere bedrijfsarts (niet zijnde de nieuwe bedrijfsarts
van de nieuwe Arbodienst) benaderd voor een actueel zogenaamd ’26-weken oordeel’. Dit contact is niet via de werkgever verlopen maar via het kantoor van verweerder.
Het is verweerder niet bekend of die bedrijfsarts nog contact heeft gelegd met de
vorige bedrijfsarts.
5 BEOORDELING
5.1 De klacht heeft betrekking heeft op het handelen van de advocaat van de wederpartij
van klager. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat
een ruime mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de
wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is echter niet absoluut,
en kan onder andere beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend
mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan
hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging
van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig
mag schaden zonder redelijk doel.
Daarbij geldt dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan
de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen
mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is
de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te
wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan
hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt.
Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd
zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken,
onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. Daarbij heeft te gelden dat een
advocaat bij uitingen over strafbare feiten of onrechtmatige gedragingen de nodige
terughoudendheid in acht moet nemen.
Klachtonderdeel a)
5.2 Voor klager weegt zwaar dat er uit zijn medisch dossier gegevens zijn gedeeld
zonder zijn toestemming. Daarbij gaat het met name over het citaat ‘liegen en bedriegen’. Ten aanzien hiervan heeft verweerder ook toegegeven dat hij dit uit ‘een van de onderzoeksrapporten’ heeft gehaald. Desgevraagd verklaarde verweerder ter zitting dat het betreffende
onderzoeksrapport het eindrapport is van de behandelende instelling waar klager opgenomen
is geweest. Dat eindrapport is onderdeel van het medisch dossier van klager en klager
heeft geen toestemming gegeven voor het delen van die informatie.
5.3 Bij de beantwoording van de vraag of de noodzaak of relevantie bestaat om medische
gegevens te gebruiken heeft de advocaat een eigen verantwoordelijkheid en dient hij
een eigen afweging te maken, mede rekening houdend met de belangen van klager om niet
nodeloos te worden geschaad door overlegging van die medische gegevens. Deze afweging
kan achteraf door de tuchtrechter worden getoetst. Indien en voor zover het in het
geding brengen van medische gegevens noodzakelijk en dus toelaatbaar is, behoeft daarvoor
geen voorafgaand overleg te worden gevoerd met de wederpartij en is evenmin toestemming
noodzakelijk van degene wiens medische gegevens het betreft.
5.4 In de onderhavige kwestie is niet betwist dat de werkgever al veel over de problematiek
van klager wist. Verweerder heeft de bij de werkgever reeds bekende gegevens gebruikt
in de procedure. Niettemin was het volgens verweerder noodzakelijk dat hij ook een
deel uit het medisch dossier aanhaalde, zij het dat het enkel het stukje over het
‘liegen en bedriegen’ betrof. De raad is echter van oordeel dat, gelet op de informatie die al bekend was
bij de werkgever, verweerder de noodzaak van het citeren uit het medisch dossier heeft
miskend, althans niet heeft aangetoond dat die informatie in deze zaak cruciaal was.
Niet valt in te zien hoe het al dan niet delen van dit stukje informatie voor het
standpunt van de werkgever in de procedure iets zou hebben uitgemaakt. Door die informatie
toch te gebruiken heeft verweerder te lichtvaardig gehandeld. Verweerder heeft aldus
onvoldoende rekening gehouden met de gerechtvaardigde belangen van klager. De raad
acht deze handelwijze op zich zelf beschouwd tuchtrechtelijk verwijtbaar en op dit
onderdeel is de klacht dan ook gegrond.
Klachtonderdeel b)
5.5 Dat verweerder niet zelf de contacten met de derde bedrijfsarts heeft gehad, maar
dat dit is uitgevoerd door een kantoorgenoot, maakt niet dat verweerder er niet voor
verantwoordelijk kan worden gehouden. Verweerder is immers door de werkgever in de
arm genomen als advocaat. Dat bepaalde zaken door hem gedelegeerd worden maakt dit
niet anders. In dit kader heeft verweerder ter zitting nog verklaard dat hij partner
is en de betreffende kantoorgenoot niet en dat hij in die hoedanigheid de kantoorgenoot
instructies heeft gegeven. Daarmee draagt verweerder verantwoordelijkheid voor dit
handelen.
5.6 De raad stelt vast dat het medisch dossier van klager zonder zijn toestemming
is gedeeld met een derde. Daarmee is niet de zorgvuldigheid betracht die een advocaat
betaamt. Ook op dit klachtonderdeel is de klacht gegrond.
6 MAATREGEL
Omdat de klacht gegrond wordt verklaard, komt aan de orde of aan verweerder een maatregel
moet worden opgelegd en zo ja, welke. Verweerder heeft door zijn handelen de kernwaarde
vertrouwelijkheid geschonden. Het schenden van een kernwaarde impliceert handelen
met een laakbaar karakter en daarom is naar het oordeel van de raad - mede ook gelet
op het tuchtverleden van verweerder - de maatregel van berisping passend.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel
46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden
binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen
twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder
door.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van
artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 50,- aan forfaitaire reiskosten van klager,
b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
c) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerder moet het bedrag van € 50,- aan forfaitaire reiskosten binnen vier weken
nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klager. Klager geeft
binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk
aan verweerder door.
7.4 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en
c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden,
overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 0790 00, BIC: INGBNL2A, Nederlandse
Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline"
en het zaaknummer 22-840/AL/GLD.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van berisping op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klager, op
de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse
Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.
Aldus beslist door mr. M.H. van der Lecq, voorzitter, mrs. P. Rijnsburger en H.J. Voors, leden, bijgestaan door mr. H.P.J. Meijerink als griffier en uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2023.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 24 juli 2023