ECLI:NL:TADRARL:2023:168 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-485/AL/GLD

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2023:168
Datum uitspraak: 10-07-2023
Datum publicatie: 18-07-2023
Zaaknummer(s): 22-485/AL/GLD
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Verzet. De raad verklaart het verzet gegrond. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Verweerder heeft niet gereageerd op een verzoek van klaagster, de wederpartij van zijn cliënte, om een berekening van de wettelijke rente te geven, terwijl hij dat wel had toegezegd. De raad is van oordeel dat hij daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Waarschuwing.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 10 juli 2023
in de zaak 22-485/AL/GLD
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 12 september 2022 op de klacht van:

klaagster
gemachtigde: de heer A.A.J. G
over
verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 28 oktober 2021 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 14 juni 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K 21/142 van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 12 september 2022 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard.
1.4 Op 10 oktober 2022 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 21 april 2023. Daarbij waren klaagster en haar gemachtigde aanwezig. Verweerder was niet aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift van klaagster.

2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter ten onrechte de klacht over het verschaffen van duidelijkheid over de berekende wettelijke rente, kennelijk ongegrond heeft verklaard.

3 FEITEN
3.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
3.2 Klaagster is één van de erven van X. Klaagster heeft ook opgetreden als de gemachtigde van de erven. De erven waren verwikkeld in een civielrechtelijk geschil met ATS. Verweerder heeft ATS in dit geschil in de periode van april 2021 tot en met augustus 2021 bijgestaan. De erven zijn bijgestaan door mr H. Het geschil had betrekking op een huurovereenkomst van bedrijfsruimte.
3.3 In voormeld geschil is op 13 april 2021 arrest gewezen door het hof Arnhem-Leeuwarden. De erven zijn onder meer veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de cliënte van verweerder. Verweerder heeft zich per e-mail van 15 april 2021 tot mr H. gewend inzake de betaling door de erven van in totaal € 16.541,72 (exclusief het nog te corrigeren griffierecht) aan ATS. Mr H. heeft hierop geantwoord dat zijn cliënten zich niet kunnen vinden in de hoogte van de gevorderde wettelijke rente ad € 499,31.
3.4 Verweerder heeft op 22 april 2021 aan het hof Arnhem-Leeuwarden om herstel van het arrest van 13 april 2021 verzocht. Verweerder heeft in een e mail van 22 april 2021 een kopie van dit verzoek aan mr. H. gestuurd en hem ook bericht dat hij na de reactie van het hof bij mr. H. zal terugkomen met een dan actuele rente- en kostenberekening.
3.5 Mr H. heeft op 30 april 2021 aan verweerder bericht dat zijn cliënten een bedrag van € 16.042,41 hebben overgemaakt op de derdengeldenrekening van verweerder en dat zij de berekening van de wettelijke rente afwachten.
3.6 Mr. H. heeft verweerder op 6 mei 2021 bericht dat hij niet meer als advocaat voor de erven optreedt.
3.7 Het hof Arnhem-Leeuwarden heeft op 13 juli 2021 het arrest van 13 april 2021 inzake de kostenveroordeling (hoogte griffiegeld) hersteld, omdat sprake was van een kennelijke vergissing die zich leende voor eenvoudig herstel.
3.8 Verweerder heeft zich in een e-mail van 14 juli 2021 tot klaagster gewend. Verweerder heeft klaagster verzocht om te bevorderen dat de proceskosten ad € 3.626,00 en de wettelijke rente ad € 371,81 aanstonds worden voldaan. Verweerder heeft verder geschreven dat hij bij niet-betaling over zal gaan tot betekening en executie van de arresten van het hof.
3.9 Verweerder heeft op 21 juli 2021 het volgende aan de voormalige advocaat van de erven geschreven:

Volgens bijgaande brief van 14/7 schreef ik uw ex-cliënte (naam klaagster) aan. Haar antwoord van 16/7 gaat eveneens hierbij. Mevrouw meent opnieuw dat dezerzijds de zaken niet goed gezien worden. Aangezien u in de beschikking van 13/7 (die ik bijsluit) nog als advocaat vermeld staat, zult u uw ex-cliënte afschrift toegezonden hebben. De grosse van het arrest en de beschikking gaan nu naar de deurwaarder ter betekening en executie. Het lijkt mij op uw weg liggen uw ex-cliënte voor te lichten over de gevolgen van haar opstelling. Bij betaling vóór morgen 1200 uur kunnen verdere kosten voorkomen worden. Ik verneem graag voor het einde van de middag.

3.10 Klaagster en haar echtgenoot hebben in een e-mail van 22 juli 2021 het volgende geschreven:

(….) Zoals u weet is er enige discussie omtrent uw rekening. Een toezegging uwerzijds wordt door u niet nagekomen. Contre coeur en onder voorbehoud van onze rechten betalen wij het door u genoemde bedrag. Na onze vakantie, medio augustus, zullen wij ten aanzien van uw gedragingen contact opnemen met de deken van de Orde van Advocaten en eventueel een en ander voorleggen aan de Raad van Discipline.

3.11 Op 28 oktober 2021 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

4 KLACHT
4.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij:
a) ondanks zijn toezegging, geen duidelijkheid te verschaffen omtrent de wijze waarop hij de wettelijke rente heeft berekend;
b) zich tot de voormalig advocaat van de erven te wenden in de wetenschap dat deze de erven niet meer vertegenwoordigde en zich opnieuw onfatsoenlijk uit te laten door te stellen dat de beslissingen van het hof ter betekening en executie naar de deurwaarder zouden gaan.

5 VERWEER
5.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

6 BEOORDELING

Verzet

6.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
6.2 De raad constateert dat klaagster de hoogte van de door verweerder in eerste instantie genoemde wettelijk rente heeft betwist. Daarna heeft verweerder aan de advocaat van klaagster laten weten dat hij het hof heeft verzocht om het arrest te corrigeren en hij heeft daarbij aangegeven dat hij na de beslissing van het hof met een actuele rente- en kostenberekening zou komen. Na het herstelarrest heeft verweerder aan klaagster geschreven dat de erven de proceskosten ad € 3.626,00 en de wettelijke rente ad € 371,81 dienen te betalen. In een e-mail van 22 juli 2022 heeft klaagster aan verweerder geschreven dat er discussie is over de rekening en dat verweerder zijn toezegging (de raad begrijpt: zijn in de e-mail van 22 april 2022 gedane toezegging om klaagster een actuele rente- en kostenberekening te sturen) niet heeft nagekomen. Op die e-mail heeft verweerder niet meer gereageerd.
6.3 De raad is van oordeel dat verweerder zijn toezegging om klaagster een berekening van de wettelijke rente te sturen, niet is nagekomen. De voorzitter is in zijn beslissing op dit punt niet ingegaan. Op grond daarvan is de raad van oordeel dat het verzet van klaagster gegrond is. Nu het verzet gegrond is, zal de raad de klachtonderdelen beoordelen.

Beoordelingskader

6.4 De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel.

Klachtonderdeel a)

6.5 De raad is op grond van wat onder 6.2 is overwogen van oordeel dat verweerder, ondanks zijn eerdere toezegging, zonder redelijk doel niet heeft voldaan aan het redelijke verzoek van klaagster om een berekening te sturen van de door hem namens zijn cliënte verzochte wettelijke rente. Ook nadat hij daar nogmaals door klaagster in een e-mail van 22 juli 2022 op is gewezen, heeft verweerder die berekening niet gegeven. De raad acht het volkomen terecht dat een door verweerder gepresenteerde vordering desgevraagd door een berekening daarvan dient te worden onderbouwd. Door ondanks dit uitdrukkelijk verzoek na te laten inzicht te geven in de wijze van berekening van de wettelijke rente, heeft verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Dat betekent dat dit klachtonderdeel gegrond wordt verklaard.

Klachtonderdeel b)

6.6 Met betrekking tot dit verwijt volgt de raad het oordeel van de voorzitter. Het is juist dat mr. H. aan verweerder had bericht niet meer voor de erven op te treden. Daar staat tegenover dat mr. H in het arrest van 13 juli 2021 nog steeds als advocaat van de erven stond vermeld en de erven op dat moment geen andere rechtsbijstand hadden. Onder die omstandigheden is het niet onzorgvuldig of onbetamelijk om de voormalige advocaat van de erven te berichten op de wijze waarop verweerder dat heeft gedaan. Het was in het belang van de erven dat verweerder de executiemaatregelen aan mr. H. aankondigde en hem verzocht zijn ex-cliënten te informeren over de gevolgen daarvan. Dat, zoals klaagster stelt, verweerder haar onfatsoenlijk heeft bejegend kan op grond van de overgelegde stukken niet worden vastgesteld. De mededeling van verweerder dat bij non-betaling zou worden overgegaan tot betekening en executie van de arresten van het hof betreft een zakelijke mededeling over de aanpak van de zaak. De raad volgt klaagster niet in haar stelling dat verweerder zich hierdoor opnieuw onfatsoenlijk jegens klaagster heeft uitgelaten. Dit klachtonderdeel wordt daarom ongegrond verklaard.

7 MAATREGEL
7.1 Verweerder heeft niet gereageerd op een verzoek van klaagster, de wederpartij van zijn cliënte, om een berekening van de wettelijke rente te geven, terwijl hij dat wel had toegezegd. De raad is van oordeel dat hij daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Mede gelet op de omstandigheid dat verweerder niet eerder door de tuchtrechter is veroordeeld, is de maatregel van een waarschuwing passend en geboden.

8 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
8.1 Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,- aan haar vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.
8.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 50,- aan forfaitaire reiskosten van klaagster,
b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
c) € 500,- kosten van de Staat.
8.3 Verweerder moet het bedrag van € 50,- aan forfaitaire reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klaagster. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.
8.4 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 0790 00, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer 22-485/AL/GLD.

BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet gegrond;
- verklaart klachtonderdeel a) gegrond;
- verklaart klachtonderdeel b) ongegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klaagster, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 8.3;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 8.4.

Aldus beslist door mr. M.H. van der Lecq, voorzitter, mrs. G.N. Paanakker en M.J.J.M. van Roosmalen, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2023.

Griffier Voorzitter

Verzonden d.d. 10 juli 2023