ECLI:NL:TADRARL:2023:153 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-735/AL/GLD

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2023:153
Datum uitspraak: 19-06-2023
Datum publicatie: 26-06-2023
Zaaknummer(s): 22-735/AL/GLD
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Klacht over de eigen advocaat. Kwaliteit dienstverlening in letselschadezaak. Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door klaagster tijdens het intakegesprek en in de opdrachtbevestiging niet te informeren over de mogelijke financiële gevolgen van haar keuze om van rechtsbijstandverlener te wisselen. Uit de overgelegde e-mails blijkt dat verweerder klaagster op een later moment wel op haar betalingsverplichting ten opzichte van bedrijf X heeft gewezen en dat hij de kwestie van de kosten van bedrijf X bij Allianz onder de aandacht heeft gebracht. Uiteindelijk hebben de inspanningen van verweerder ervoor gezorgd dat een eindregeling tot stand is gekomen waarmee klaagster ook in staat was om de kosten van bedrijf X te voldoen. Gelet op deze omstandigheden kan worden volstaan met een gegrondverklaring van klachtonderdeel a) zonder oplegging van een maatregel.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 19 juni 2023
in de zaak 22-735/AL/GLD
naar aanleiding van de klacht van:

klaagster
over:
verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 17 november 2021 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 13 september 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K 21/149 van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 24 april 2023. Daarbij waren klaagster en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 01.1 tot en met 05.3.

2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Op 24 juni 2019 is klaagster betrokken geweest bij een verkeersongeluk. Voor het verhalen van haar schade als gevolg van dat ongeluk heeft klaagster in juli 2019 met bedrijf X een lastgevingsovereenkomst gesloten. Daarin is opgenomen dat klaagster bij opzegging van de overeenkomst gehouden is om de tot dan toe nog niet door de aansprakelijke partij betaalde buitengerechtelijke kosten aan bedrijf X te vergoeden.
2.3 In december 2019 heeft klaagster verweerder gevraagd haar verder bij te staan in de letselschadeprocedure. Op 11 december 2019 heeft een intakegesprek tussen klaagster en verweerder plaatsgevonden.
2.4 Op 12 december 2019 heeft verweerder de opdracht aan klaagster bevestigd. Verweerder heeft onder meer het volgende in de opdrachtbevestiging vermeld:

‘Zoals besproken zal het door u voor mijn rechtsbijstand verschuldigde honorarium (thans € 260,-per uur exclusief BTW) als onderdeel van uw schade rechtstreeks worden verhaald op Allianz, nu deze bij vaststaande aansprakelijkheid op grond van de wet gehouden is om ook uw redelijke buitengerechtelijke kosten (advocaatkosten) te vergoeden. Zonder andersluidend bericht mag u er derhalve vanuit gaan dat mijn rechtsbijstand voor u kosteloos is.

In de regel worden er door medici kosten in rekening gebracht voor het verstrekken van medische informatie. Deze kosten bedragen veelal tussen de € 35,- en € 120,- per informatieverstrekking. Deze kosten worden rechtstreeks aan u toegezonden ter betaling. Deze bedragen worden opgenomen in de schadestaat en vervolgens ter vergoeding voorgelegd aan Allianz, zodat u per saldo ook hiervoor geen kosten behoeft te maken.'

2.5 Op 12 december 2019 heeft bedrijf X de kosten voor de aan klaagster verleende rechtsbijstand werkzaamheden ter vergoeding ingediend bij Allianz, de verzekeraar van de schadeveroorzaker.
2.6 Op 22 juni 2020 heeft Allianz bedrijf X voor de afrekening van de buitengerechtelijke kosten verwezen naar klaagster of naar verweerder, omdat klaagster bij verweerder een nieuwe machtiging heeft ondertekend.
2.7 Op 8 december 2020 heeft bedrijf X klaagster gemaild dat zij gehouden is om de openstaande kosten te betalen, omdat Allianz dat weigert en verweerder niet reageert op betalingsverzoeken. Op 5 januari 2021 en 2 februari 2021 heeft bedrijf X klaagster gevraagd waarom zij niet op haar e-mail van 8 december 2020 heeft gereageerd.
2.8 Op 4 februari 2021 heeft klaagster verweerder gemaild over de berichten van bedrijf X. Dezelfde dag heeft verweerder klaagster het volgende gemaild:

‘Zoals afgesproken heb ik reeds contact gezocht met Allianz om te vernemen wat de status is van de door Allianz tot op heden betaalde vergoeding aan [bedrijf X] en de reden waarom men nog niet heeft zorg gedragen voor de vergoeding van de betreffende declaratie van [bedrijf X]. Daaruit is mij gebleken dat Allianz inhoudelijke bezwaren kenbaar heeft gemaakt tegen de declaratie van [bedrijf X]. Allianz heeft mij desgevraagd toegezegd om de hierop betrekking hebbende correspondentie naar mij toe te sturen.

Overigens dient u zich te realiseren dat u zelf verantwoordelijk bent voor de afspraken die u contractueel met [bedrijf X] heeft gemaakt en dat u mij derhalve niet verantwoordelijk kunt houden voor eventuele incassokosten die [bedrijf X] in rekening brengt indien en voorzover de vordering van [bedrijf X] daadwerkelijk opeisbaar is.

Nadat ik de informatie van Allianz heb ontvangen kan ik pas (marginaal) beoordelen of de declaratie van [bedrijf X] aan de zogenaamde dubbele redelijkheidstoets voldoet. Mocht blijken dat dit niet het geval is dan zal ik [bedrijf X] hier op wijzen en verzoeken om de incasso van haar declaratie te staken, bij gebreke waarvan ik [bedrijf X] namens u op voorhand aansprakelijk stel voor alle hieruit voortvloeiende schade. (…).

2.9 Ook heeft verweerder op 4 februari 2021 bedrijf X bericht dat hij met Allianz in overleg is over de buitengerechtelijke kosten van bedrijf X.

2.10 Op 15 november 2021 heeft klaagster verweerder gemaild over een incassobrief die zij heeft ontvangen over de factuur van bedrijf X. Klaagster vraagt verweerder in deze e-mail wat hij heeft gedaan en dat hij haar niet meer op de hoogte heeft gesteld.
2.11 Op 16 november 2021 heeft verweerder klaagster gemaild:

‘Dank voor uw bericht. Ik heb deze week overleg met Allianz om te bezien of wij conform uw wens kunnen overgaan tot het treffen van een definitieve minnelijke regeling van uw schade, waarbij zoals door u in ons laatste gesprek aangegeven in ieder geval een slotbetaling zal moeten worden voldaan welke tenminste de openstaande kosten van [bedrijf X] dekt.

2.12 Daarna heeft verweerder onder meer op 1 december 2021 contact opgenomen met het door bedrijf X ingeschakelde incassobureau met het verzoek om voorlopig geen incassomaatregelen tegen klaagster te treffen.
2.13 Op 1 december 2021 heeft verweerder klaagster het volgende bericht:

‘In aansluiting op mijn email van 16/11 jl. had ik inmiddels overleg met Allianz ter beproeving van de door u gewenste pragmatische eindregeling. Vanwege de volle agenda bij zowel de behandelaar van Allianz als bij mij was het helaas niet mogelijk om dit overleg op een eerder moment te hebben. Ik probeerde u zojuist even te bellen om een en ander telefonisch met u te bespreken maar kreeg helaas geen gehoor, zodat ik u hierbij maar even per email bericht.

Niettemin kan ik u positief berichten, nu ik Allianz - ondanks uw summiere medische dossier dat feitelijk eindigt in mei 2020 en de verdere beperkte documentatie voor wat betreft uw schade - uiteindelijk toch bereid heb gevonden om uw schade tegen finale kwijting pragmatisch af te wikkelen op basis van een slotbetaling van € 5.500,--, waarbij tevens een belastinggarantie zal worden verstrekt zodat u de zekerheid hebt dat u over de door u reeds ontvangen en nog te ontvangen vergoedingen geen inkomstenbelasting Box 1 verschuldigd zult zijn.

Daarnaast heb ik Allianz bereid gevonden om de kosten vanwege de door mij aan u verleende rechtsbijstand volledig te vergoeden.

Zoals ik op basis van de eerdere berichten van Allianz reeds had verwacht (zie ook mijn email van 4 februari 2021) heeft Allianz nog steeds grote moeite met de wijze waarop [bedrijf X] destijds uw belangen heeft behartigd, omdat Allianz in die periode slechts 4 summiere berichten van [bedrijf X] heeft ontvangen waarmee Allianz nauwelijks inhoudelijk werd geïnformeerd over uw letsel en schade, terwijl [bedrijf X] in totaal wel ruim € 3.700,-- aan kosten in rekening heeft gebracht. Allianz is dan ook (nog steeds) niet bereid om de openstaande kosten van [bedrijf X] volledig te vergoeden omdat zij van oordeel is dat deze kosten niet aan de dubbele redelijkheidstoets voldoen.’

2.14 Op 2 december 2021 heeft klaagster verweerder laten weten: ‘Ik ga akkoord met het betaling van 5.500 euro.’
2.15 Op 14 januari 2022 heeft verweerder klaagster geadviseerd zo spoedig mogelijk zorg te dragen voor de nakoming van haar betalingsverplichting ten opzichte van bedrijf X.

3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder het volgende:
a) verweerder heeft klaagster niet geïnformeerd over de gevolgen van de overstap van bedrijf X naar verweerder als rechtsbijstandverlener. Volgens klaagster heeft zij verweerder tijdens het intakegesprek op 11 december 2019 gevraagd wat de financiële gevolgen voor haar zouden zijn als hij de behandeling van het dossier zou overnemen van bedrijf X en heeft verweerder gezegd dat er geen nadelige gevolgen voor haar aan zaten. Als verweerder klaagster correct had geïnformeerd, zou zij niet zijn overgestapt naar een advocaat, aldus klaagster;
b) verweerder is de met klaagster gemaakte afspraken niet nagekomen. Volgens klaagster heeft verweerder haar tijdens telefonisch contact op 15 november 2021 gezegd dat hij contact zou opnemen met bedrijf X om te voorkomen dat zij de vordering op klaagster zou overdragen aan een incassobureau. Verweerder heeft dit niet gedaan met als gevolg dat bedrijf X de vordering heeft overgedragen aan een incassobureau.
3.2 De raad zal hierna, waar nodig, op de stellingen en stukken van klaagster ingaan.

4 VERWEER
4.1 Verweerder voert verweer tegen de klacht en betwist dat hij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Verweerder voert aan dat hij zich niet kan herinneren dat klaagster tijdens het intakegesprek heeft gevraagd naar de gevolgen van haar overstap van bedrijf X naar een advocaat. Volgens verweerder was klaagster niet tevreden over de wijze waarop bedrijf X haar belangen behartigde en heeft hij uitgelegd wat hij voor haar kon betekenen. Uit de overgelegde correspondentie blijkt volgens verweerder dat bedrijf X eerst heeft geprobeerd haar honorarium te verhalen op Allianz en dat zij zich daarna tot klaagster heeft gewend toen bleek dat Allianz de declaratie van bedrijf X niet wilde voldoen. Verweerder voert aan dat hij klaagster meerdere keren geprobeerd heeft duidelijk te maken dat zij verantwoordelijk is voor de contractuele verplichtingen die zij met bedrijf X is aangegaan. Volgens verweerder heeft klaagster hem verzocht om tot een eindregeling te komen waarmee zij aan haar betalingsverplichtingen ten opzichte van bedrijf X zou kunnen voldoen. Tot slot voert verweerder aan dat hij de belangen van klaagster op een zorgvuldige wijze heeft behartigd.
4.2 De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5 BEOORDELING

De raad beoordeelt de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder

5.1 De klacht gaat in alle onderdelen over de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder als voormalig advocaat van klaagster. De tuchtrechter heeft mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen als daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling houdt de tuchtrechter rekening met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Die vrijheid en keuzes zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (zie Hof van Discipline, 3 april 2020, ECLI:NL:TAHVD:2020:80).

De raad verklaart klachtonderdeel a) gegrond

5.2 Met klachtonderdeel a) verwijt klaagster verweerder dat hij haar tijdens het intakegesprek op 11 december 2019 niet heeft geïnformeerd over de financiële gevolgen van een overstap van bedrijf X naar een advocaat.
5.3 De raad is van oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door klaagster niet voldoende te informeren over de gevolgen van haar overstap. Uit het overgelegde klachtdossier kan de raad niet afleiden dat verweerder klaagster er tijdens het intakegesprek dan wel in de opdrachtbevestiging van 12 december 2019 op heeft gewezen dat haar keuze om van bedrijf X naar hem over te stappen voor rechtsbijstand financiële gevolgen voor haar zou kunnen hebben. Weliswaar heeft verweerder klaagster later gewezen op haar betalingsverplichting ten opzichte van bedrijf X van de kosten van rechtsbijstand, maar het had op zijn weg gelegen om klaagster hier tijdens het intakegesprek dan wel in de opdrachtbevestiging over te informeren. Door dit na te laten, heeft verweerder niet voldaan aan zijn informatieplicht ten opzichte van zijn cliënte en heeft hij het risico laten bestaan dat er achteraf een discussie ontstaat over de informatie die hij wel of niet aan klaagster heeft gegeven. Klachtonderdeel a) is dan ook gegrond.

De raad verklaart klachtonderdeel b) ongegrond

5.4 Met klachtonderdeel b) verwijt klaagster verweerder dat hij zijn toezegging dat hij contact zou opnemen met bedrijf X om te voorkomen dat zij haar vordering op klaagster zou overdragen aan een incassobureau niet is nagekomen als gevolg waarvan bedrijf X een incassobureau heeft ingeschakeld.
5.5 De raad is van oordeel dat verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Uit de overgelegde stukken blijkt dat verweerder op 4 februari 2021 per e-mail contact met bedrijf X heeft opgenomen over de kosten van bedrijf X. Op de zitting heeft verweerder toegelicht dat hij ook telefonisch contact met bedrijf X heeft opgenomen om tot afspraken over de betaling van de kosten te komen. De raad stelt dan ook vast dat wel sprake is geweest van contact tussen verweerder en bedrijf X. Verder blijkt uit de overgelegde stukken dat verweerder klaagster heeft gewezen op haar betalingsverplichting ten opzichte van bedrijf X. Bedrijf X heeft er uiteindelijk voor gekozen om een incassobureau in te schakelen omdat de factuur voor kosten rechtsbijstand niet door klaagster werd betaald. Die keuze kan verweerder niet worden verweten. Klachtonderdeel b) is dan ook ongegrond.

6 MAATREGEL
6.1 Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door klaagster tijdens het intakegesprek en in de opdrachtbevestiging niet te informeren over de mogelijke financiële gevolgen van haar keuze om van rechtsbijstandverlener te wisselen. Uit de overgelegde e-mails blijkt dat verweerder klaagster op een later moment wel op haar betalingsverplichting ten opzichte van bedrijf X heeft gewezen en dat hij de kwestie van de kosten van bedrijf X bij Allianz onder de aandacht heeft gebracht. Uiteindelijk hebben de inspanningen van verweerder ervoor gezorgd dat een eindregeling tot stand is gekomen waarmee klaagster ook in staat was om de kosten van bedrijf X te voldoen. Gelet op deze omstandigheden kan worden volstaan met een gegrondverklaring van klachtonderdeel a) zonder oplegging van een maatregel.

7 GRIFFIERECHT
7.1 Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,- aan haar vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klaagster dient binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door te geven.

BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart klachtonderdeel a) gegrond;
- verklaart klachtonderdeel b) ongegrond;
- bepaalt dat geen maatregel wordt opgelegd.

Aldus beslist door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. E.H. de Vries, P.Th Mantel, E.J.C. de Jong en F.E.J. Janzing, leden, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2023.

Griffier Voorzitter

Verzonden d.d. 19 juni 2023