ECLI:NL:TADRARL:2023:152 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-709/AL/GLD

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2023:152
Datum uitspraak: 19-06-2023
Datum publicatie: 26-06-2023
Zaaknummer(s): 22-709/AL/GLD
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. De raad heeft vastgesteld dat verweerder in strijd met gedragsregel 4 heeft gehandeld. Gelet op dat tuchtrechtelijk verwijtbare handelen zou de oplegging van een maatregel in beginsel passend zijn. De raad acht echter ook van belang dat verweerder het gesprek heeft opgenomen naar aanleiding van de bedreigende en intimiderende communicatie door klager. Verweerder heeft dat gesprek dus niet opgenomen met als doel om deze in de procedure van zijn cliënte te gebruiken. Verweerder heeft de opname pas in de procedure gebracht nadat klager daar expliciet om heeft gevraagd. Gelet op deze specifieke omstandigheden zal de raad volstaan met de gegrondverklaring van dit klachtonderdeel en bepalen dat er geen maatregel wordt opgelegd.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 19 juni 2023
in de zaak 22-709/AL/GLD
naar aanleiding van de klacht van:

klager
over
verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 13 december 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 6 september 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K 21/161 van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 27 maart 2023. Daarbij waren klager met zijn adviseur [F. S.] en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4.

2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.1 In december 2018 heeft klager een leaseovereenkomst gesloten met Tesla Motors Netherlands B.V. (hierna: Tesla).
2.2 In 2019 heeft klager verschillende problemen met de auto gehad. Daarom heeft klager contact met Tesla gezocht. Op enig moment heeft Tesla aan verweerder verzocht om namens Tesla met klager te corresponderen over de auto.
2.3 Bij e-mail van 15 oktober 2019 heeft verweerder zich tot klager gewend en hem het volgende geschreven:

U heeft zich vandaag op onacceptabele wijze (telefonisch) uitgelaten tegen een medewerker van het Tesla Service Center. De combinatie van uw dreigende en intimiderende gedragingen is voor Tesla onaanvaardbaar. Tesla weigert verder rechtstreeks met u te communiceren. Alle communicatie met Tesla geschiedt voortaan enkel via ondergetekende. Het staat u vrij daarvoor een eigen advocaat in te schakelen. Tesla neemt uw klachten serieus en wenst tot een pragmatische oplossing te komen. lk verzoek u daartoe contact met mij op te nemen, al dan niet via uw advocaat, zodat ik met u kan bespreken welke aanpak voor beide partijen werkbaar is.

2.4 Op 15 oktober 2019 heeft er tussen klager en verweerder een telefoongesprek plaatsgevonden naar aanleiding van de e-mail van verweerder. Verweerder heeft dit gesprek eenzijdig beëindigd. Later op die dag heeft klager opnieuw meermaals contact met verweerder opgenomen. Eén van die telefoongesprekken heeft verweerder met zijn dicteerapparaat opgenomen.
2.5 Bij e-mail van 16 oktober 2019 heeft verweerder aan klager het volgende geschreven:

U heeft sinds gisteren, na ontvangst van mijn brief, onophoudelijk geprobeerd om mij en mijn kantoorgenoten (telefonisch) te belagen, daarbij bent u zeer agressief en slaat u dreigende taal uit. Als u niet stopt met uw het belagen van mij en mijn kantoorgenoten ben ik genoodzaakt om aangifte te doen van stalking met alle strafrechtelijke gevolgen van dien voor uw persoon. Ik verzoek u alle communicatie met mij verder per email te laten verlopen en daarvoor een advocaat in te schakelen.

2.6 In oktober 2019 heeft klager een auto van het Tesla Service Centre Rotterdam in bruikleen gekregen, waarmee op 28 oktober 2019 een eenzijdig ongeluk heeft plaatsgevonden. Tesla heeft klager aansprakelijk gesteld voor de schade aan de leenauto en is een procedure begonnen bij de Rechtbank Gelderland, locatie Zutphen. Tegen het vonnis van de Rechtbank Gelderland is klager in hoger beroep gegaan.
2.7 Op 8 november 2021 heeft bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem, de mondelinge behandeling plaatsgevonden over het geschil tussen klager en Tesla met betrekking tot de leenauto. De voorzitter heeft de zaak verwezen naar 17 november 2021 voor voortzetting van de mondelinge behandeling.
2.8 In het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 8 november 2021 is onder andere het volgende opgenomen:

Mr. [M]: Er viel niet meer te communiceren met [A]. Hij bedreigde mij en het personeel van Tesla Motors met agressie en geweld. Pure intimidatie. Hij belde onophoudelijk naar mijn kantoor en stalkte mijn secretaresse. Er viel geen land meer met [A] te bezeilen. Tesla heeft echt geprobeerd de service te verlenen die nodig was. (…) [A]: Mr. [M] verdraait de verhalen zodat ik in negatief daglicht wordt gesteld. Ja, ik ben boos geworden, het is frustrerend. De Tesla heeft mij een vermogen gekost, het was mijn droom. Door Tesla Motors zijn beloftes gedaan die niet zijn nagekomen. Als mr. [M] ook maar 1 % kan aantonen van wat hij beweert aan bedreigingen en gewelddadigheden, dan is dat veel. Ik kreeg op enig moment van Tesla Motors te horen geen contact meer te mogen opnemen, de Tesla bleek weer van alles te mankeren en mr. [M] belde mij niet terug. Toen ben ik inderdaad zijn kantoor gaan bellen omdat ik iets moest. Dat vond mr. [M] niet fijn en daarvoor heb ik mijn excuses aangeboden. Hij gebruikt veel te grote woorden. In welke zin ben ik gewelddadig geweest? Ja, ik ben boos als ik eraan denk. (…) Mr. [M]: Er zijn opnames van dat gesprek maar het is niet relevant voor het geschil. (…) [A]: Ik vraag mr. [M] deze bedreigingen aantoonbaar en openbaar te maken.

2.9 Bij akte houdende overlegging producties van 15 november 2021 aan het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft verweerder een transcriptie en een geluidsopname van het telefoongesprek van 15 oktober 2019 tussen verweerder en klager in het geding gebracht.
2.10 Bij e-mail van 15 november 2021 heeft de advocaat van klager het volgende aan verweerder geschreven:

Ik ontving onderstaand zivverbericht en uit de stukken die u naar het Hof zond blijkt dat u een USB-stick met geluidsopname zond alsmede een transcript van de telefoongesprekken die u voerde met cliënt. Ik wijs u op het bepaalde in regel 4 van de Gedragsregels advocatuur (…) Namens cliënt wordt u hierbij gesommeerd om alsnog af te zien van verzending van USB-stick met geluidsopname alsmede transcript daarvan naar het Hof althans, indien dit reeds gebeurd zou zijn, het Hof per ommegaande, vóór de zitting van 17 november a.s., schriftelijk te berichten dat deze stukken/zaken buiten worden ingetrokken en buiten beschouwing blijven.

2.11 Bij brief van 16 november 2021 heeft verweerder het volgende aan het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden geschreven:

Tesla heeft in voorbereiding op de zitting van morgen 9.15 uur productie 24 in het geding gebracht. Productie 24 is een geluidsopname van een gesprek tussen de advocaat van Tesla en appellant [H A]. De advocaat van [H A] heeft bezwaar gemaakt tegen overlegging van de geluidsopname in de procedure met een beroep op het gedragsrecht voor advocaten. Omdat Tesla het op dit moment in de procedure niet noodzakelijk vindt om een procesrechtelijk debat te voeren over de toelaatbaarheid van de geluidsopname die zij als productie 24 heeft ingediend, trekt zij deze productie in en verzoekt zij uw hof om productie 24 (inclusief USB-stick) aan haar advocaat te retourneren. Voorts zijn partijen na de zitting van 11 november jl. met elkaar in onderhandeling getreden over een mogelijke regeling, dat heeft niet tot resultaat geleid. Partijen zitten te ver uit elkaar. Ik heb geen mandaat van Tesla om verder te onderhandelen met appellant [H A], om die reden heeft de voortzetting van de mondelinge behandeling na aanbrengen die voor morgen gepland staat geen toegevoegde waarde. Ik verzoek uw hof dan ook om de zitting te annuleren en de zaak op de rol te zetten voor voortprocederen met een memorie van grieven zijdens appellant [H A].

2.12 Bij brief van 16 november 2021 heeft de advocaat van klager hierop als volgt gereageerd:

De insteek van de voortgezette behandeling was om te bezien of partijen mogelijk nog tot een regeling zouden kunnen komen. (…) Een mandaat zou naar standpunt van [A] niet aan de orde hoeven zijn, immers (een vertegenwoordiger van) Tesla wordt geacht zelf op de mondelinge behandeling aanwezig te zijn. Wat [A] betreft vindt de zitting van morgen doorgang.

2.13 Bij brief van 16 november 2021 heeft verweerder het volgende aan het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden geschreven:

Tesla heeft geen verdere behoefte om door te onderhandelen omdat [H A] onrealistische voorstellingen heeft van een regeling waar Tesla niet op in wil gaan. Indien de zitting doorgaat zal ik u dat persoonlijk mededelen, dat heeft geen toegevoegde waarde. Namens Tesla zal er geen vertegenwoordiger aanwezig zijn gelet op de voorgeschiedenis in dit dossier waaruit blijkt dat Tesla-medewerkers stelselmatig geïntimideerd en bedreigd zijn door appellant [H A]. (…)

3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) een telefoongesprek op te nemen zonder dat vooraf aan klager mee te delen;
b) het hof Arnhem-Leeuwarden te verzoeken om de voortzetting van een mondelinge behandeling niet door te laten gaan en klager in een brief aan het hof te beschuldigen van stelselmatig intimidatie en bedreiging.

4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op dat verweer ingaan.

5 BEOORDELING
5.1 De raad stelt voorop dat de klacht betrekking heeft op het handelen van de advocaat van de wederpartij van klager. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden ingeperkt als de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat deze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Het optreden van verweerder dient aan de hand van deze maatstaf beoordeeld te worden.
Klachtonderdeel a)
5.2 De raad stelt vast dat verweerder een telefoongesprek met klager, de wederpartij van de cliënte van verweerder, heeft opgenomen. Verweerder heeft klager daarvan niet vooraf op de hoogte gebracht. Gedragsregel 4 bepaalt dat een advocaat de plicht heeft om vooraf mee te delen dat hij van plan is om een (telefoon)gesprek op te nemen. Verweerder heeft dat in strijd met die gedragsregel nagelaten.
5.3 Verweerder heeft erkend dat hij niet vóór het telefoongesprek aan klager heeft verteld dat hij dat gesprek zou opnemen. Verweerder heeft daarover aangevoerd dat er geen sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen omdat hij door eerdere bedreigingen door klager genoodzaakt was om het telefoongesprek op te nemen. De raad volgt verweerder hierin niet. Het stond verweerder vrij om het telefoongesprek met klager op te nemen. Gelet op wijze van communiceren door klager, acht de raad dat ook niet onbegrijpelijk. Die omstandigheid is echter geen reden om klager daarover niet vooraf in te lichten. Ook verweerder heeft niet kunnen uitleggen waarom hij dat heeft nagelaten.
5.4 Het voorgaande betekent dat verweerder heeft gehandeld in strijd met artikel 46 Advocatenwet, zoals uitgewerkt in (onder meer) gedragsregel 4. De raad zal dit klachtonderdeel dan ook gegrond verklaard.
Klachtonderdeel b)
5.5 Klager verwijt verweerder verder dat hij de geluidsopname en een transcriptie in het geding heeft gebracht en dat hij in een brief aan het hof heeft geschreven dat klager zich schuldig heeft gemaakt aan stelselmatige intimidatie en bedreiging, terwijl dat los staat van het onderliggende geschil.
5.6 De raad is hierover van oordeel dat verweerder hiermee de grote vrijheid die hij als advocaat van de wederpartij heeft, niet heeft overschreden. Verweerder heeft in zijn brief aan het hof Arnhem-Leeuwarden geschreven dat Tesla-medewerkers stelselmatig zijn geïntimideerd en bedreigd. Anders dan klager heeft betoogd, is niet gebleken dat verweerder deze uitlatingen alleen heeft gedaan om hem te beschadigen. Verweerder heeft deze uitlatingen immers gedaan om het standpunt van zijn cliënte - dat er geen behoefte was om met klager te onderhandelen - te onderbouwen en om uit te leggen waarom er geen vertegenwoordiger van zijn cliënte op de zitting aanwezig zou zijn. Met betrekking tot het in het geding brengen van de geluidsopname en de transcriptie van het telefoongesprek, acht de raad van belang dat verweerder dit pas heeft gedaan nadat verweerder op de zitting had verklaard dat er een opname van het telefoongesprek was en klager hem had gevraagd om de gestelde bedreigingen aantoonbaar en openbaar te maken. Gelet op het voorgaande is de raad van oordeel dat er van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen geen sprake is. Dit klachtonderdeel wordt daarom ongegrond verklaard.

6 MAATREGEL
6.1 De raad heeft vastgesteld dat verweerder in strijd met gedragsregel 4 heeft gehandeld. Gelet op dat tuchtrechtelijk verwijtbare handelen zou de oplegging van een maatregel in beginsel passend zijn. De raad acht echter ook van belang dat verweerder het gesprek heeft opgenomen naar aanleiding van de bedreigende en intimiderende communicatie door klager. Verweerder heeft dat gesprek dus niet opgenomen met als doel om deze in de procedure van zijn cliënte te gebruiken. Verweerder heeft de opname pas in de procedure gebracht nadat klager daar expliciet om heeft gevraagd. Gelet op deze specifieke omstandigheden zal de raad volstaan met de gegrondverklaring van dit klachtonderdeel en bepalen dat er geen maatregel wordt opgelegd.

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.

BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart klachtonderdeel a) gegrond;
- verklaart klachtonderdeel b) ongegrond;
- bepaalt dat geen maatregel wordt opgelegd;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager.

Aldus beslist door mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, mrs. F.B.M. van Aanhold en M. Tijseling, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2023.

Griffier Voorzitter

Verzonden d.d. 19 juni 2023