ECLI:NL:TADRARL:2023:101 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-151/AL/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2023:101
Datum uitspraak: 01-05-2023
Datum publicatie: 03-05-2023
Zaaknummer(s): 23-151/AL/MN
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat van de wederpartij. In de procedures die klager tegen de VvE is gestart, staat verweerder de VvE bij en in die rol behartigt verweerder ook alleen de belangen van de VvE. Klager wordt in deze procedures niet bijgestaan door verweerder, maar door zijn eigen advocaat. Geen sprake van een belangenconflict dan wel belangenverstrengeling. Klacht in beide onderdelen kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 1 mei 2023
in de zaak 23-151/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:

klager
over:
verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 20 februari 2023 met kenmerk Z 1864694/HH/SD, door de raad digitaal ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 7.

1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klager is eigenaar en bewoner van een appartement in wooncomplex X. De kantoorgenoot van verweerder, mr. B., is in hetzelfde wooncomplex eigenaar van twee appartementen.
1.2 In de periode van 18 november 2014 tot 29 november 2016 is mr. B. lid geweest van het bestuur van de Vereniging van Eigenaren (hierna: de VvE).
1.3 Klager is met de VvE verwikkeld in een aantal juridische geschillen. Klager wordt hierin bijgestaan door mr. D. en de VvE wordt bijgestaan door verweerder.
1.4 Klager is een procedure tegen de VvE gestart bij de rechtbank Midden-Nederland. Verweerder heeft zich op 12 januari 2021 namens de VvE gesteld voor de rol van 20 januari 2021.
1.5 Op 12 januari 2021 heeft de secretaresse van verweerder per e-mail aan mr. D., met mr. B. in de cc, gevraagd om toekomstige correspondentie aan verweerder te richten.
1.6 Op 27 april 2021 heeft mr. D. namens klager per e-mail aan verweerder en verweerders kantoorgenoot mr. B. gevraagd om zich te onttrekken vanwege belangenverstrengeling. Daarop heeft verweerder gereageerd dat mr. B. niet als advocaat van de VvE optreedt en dat hij zelf geen aanleiding ziet om zich als advocaat van de VvE te onttrekken.
1.7 Op 29 maart 2022 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder en mr. B. De deken heeft voor de klacht over mr. B. een apart klachtdossier naar de raad gestuurd. De klacht over mr. B. is bij de raad bekend onder zaaknummer 23-150/AL/MN.

2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende:
a)  verweerder heeft zich jegens klager schuldig gemaakt aan belangenverstrengeling door (samen met zijn kantoorgenoot mr. B.) op te treden voor de VvE;
b)  verweerder heeft de procedure(s) van de VvE tegen klager gefinancierd doordat zijn kantoorgenoot B. er ‘financieel voordeel’ bij heeft, omdat mr. B. twee appartementen in het complex in eigendom heeft.
2.2 Als toelichting op de klachtonderdelen verwijst klager naar een beslissing van het Hof van Discipline van 31 januari 2022, ECLI:NL:TAHVD:2022:16. In deze beslissing gaat het over een klacht over een advocaat die zowel de belangen van een VvE als die van een bestuurder/meerderheidslid behartigde. Het hof heeft onder meer overwogen:

‘5.39  In lijn met de overwegingen van de raad is het hof van oordeel dat een advocaat rekening moet houden met de belangen van andere betrokkenen, ook als deze niet zijn (voormalig) cliënt zijn. De belangen van een VvE enerzijds en individuele leden anderzijds kunnen geheel zeker parallel lopen, maar het uitgangspunt is dat die belangen potentieel strijdig en uiteenlopend kunnen zijn. Zodra zich een dergelijk (potentieel) strijdig belang voordoet, dient de advocaat te overwegen of hij zijn belangenbehartiging nog kan voortzetten en zal hij - behoudens situaties waarin een dergelijk strijdig belang aanstonds met wederzijdse instemming weg kan worden genomen - dienen terug te treden als advocaat van één en mogelijk meerdere door hem vertegenwoordigde partij(en).’

2.3 De voorzitter zal hierna bij de beoordeling, waar nodig, op de stellingen en stukken van klager ingaan.
 
3 VERWEER
3.1 Verweerder voert verweer tegen de klacht en betwist dat hij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Verweerder voert aan dat zijn kantoorgenoot mr. B. de VvE niet bijstaat en als advocaat geen inhoudelijke betrokkenheid heeft bij de juridische procedures die klager tegen de VvE is gestart. Verweerder betwist dat hij uitsluitend ‘pro forma’ voor de VvE optreedt. Volgens verweerder is van belangenverstrengeling geen sprake en dient hij uitsluitend het belang van de VvE die hem ook betaalt. Iedere vergelijking met de beslissing van het Hof van Discipline van 31 januari 2022 gaat volgens verweerder dan ook mank. Verder voert verweerder aan dat hij zelf geen appartement in het wooncomplex bezit en dat hij ook niet op enige andere wijze betrokken is bij de VvE. Ook betwist verweerder dat hij procedures namens de VvE financiert jegens klager. Verweerder wijst erop dat klager alle procedures tegen de VvE is gestart en dat het zijn opdracht is om namens de VvE verweer te voeren tegen de vorderingen van klager. Klager maakt op oneigenlijke wijze gebruik van het tuchtrecht, omdat hij via zijn klacht de VvE wil bewegen een andere advocaat te kiezen dan wel om verweerder te bewegen zijn opdracht neer te leggen, aldus verweerder.
3.2 De voorzitter zal hierna bij de beoordeling, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING
De voorzitter verklaart klachtonderdeel a) kennelijk ongegrond
4.1 Met klachtonderdeel a) verwijt klager verweerder dat hij zich ten opzichte van hem schuldig heeft gemaakt aan belangenverstrengeling door (samen met zijn kantoorgenoot mr. B.) op te treden namens de VvE.
4.2 In artikel 15 lid 1 van de gedragsregels voor de advocatuur is bepaald dat het de advocaat niet is toegestaan om tegelijkertijd voor meer dan één partij op te treden in een zaak waarin deze partijen een tegengesteld belangen hebben en tegen een cliënt of een voormalige cliënt op te treden.
4.3 De voorzitter is op grond van het klachtdossier van oordeel dat verweerder ten opzichte van klager niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. In de procedures die klager tegen de VvE is gestart, staat verweerder de VvE bij en in die rol behartigt verweerder ook alleen de belangen van de VvE. Klager wordt in deze procedures niet bijgestaan door verweerder, maar door zijn eigen advocaat mr. D. De in dit kader door klager aangehaalde beslissing van het Hof van Discipline is hier dan ook niet van toepassing. Ten aanzien van de rol van verweerders kantoorgenoot mr. B. kan de voorzitter zonder een feitelijke onderbouwing, die ontbreekt, niet vaststellen dat mr. B. inhoudelijk betrokken is bij de procedures van klager tegen de VvE. De feiten dat verweerder en mr. B. kantoorgenoten zijn en dat mr. B. twee appartementen in hetzelfde wooncomplex bezit als waar klager een appartement heeft, betekenen nog niet dat sprake is van een belangenconflict dan wel belangenverstrengeling. Klachtonderdeel a) is daarom kennelijk ongegrond.
De voorzitter verklaart klachtonderdeel b) kennelijk ongegrond
4.4 Met klachtonderdeel b) verwijt klager verweerder dat hij de procedure(s) van de VvE tegen klager heeft gefinancierd doordat zijn kantoorgenoot B. er ‘financieel voordeel’ bij heeft, omdat mr. B. twee appartementen in het complex in eigendom heeft.
4.5 De voorzitter kan de juistheid van klachtonderdeel b) niet vaststellen. Klager heeft op geen enkele wijze feitelijk onderbouwd dat verweerder procedures van de VvE tegen klager heeft gefinancierd vanwege een financieel voordeel voor zijn kantoorgenoot mr. B. Verweerder heeft dit ook gemotiveerd betwist en in het klachtdossier zijn verder geen aanknopingspunten te vinden die het door klager gemaakte verwijt ondersteunen. Klachtonderdeel b) is dan ook kennelijk ongegrond.

BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in beide onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.R. Creutzberg, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2023.

Griffier                                                                                                           Voorzitter

Verzonden d.d. 1 mei 2023