ECLI:NL:TADRARL:2022:83 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-723/AL/NN
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2022:83 |
---|---|
Datum uitspraak: | 04-04-2022 |
Datum publicatie: | 20-05-2022 |
Zaaknummer(s): | 21-723/AL/NN |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Klaagster beklaagt zich erover dat verweerder zonder haar opdracht voor haar is opgetreden in een procedure over de aankoop van een woning tezamen met haar toenmalige partner. Verweerder erkent dat hij van klaagster geen opdracht heeft gekregen om voor haar op te treden en bij het aannemen van de opdracht volledig is afgegaan op de mededeling van die partner dat hij ook namens klaagster diende op te treden. Er is geen schriftelijke opdrachtbevestiging van klaagster. Dat klaagster hierdoor schade heeft geleden heeft zij niet onderbouwd. De klacht is gegrond maar er wordt daarom geen maatregel opgelegd. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 4 april
2022
in de zaak 21-723/AL/NN
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 1 juni 2021 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement
Noord-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 23 augustus 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2021 KNN067/1452287
van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 4 februari 2021. Daarbij
waren klaagster en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op
de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 9.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en
de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klaagster en de heer L. hebben op 19 september 2018 gezamenlijk een woning aangekocht.
2.3 Bij brief van 10 december 2018 zijn klaagster en de heer L. door de verkopers
van die woning in gebreke gesteld omdat zij hun verplichtingen uit de koopovereenkomst
niet waren nagekomen. Bij brief van 11 januari 2019 hebben de verkopers de koopovereenkomst
ontbonden waarbij zij aanspraak hebben gemaakt op de contractuele boete van € 68.300,00.
2.4 Op 23 januari 2019 zijn klaagster en de heer L. gedagvaard tot betaling van de
boete tegen 20 februari 2019. Verweerder heeft op 15 maart 2019 het inmiddels verleende
verstek gezuiverd en zich voor klaagster en de heer L. gesteld. Verweerder heeft op
1 mei 2019 in deze procedure een conclusie van antwoord genomen. Vervolgens heeft
de rechtbank Noord-Nederland een comparitie van partijen bepaald op 26 augustus 2019.
2.5 Klaagster is wegens ziekte niet bij de comparitie aanwezig geweest. Tijdens de
comparitie is een schikking getroffen die vastgelegd is in een proces-verbaal. De
heer L. heeft het proces verbaal namens klaagster ondertekend.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) zich zonder opdracht van klaagster te stellen in de procedure tussen haar, de heer
L. en de verkopers. Klaagster is nooit bij verweerder op kantoor geweest en kent verweerder
niet. Op het moment van de comparitie was klaagster niet meer aan de heer L. gelieerd;
b) bij de comparitie zonder opdracht of machtiging namens klaagster een vaststellingsovereenkomst
te tekenen/te laten tekenen. Klaagster had de overeenkomst nooit getekend. Zij schatte
haar kansen bij voortzetting van de procedure als goed in;
c) klaagster niet serieus te nemen toen zij hem om opheldering verzocht nadat door
een deurwaarder beslag was gelegd op haar loon. Door het beslag heeft klaagster financiële
en mentale problemen gekregen
4 VERWEER
Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.
Klachtonderdeel a)
4.1 Verweerder erkent dat hij bij het aanvaarden van de opdracht om zich te stellen
in de aanhangige procedure, afgegaan is op de mededelingen van de heer L. dat de opdracht
ook namens klaagster werd gegeven. Hij had dit beter moeten verifiëren.
Klachtonderdeel b)
4.2 Bij de comparitie heeft de heer L. het proces-verbaal met daarin opgenomen de
getroffen schikking ook namens klaagster getekend. Klaagster was wegens ziekte niet
aanwezig. De schikking was in het belang van klaagster. De heer L. heeft verweerder
verzekerd dat hij het overeengekomen schikkingsbedrag direct zou voldoen. Dat heeft
hij niet gedaan. De nadien van de wederpartij ontvangen aanmaningen heeft verweerder
aan de heer L. toegezonden.
Klachtonderdeel c)
4.3 Verweerder heeft klaagster bij e-mail van 2 juni 2021 geïnformeerd over de gang
van zaken nadat de heer L. hem daarvoor toestemming had gegeven.
5 BEOORDELING
Klachtonderdeel a)
5.1 De tuchtrechter dient te toetsen of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid
die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden
mag worden verwacht. Verweerder heeft erkend dat hij onvoldoende geverifieerd heeft
of ook klaagster zijn opdrachtgeefster was. Hij heeft geen opdrachtbevestiging van
klaagster gevraagd en/of gekregen noch is op andere wijze komen vast te staan dat
klaagster de bedoeling had verweerder in te schakelen om haar belangen te behartigen
in de door de verkopers van de door haar tezamen met de heer L. gekochte woning, aangespannen
procedure. Verweerder mocht niet afgaan op de enkele mededeling van de heer L. dat
hij ook voor klaagster mocht optreden. Het feit dat klaagster wellicht wel op de hoogte
was van het feit dat er een procedure liep en dat er een comparitie van partijen was
gelast, doet daar niet aan af. Klaagster klacht is op dit onderdeel derhalve gegrond.
Klachtonderdeel b)
5.2 Klaagster verwijt verweerder dat hij het proces-verbaal namens haar heeft ondertekend.
Het proces-verbaal is getekend door de heer L, mede namens klaagster. Daarnaast is
het proces verbaal getekend door verweerder. Het proces-verbaal is dus namens klaagster
ondertekend door de heer L. Daarmee staat vast dat dit onderdeel van de klacht ongegrond
is.
Klachtonderdeel c)
5.3 Dat verweerder klaagster niet serieus heeft genomen nadat gebleken was dat er
beslag was gelegd op haar loon, is niet komen vast te staan. Integendeel: verweerder
heeft klaagster bij email van 2 juni 2021 de gang van zaken uiteengezet. Klaagster
heeft haar klacht dat zij door de gang van zaken financiële schade heeft geleden niet
onderbouwd. Dit onderdeel van de klacht is naar het oordeel van de raad ongegrond.
6 MAATREGEL
6.1 Het verwijt van klaagster dat verweerder namens haar handelde zonder uitdrukkelijke
opdracht is terecht. De klacht is daarom (deels) gegrond. Omdat verweerder echter
naar het oordeel van de raad naar beste weten en kunnen ook voor klaagster is opgetreden
en klaagster geen aantoonbare financiële schade heeft geleden, ziet de raad aanleiding
om af te zien van het opleggen van een maatregel.
7 GRIFFIERECHT
7.1 Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet verweerder op grond
van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van €
50,00 aan haar vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is
geworden. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer
schriftelijk aan verweerder door.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het klachtonderdeel onder a) gegrond;
- verklaart klachtonderdelen onder b) en c) ongegrond;
- bepaalt dat geen maatregel wordt opgelegd;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,00 aan klaagster.
Aldus beslist door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mrs. N.A. Heidanus, G.N. Paanakker, H.Q.N. Renon, H.K. Scholtens, leden, bijgestaan door mr. J.M.G. Kuin-van den Akker als griffier en uitgesproken in het openbaar op 4 april 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 4 april 2022