ECLI:NL:TADRARL:2022:74 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-914/AL/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2022:74
Datum uitspraak: 07-02-2022
Datum publicatie: 10-05-2022
Zaaknummer(s): 21-914/AL/MN
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klager heeft zich beklaagd dat verweerder in strijd met artikel 12 Advocatenwet op twee locaties kantoor houdt. Nu klager niet heeft onderbouwd op grond waarvan hij daardoor rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen, wordt klager kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 7 februari 2022
in de zaak 21-914/AL/GLD
naar aanleiding van de klacht van:

klager
over
verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de waarnemend deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) van 12 november 2021  met kenmerk K21/01, door de raad digitaal ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5.

1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Verweerder was in het verleden één van de advocaten van klager. Over die bijstand zijn op 8 juli 2019 en op 7 augustus 2019 door klager klachten ingediend bij de deken van het arrondissement Oost-Brabant. Verweerder hield in dat arrondissement op dat moment kantoor.
1.2 Tijdens voornoemde klachtprocedures is verweerder per 1 januari 2020 kantoor gaan houden te Heilig Landstichting, in het arrondissement van de deken.
1.3 Ten tijde van indiening van deze klacht bij de deken stond bij de Kamer van Koophandel als kantooradres van de eenmanszaak van verweerder een adres in ’s-Hertogenbosch vermeld. Dit adres is later gewijzigd in het kantooradres van verweerder te Heilig Landstichting.
1.4 Op 2 en op 5 januari 2021 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
in strijd met artikel 12 Advocatenwet kantoor te houden op twee locaties, te weten in ’s-Hertogenbosch en in Heilig Landstichting.

3 VERWEER
De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING
4.1 Het meest verstrekkende verweer van verweerder is dat klager geen persoonlijk belang heeft bij deze klacht. De voorzitter overweegt daarover als volgt.
4.2 Het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen tegen een advocaat komt niet aan eenieder toe, maar slechts aan diegene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken, die op grond van artikel 46f Advocatenwet de bevoegdheid heeft tegen een advocaat gerezen bezwaren ter kennis van de raad te brengen.
4.3 Klager heeft in zijn klacht niet onderbouwd op grond waarvan hij door het handelen van verweerder rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. Ook overigens is van zulke omstandigheden niet gebleken. Dit betekent dat de klacht van klager kennelijk niet-ontvankelijk zal worden verklaard.

BESLISSING
De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. A.R. Creutzberg, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 7 februari 2022.

Griffier                                                             Voorzitter
 
Verzonden d.d. 7 februari 2022