ECLI:NL:TADRARL:2022:63 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-053/AL/GLD
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2022:63 |
---|---|
Datum uitspraak: | 11-04-2022 |
Datum publicatie: | 29-04-2022 |
Zaaknummer(s): | 21-053/AL/GLD |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Ongegrond verzet. Naar het oordeel van de raad heeft de voorzitter de verjaringsbepalingen van artikel 46g leden 1 en 2 Aw goed toegepast. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 11 april
2022
in de zaak 21-053/AL/GLD
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter
van de raad van discipline van 28 juni 2021 op de klacht van:
klager
gemachtigde: mr. R
over
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 21 juni 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement
Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 18 januari 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K 19/87 van de
deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 28 juni 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad
(hierna ook: de voorzitter) klachtonderdeel a) niet-ontvankelijk verklaard, klachtonderdeel
b) kennelijk ongegrond verklaard en klachtonderdeel c) deels niet-ontvankelijk en
deels kennelijk ongegrond. Deze beslissing is op 28 juni 2021verzonden aan partijen.
1.4 Op 28 juli 2020 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
De raad heeft het verzetschrift digitaal op die datum ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 7 februari 2022. Daarbij
waren klager, bijgestaan door zijn gemachtigde, en verweerder aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het
verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en
van het verzetschrift met bijlagen.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
I. ten onrechte heeft de voorzitter onder 1.5 als vaststaand feit vermeld dat in 2015
door verweerder aan klager een bedrag is gefactureerd. Klager is pas ten tijde van
de dagvaarding in 2018 bekend geworden met enige factuur. Nu klager tijdig binnen
drie jaar daarna heeft geklaagd, dient de raad klager ontvankelijk te verklaren in
alle klachtonderdelen;
II. de voorzitter heeft in rechtsoverweging 4.4 met betrekking tot klachtonderdeel
a) miskend dat klager niet bekend was met de algemene voorwaarden van verweerder en
om die reden ook niet met het daarin genoemde uurtarief, waardoor verweerder in strijd
heeft gehandeld met gedragsregel 17;
III. de voorzitter heeft in rechtsoverweging 4.11 met betrekking tot klachtonderdeel
c) miskend dat klager op de hoogte was van de door verweerder verrichte en daarna
ook gedeclareerde werkzaamheden, terwijl dat niet het geval was.
3 FEITEN EN KLACHT
Voor de vaststaande feiten, voor zover daarin in verzet niet anders wordt overwogen,
en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een
gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld
of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als
de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing
heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen;
de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening
gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. In het bijzonder
heeft de voorzitter de verjaringsbepalingen van artikel 46g lid 1 en 2 Advocatenwet
goed toegepast. Hij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden deels niet-ontvankelijk
en deels kennelijk ongegrond bevonden.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe
gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. Klager
heeft geen stukken overgelegd waaruit zou blijken dat de voorzitter niet mocht afgaan
op hetgeen de kantonrechter heeft vastgesteld. De raad zal het verzet daarom ongegrond
verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, mrs. M.H. Pluymen, M. Tijseling, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 11 april 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 11 april 2022