ECLI:NL:TADRARL:2022:52 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-149/AL/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2022:52
Datum uitspraak: 19-04-2022
Datum publicatie: 20-04-2022
Zaaknummer(s): 22-149/AL/MN
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Dreigementen
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Van grievende uitlatingen door verweerder jegens klager is geen sprake geweest. Kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 19 april 2022
in de zaak 22-149/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:

klager
over
verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 21 februari 2022 met kenmerk Z 1530734/FB/sd, door de raad digitaal op dezelfde dag ontvangen, en van de op de in de aanbiedingsbrief en op de inventarislijst genoemde bijlagen.

1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klager staat als derde/gemachtigde mevrouw Van B bij in geschillen met haar ex echtgenoot. De ex-echtgenoot wordt bijgestaan door verweerder. Mevrouw Van B wordt tevens bijgestaan door een advocaat.
1.2 Op 29 juli 2021 heeft klager namens mevrouw Van B bij de deken een klacht ingediend tegen verweerder.
1.3 In het kader van dat klachtonderzoek heeft verweerder op 15 september 2021 gereageerd op de klachten. Daarin heeft verweerder onder meer geschreven:

“Hoewel derhalve het goede contact al lang over is, gaat [klager] wel half mei 2021 allerlei zogenaamde goed bedoelde app-berichten aan ondergetekende sturen (E), terwijl de zaak waarop hij dan duidt een zaak van mevrouw [S] en [naam cliënt verweerder] betreft;
een zaak waarin gevraagd was om [naam cliënt verweerder] als vertrouwenspersoon te accepteren, hetgeen [klager] met de gegeven 'goedbedoelde tips' stimuleerde alsnog gedaan te krijgen, waarvan alleen - naar de idee van [naam cliënt verweerder] - het doel was om zo - via [mevrouw S]- mee te blijven kijken in het privébestaan van [naam cliënt verweerder].

Immers, het was in ieder geval [mevrouw S] waarmee [klager] en [zijn cliënte Van B] contact hadden, want de persoon waarmee zij communiceerden …was [mevrouw S], bleek [naam cliënt verweerder] later.

Hoe ongelooflijk uitgekookt. [Klager] blijkt zo een gevaarlijk persoon, aldus [naam cliënt verweerder], die laatstelijk [klager] voor al zijn schaden en kosten door [klagers] akties geleden en te lijden aansprakelijk heeft gesteld, iets wat heel goed kan worden begrepen. Het houdt immers niet op, terwijl [naam cliënt verweerder] al jaren uit de strijd wil.”

1.4 Klager heeft zich bij e-mail van 15 september 2021 om 9:32 uur bij de deken beklaagd over de beschuldigingen van verweerder aan zijn adres.
1.5 Verweerder heeft hierop per e-mails van 15 september 2021 om 10:28 en om 11.44 uur richting de deken en klager gereageerd. In laatstgenoemde e-mail heeft verweerder onder meer aan klager geschreven:

“U goed kennende zult u nu ook uw pijlen op mijn persoon gaan richten. Ik wens u daarbij succes, maar ik waarschuw u. iedere minuut die ik zal besteden om u(w pijlen) van het lijf te houden zal ik basis van mijn uurtarief van E 185,00 ex BTW per uur op u verhalen, renten en kosten worden u hierbij ook aangezegd, let wel conservatoir beslag en alle andere rechtsmiddelen tot mijn beschikking zal ik na uw eerste brief, c.q. pijl in gang zetten, dan weet u wat er komen gaat. Succes.”

1.6 Op 1 oktober 2021 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) zich in een klachtprocedure, waarin klager als gemachtigde optreedt, onnodig grievend over hem uit te laten door zonder deugdelijke onderbouwing te stellen dat berichten die klager hem heeft toegestuurd bedoeld waren om ‘mee te kijken in het privéleven van de cliënt van verweerder’ en dit ‘uitgekookt’ te noemen en klager als ‘zo een gevaarlijk persoon te kwalificeren’;
b) zich in een klachtprocedure, waarin klager als gemachtigde optreedt, onnodig grievend over klager uit te laten door te stellen dat klager vergoedingen worden aangeboden voor informatie over de cliënt van verweerder;
c) in een klachtprocedure te dreigen met verhaal van kosten en executiemaatregelen wanneer door klager een klacht tegen verweerder wordt ingediend.

3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klachtonderdelen onder meer het volgende verweer gevoerd.
3.2 Het meest verstrekkende verweer is dat klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard wegens het ontbreken van een eigen rechtstreeks belang in deze procedure. Klager is niet in een tuchtrechtelijk relevant belang getroffen door de uitlatingen die verweerder over hem heeft gedaan in de klachtzaak van mevrouw B tegen hem. Dat zijn uitlatingen die in dat besloten kader en geheel zijn gedaan. Klager had ook geen positie in de rechtszaken van mevrouw B tegen de cliënt van verweerder, waarin mevrouw B door een advocaat werd bijgestaan.
3.3 Klager is al langer de veroorzaker van de nare toonzetting en escalatie tussen mevrouw B en haar ex-man en verweerder, maar is daar op geen enkele wijze op aan te spreken.
3.4 Zijn forse aantijgingen jegens klager moeten in de context worden gezien van de oeverloze zinloze klachten van klager, die hij vooral namens mevrouw B tegen verweerder heeft ingediend.

4 BEOORDELING
4.1 Verweerder heeft als meest verstrekkende verweer de niet-ontvankelijkheid van klager aangevoerd. In het tuchtrecht staat het handelen of nalaten van een advocaat centraal, ongeacht de relatie die de klager met een advocaat heeft. Omdat klager is opgetreden als gemachtigde van de wederpartij van verweerder en de in deze klachtzaak verweten uitlatingen van verweerder gaan over klager zelf, heeft klager naar het oordeel van de voorzitter een eigen belang bij de klacht om daarin te worden ontvangen.
4.2 De voorzitter stelt voorop dat het gaat om het handelen van de advocaat die niet de advocaat van klager is, maar van een ander - de heer R - bij wiens geschillen klager als gemachtigde c.q. derde  - van mevrouw Van B - is betrokken. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt in dat geval aan de advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over (voor zover hier van belang) een betrokken derde, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat ze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van (voor zover hier van belang) een betrokken derde onnodig of onevenredig schaadt, zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. De voorzitter zal de klachtonderdelen aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
Klachtonderdelen a) en b)
4.3 Deze klachten lenen zich vanwege hun samenhang voor gezamenlijke beoordeling.
4.4 Naar het oordeel van de voorzitter mocht verweerder de door klager gewraakte uitlatingen doen, zonder dat hij daarbij de grenzen van het betamelijke heeft overschreden. De voorzitter beschouwt de uitlatingen van verweerder als hard en stevig maar daarmee heeft verweerder niet de grenzen van de hem toekomende vrijheid overschreden. Daarbij speelt een rol dat de cliënt van verweerder en de cliënte van klager al jarenlang in familierechtelijke geschillen verwikkeld zijn, wat kennelijk ook tot een verslechtering in de onderlinge verhoudingen tussen verweerder en klager heeft geleid. Ook klager en verweerder stonden ooit persoonlijk op goede voet met elkaar.
4.5 Nu geen sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbare grievende uitlatingen van verweerder jegens klager, worden klachtonderdelen a) en b) kennelijk ongegrond verklaard.
Klachtonderdeel c)
4.6 In de door verweerder geschetste context, waarin de verhoudingen al jaren door geschillen tussen partijen en hun gemachtigden verharden, kan het verweerder tuchtrechtelijk niet worden aangerekend dat hij in die situatie klager op voorhand waarschuwt voor vergoeding van door verweerder door toedoen van klager onnodig te maken kosten, wat daar ook van zij. De voorzitter merkt nog op dat het epicentrum van het conflict zich lijkt te verplaatsen van partijen naar klager en verweerder. Hun cliënten zouden mogelijk meer gediend zijn bij gemachtigden die zich op welwillende wijze opstellen jegens de gemachtigde van de andere partij, ook wanneer deze niet als advocaat optreedt, zodat daardoor mogelijk de geschillen tussen de partijen een keer tot een einde kunnen komen.
4.7 Nu verweerder ten aanzien van dit verwijt niet tuchtrechtelijk laakbaar jegens klager heeft gehandeld, zal de voorzitter ook klachtonderdeel c) kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING
De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.H. van der Lecq, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 19 april 2022.

Griffier                                                         Voorzitter

Verzonden d.d. 19 april 2022