ECLI:NL:TADRARL:2022:49 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-311/AL/OV

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2022:49
Datum uitspraak: 07-02-2022
Datum publicatie: 20-04-2022
Zaaknummer(s): 21-311/AL/OV
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Klacht over eigen advocaat. Klager en zijn ex-partner hebben zich gewend tot een notaris met het verzoek het mediationtraject inzake hun echtscheiding te begeleiden. In dat kader heeft de notaris een convenant opgesteld en heeft hij partijen verwezen naar verweerder teneinde zorg te dragen voor het indienen van het echtscheidingsverzoek. De raad is van oordeel dat verweerder bij het aannemen van de opdracht van klager en zijn ex-partner gehouden was om de inhoud van het convenant en het echtscheidingsverzoek met klager (en zijn ex-partner) te bespreken en het daarover gegeven advies of de daarover verstrekte informatie schriftelijk vast te leggen. Vaststaat echter dat verweerder geen enkele vorm van persoonlijk contact heeft gehad met klager (en zijn ex-partner) voordat hij het echtscheidingsverzoek heeft ingediend. Verweerder heeft niet alleen nagelaten persoonlijk contact te hebben met klager maar ook heeft hij verzuimd om aan hem schriftelijk te bevestigen dat en waarom hij zonder enig persoonlijk contact tot de indiening van processtukken meende te moeten overgaan (en welke mogelijke consequenties dat voor klager zou kunnen hebben). Ook heeft verweerder verzuimd klager het echtscheidingsverzoek en het convenant van tevoren in concept toe te sturen. Verweerder was tot dit alles wel gehouden. Hij mocht niet zonder meer afgaan en vertrouwen op het werk van de notaris. Verweerder kwam op dit punt een eigen verantwoordelijkheid en zorgplicht toe. Verweerder heeft daardoor niet gehandeld zoals een goed advocaat betaamd. Klacht gedeeltelijk gegrond. Waarschuwing. 

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 7 februari 2022
in de zaak 21-311/AL/OV
naar aanleiding van de klacht van:

klager
over
verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 18 augustus 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 1 april 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1232362 van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 26 november 2021. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6.

2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klager en zijn ex-partner hebben zich in 2017 gewend tot notaris Hof (hierna: de notaris) met het verzoek het mediationtraject inzake hun echtscheiding te begeleiden. In dat kader heeft de notaris een convenant opgesteld en heeft hij partijen verwezen naar verweerder teneinde zorg te dragen voor het indienen van het echtscheidingsverzoek.
2.3 Verweerder heeft namens partijen op 24 juli 2017 een gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding en het door partijen ondertekende convenant ingediend bij de rechtbank Overijssel. Tussen klager en verweerder is vóór het indienen van het echtscheidingsverzoek geen contact geweest. Op 7 augustus 2017 is de echtscheiding door de rechtbank uitgesproken.
2.4 Op 20 september 2017 heeft verweerder aan partijen het inschrijvingsbericht van de gemeente Twenterand van 18 september 2017 toegestuurd, waaruit blijkt dat de echtscheiding van klager en zijn ex-partner op 11 september 2017 in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Twenterand is geplaatst. 
2.5 Vanaf december 2019 hebben klager en verweerder gecorrespondeerd over de inschrijving van de echtscheiding bij de gemeente.
2.6 Op 18 augustus 2020 heeft klager een klacht over verweerder bij de deken ingediend.

3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) geen toelichting te geven op het convenant en de gevolgen daarvan;
b) ten onrechte de echtscheiding in te schrijven in de gemeente Twenterand en niet in de gemeente Wierden;
c) een kopie van klagers identiteitsbewijs te bewaren zonder hiervan melding te maken.

4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende aangevoerd.
Klachtonderdeel a)
4.2 Het klopt dat verweerder het convenant heeft ingediend zonder dat hij met de partijen heeft gesproken. Hij weet dat dat niet volgens de geldende gedragsregels is en heeft zijn werkwijze inmiddels aangepast.
Klachtonderdeel b)
4.3 De inschrijving van een echtscheiding dient plaats te vinden in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente waarin partijen waren gehuwd. Dit is de gemeente Twenterand. Er is sprake van een kennelijke vergissing in het convenant van de notaris en daardoor in de uitspraak van de rechtbank.

5 BEOORDELING
5.1 De raad hanteert als uitgangspunt dat de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan, zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (HvD 5 februari 2018 ECLI:NL:TAHVD:2018:32).
5.2 Daarbij wordt opgemerkt dat binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden. De raad toetst daarom of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (HvD 3 april 2020, ECLI:NL:TAHVD:2020:80).
Klachtonderdeel a)
5.3 De raad is van oordeel dat verweerder bij het aannemen van de opdracht van klager en zijn ex-partner gehouden was om de inhoud van het convenant en het echtscheidingsverzoek met klager (en zijn ex-partner) te bespreken en het daarover gegeven advies of de daarover verstrekte informatie schriftelijk vast te leggen. Vaststaat echter dat verweerder geen enkele vorm van persoonlijk contact heeft gehad met klager (en zijn ex-partner) voordat hij echtscheidingsverzoek heeft ingediend. Verweerder heeft niet alleen nagelaten persoonlijk contact te hebben met klager maar ook heeft hij verzuimd om aan hem schriftelijk te bevestigen dat en waarom hij zonder enig persoonlijk contact tot de indiening van processtukken meende te moeten overgaan (en welke mogelijke consequenties dat voor klager zou kunnen hebben). Ook heeft verweerder verzuimd klager het echtscheidingsverzoek en het convenant van tevoren in concept toe te sturen. Verweerder was tot dit alles wel gehouden. Hij mocht niet zonder meer afgaan en vertrouwen op het werk van de notaris. Verweerder kwam op dit punt een eigen verantwoordelijkheid en zorgplicht toe. Verweerder daardoor niet gehandeld als een goed advocaat betaamd. Dit klachtonderdeel zal daarom gegrond worden verklaard.
Klachtonderdeel b)
5.4 Klager verwijt verweerder dat hij de echtscheiding heeft ingeschreven in de gemeente Twenterand en niet in de gemeente Wierden, zoals genoemd in het convenant. De raad overweegt dat een beschikking tot echtscheiding dient te worden ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente waarin partijen zijn getrouwd. Klager en zijn ex-partner zijn getrouwd in Vriezenveen, thans  gemeente Twenterand. Verweerder heeft dus terecht de inschrijving van de echtscheiding in die gemeente gedaan. Dat in het convenant een andere gemeente is genoemd, maakt dat niet anders. Verweerder heeft niet klachtwaardig gehandeld. Dit klachtonderdeel zal daarom ongegrond worden verklaard.  
Klachtonderdeel c)
5.5 Vast is komen te staan dat verweerder een kopie van het identiteitsbewijs van klager in zijn dossier had. Hij had die kopie – samen met de overige stukken – van de notaris ontvangen. De raad is van oordeel dat zonder nadere toelichting van klager - die ontbreekt -  niet valt in te zien in welke zin verweerder in dezen een tuchtrechtelijk verwijt treft. Een feitelijke grondslag voor een tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen ontbreekt. Daarom zal ook dit klachtonderdeel ongegrond worden verklaard.

6 MAATREGEL
6.1 De klacht is deels gegrond. Verweerder heeft jegens klager niet gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat mag worden verwacht. In het voordeel van verweerder houdt de raad er rekening mee dat verweerder het klachtwaardige van zijn handelen heeft erkend en heeft aangegeven dat hij in de toekomst niet meer op deze wijze zal handelen. Voorts wordt in aanmerking genomen dat verweerder niet eerder door de tuchtrechter is veroordeeld. Rekening houdend met alle feiten en omstandigheden is de raad van oordeel dat een waarschuwing passend en geboden is.

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 50,- aan forfaitaire reiskosten van klager,
b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
c) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerder moet het bedrag van € 50,- aan forfaitaire reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klager. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.
7.4 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer 21-311/AL/OV.

BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart klachtonderdeel a gegrond;
- verklaart klachtonderdelen b) en c) ongegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klager, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.

Aldus beslist door mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, mrs. P. Rijnsburger en G.N. Paanakker, leden, bijgestaan door mr. mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 7 februari 2022.

Griffier                                      Voorzitter

Verzonden d.d. 7 februari 2022